Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Postbus 90801 2509 LV Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Anna van Hannoverstraat 4 der Staten-Generaal Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Binnenhof 1a
2513 AA 's- GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk 2040503480 AV/CAM/2004/81553

Onderwerp Datum
Arbeidsvoorwaarden en -condities voor 13 december 2004 reisleiders

Op 18 november jl. heeft het lid Bussemaker (PvdA) vragen gesteld over de ./. arbeidsvoorwaarden en ­condities voor reisleiders. Hierbij ontvangt u de beantwoording van deze vragen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

2040503480

Vragen van het lid Bussemaker (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de arbeidsvoorwaarden en condities voor reisleiders. (Ingezonden 18 november 2004)


1
Herinnert u zich de eerder door mij gestelde vragen over dit onderwerp?1

Antwoord 1
Ja.


2

2
Wat is in de tussenliggende periode ondernomen om onwenselijke situaties in de reisbranche tegen te gaan? Wat is uw rol daarin geweest?

4
Bent u op de hoogte van voorstellen binnen de reisbranche zelf om over te gaan tot certificering van reisbureaus? Bent u bereid om dit initiatief van de branche zelf te ondersteunen, bijvoorbeeld door middel van het invoeren van een APK-keuring, meldpunt of iets dergelijks?

7
Bent u ervan op de hoogte dat er vanuit de reisbranche contacten zijn met onderwijsinstellingen om te komen tot een opleiding speciaal gericht op reisleiders? Op welke manier is het kabinet van plan om de ontwikkeling van deze opleiding te ondersteunen?

Antwoord 2+4+7
Zoals ik bij de beantwoording van eerdere vragen dit jaar al heb aangegeven, is dit een verantwoordelijkheid van betrokken partijen zelf. Uit contacten met de reisbranche is mij niets gebleken van de genoemde voorstellen met betrekking tot de positie van reisleiders in het buitenland.


3
Deelt u de mening dat ongelukken onder verantwoordelijkheid van Nederlandse reisleiders in het buitenland ook onder de Nederlandse wet- en regelgeving vallen?2 Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3
Nee. In zijn algemeenheid heeft de Nederlandse wet- en regelgeving territoriale werking. Hierdoor geldt de Nederlandse arbeidsbeschermende wetgeving niet in het buitenland.

5
Kunt u de berichten bevestigen dat veel reisleiders in het buitenland onder het minimumloon werken en dat het vaststellen van het loon vaak «natte vingerwerk» is? Wat bent u van plan te gaan doen aan deze onwenselijke situatie?

Antwoord 5
Het is mogelijk dat er reisleiders in het buitenland zijn die onder het minimumloon werken, maar mij is niet bekend om hoeveel reisleiders het gaat, welke beloningsvormen men wel en niet krijgt en welke individuele afspraken eventueel gemaakt zijn over loon in natura (vliegtickets, verzekeringen, onbezoldigd verblijf in het buitenland) en andere zaken.
Een werknemer die zijn dienstbetrekking buiten het Rijk vervult, valt alleen onder de werking van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag (WMM) indien zowel hij als de werkgever binnen het Rijk wonen of gevestigd zijn. In die situatie waar de bepalingen van de WMM van toepassing zijn, geldt dat deze civielrechtelijk van aard zijn. De werknemer die minder betaald krijgt dan het wettelijk minimumloon kan dit tekort van de werkgever in een civiele procedure opeisen. Een andere optie die de onderbetaalde werknemer heeft is het indienen van een klacht bij de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie zal dan bij een in Nederland gevestigde werkgever een boekenonderzoek instellen en, in het geval onderbetaling wordt geconstateerd, de werkgever schriftelijk hiervan in kennis stellen met het verzoek om het verschil in beloning uit te betalen. Ook de ondernemingsraad en de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties worden hierover geïnformeerd.

6
Deelt u de mening dat het voldoen aan de meest elementaire arbeidsvoorwaarden voor reisleiders in het buitenland bijdraagt aan de veiligheid van zowel de reisleider als van de reiziger?

Antwoord 6
Mij zijn geen uitkomsten van onderzoek bekend die een verband aantonen tussen enerzijds het voldoen aan de meest elementaire arbeidsvoorwaarden voor reisleiders in het buitenland en anderzijds de veiligheid van zowel de reisleider als van de reiziger.

3

Ik vertrouw er op dat reisleiders en reizigers in staat zijn om vooraf een gedegen afweging te maken van de relevante risico's die verbonden zijn aan de gekozen reisbestemming.

8
Deelt u de mening dat, aangezien de Arbeidsinspectie niet bevoegd is in het buitenland tot het verrichten van toezicht op de naleving van de Nederlandse wetgeving, de Arbeidsinspectie meer met buitenlandse arbeidsinspecties en in ieder geval Europese arbeidsinspecties moet gaan samenwerken? Bent u bereid om zich hiervoor in te zetten?

Antwoord 8
Een deel van de relevante Nederlandse Wetgeving zoals de WMM, mits van toepassing, kan in Nederland worden gecontroleerd.
Wetgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden zal voor Nederlandse reisleiders werkzaam in het buitenland ter plekke door de daar bevoegde Arbeidsinspectie moeten worden onderzocht. Nederlandse reisleiders kunnen zich met klachten of naar aanleiding van ongevallen direct tot de betrokken buitenlandse Arbeidsinspectie wenden of dit doen via de Nederlandse Arbeidsinspectie. Binnen de EU hebben de Arbeidsinspecties coördinatiemechanismen ontwikkeld om snel informatie en verzoeken uit te wisselen.


1 Aanhangsel Handelingen nr. 1870, vergaderjaar 2003­2004.

2 Han Westerhof, Radio 1, 16 november jl.