Persbericht
European primary care
Wie in Nederland een gezondheidsprobleem krijgt, neemt om te beginnen
contact op met een eerstelijns hulpverlener, meestal een huisarts,
maar soms ook een verpleegkundige of fysiotherapeut. Die verwijst dan
eventueel door. In andere Europese landen kan de route van hulpvraag
naar hulp heel anders zijn, met een minder prominente rol voor de
eerste lijn. Welke invloed heeft de eerstelijnszorg op de kwaliteit en
doelmatigheid van de gezondheidszorg? En in welke richting zou de
Europese eerstelijnszorg zich moeten ontwikkelen? Een sterke
eerstelijnszorg blijkt gunstig. Die in Europees verband verder
uitbouwen is dan ook aan te bevelen. Dit stelt de Gezondheidsraad in
een advies dat vandaag wordt aangeboden aan de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Op dit moment zijn er grote verschillen tussen Europese landen in de
organisatie van de gezondheidszorg buiten de ziekenhuizen. Zo zijn in
veel landen lang niet alle patiënten ingeschreven bij een huisarts.
Het beschikbare internationaal vergelijkend onderzoek laat zien dat
een sterke eerstelijnszorg samengaat met een effectievere en
doelmatiger gezondheidszorg. De eerstelijns hulpverleners zorgen
ervoor dat patiënten terechtkomen bij de juiste specialisten. Ze
bewaken ook de continuïteit. En ze stimuleren door hun gidsfunctie en
evidence-based protocollen een doelmatiger gebruik van zorg.
Deze wetenschappelijke kennis over de gunstige rol van de eerste lijn
kan goed benut worden nu de zorgsystemen in Europa de komende jaren
naar elkaar toe zullen groeien. Alle landen worden geconfronteerd met
zaken als vergrijzing, nieuwe technologieën, een mondige bevolking en
financiële beperkingen. Het ligt voor de hand dat gezocht zal worden
naar overeenkomstige oplossingen. In dat kader is versterking van de
eerstelijnszorg een belangrijk aandachtspunt.
Het verdient dan ook aanbeveling om op korte termijn een Europees
forum op te richten om de eerstelijnszorg verder te ontwikkelen. De
Gezondheidsraad ziet veel in teams en netwerken van eerstelijns
zorgverleners die verantwoordelijk zijn voor alle mensen in een
gebied. Op die manier kan de gidsfunctie van de eerste lijn optimaal
benut worden. Uiteraard is nauwe samenwerking met andere sectoren in
de gezondheidszorg, zoals preventie en arbeidsgerelateerde zorg, van
groot belang. Voor alle landen, dus ook voor Nederland, geldt dat de
capaciteit moet meegroeien met de toename van het aantal chronisch
zieken en ouderen.
Dit advies werd opgesteld door een commissie waarin zitting hadden:
· prof. dr JA Knottnerus, voorzitter Gezondheidsraad, Den Haag,
hoogleraar huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht, voorzitter ·
drs I van Bennekom, directeur Nederlandse Patiënten Consumenten
Federatie, Utrecht · prof. dr EKA van Doorslaer, hoogleraar
gezondheidseconomie, Erasmus Universiteit Rotterdam · prof. dr CMA
Frederiks, emeritus hoogleraar verplegingswetenschap, Universitair
Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen · prof. dr PP Groenewegen, hoofd
onderzoeksafdeling, Nederlands instituut voor onderzoek van de
gezondheidszorg (NIVEL), Utrecht · prof. dr FM Haaijer-Ruskamp,
hoogleraar geneesmiddelgebruikstudies, Rijksuniversiteit Groningen ·
prof. dr RA Hira Sing, hoogleraar jeugdgezondheidszorg,Vrije
Universiteit, Amsterdam · dr JBF Hutten, Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, adviseur · prof. dr JM de
Maeseneer, hoogleraar huisartsgeneeskunde en
eerstelijnsgezondheidszorg, Universiteit Gent · prof. dr B Meyboom-de
Jong, emeritus hoogleraar huisartsgeneeskunde, Rijksuniversiteit
Groningen · prof. dr RAB Oostendorp, wetenschappelijk directeur
Nederlands Paramedisch Instituut, Amersfoort, hoogleraar paramedische
zorg, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen · dr AHJ van
de Rijdt-van de Ven, management consultant, Eindhoven · prof. dr AH
Schene, hoogleraar psychiatrie, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
· prof. dr C van Weel, hoogleraar huisartsgeneeskunde, Universitair
Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen · prof. mr FCB van Wijmen,
hoogleraar gezondheidsrecht, Universiteit Maastricht · prof. dr JW
Wladimiroff, emeritus hoogleraar verloskunde en gynaecologie, Erasmus
Universiteit Rotterdam · dr JND de Neeling, Gezondheidsraad, Den Haag,
secretaris
Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt dr JND de Neeling, tel.
(070) 340 5710, nico.de.neeling@gr.nl.
16 december 2004
Gezondheidsraad