Wageningen Universiteit

Persbericht Wageningen Universiteit en Researchcentrum, nr. 120, 14 december 2004

Anorexia bij watervlooien

Rivo-directeur martin scholten promoveert aan vrije universiteit

Watervlooien kunnen een gemakkelijke en goedkope oplossing zijn voor overmatige algenbloei maar in vervuild water eten de watervlooien minder algen. Dat zegt drs. Martin Scholten die op 20 december hoopt te promoveren aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Scholten is directeur van het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) in IJmuiden.

Wanneer er sprake is van algengroei wordt meestal eerst gekozen voor het terugdringen van de toevoer van met name fosfaat om de waterkwaliteit te verbeteren. Hiervoor zijn vaak dure, rigoureuze en onnatuurlijke maatregelen nodig terwijl watervlooien het makkelijker en bovendien goedkoper kunnen. Wel zijn watervlooien zeer gevoelig voor verontreiniging van het water door bijvoorbeeld
gewasbeschermingsmiddelen, gevoeliger dan vis of de algen zelf. Het blijkt zo te zijn dat vlooien al minder algen gaan eten, de zogenaamde 'toxic anorexia', zonder dat invloeden van verontreiniging merkbaar zijn op het overleven of de voortplanting van deze vlooien.

Door middel van een speciaal ontworpen test, de zogenaamde eco-assay, is in vaten van tachtig liter het eten van algen door watervlooien gemeten. Het bleek dat een dichtheid van minder dan tien vlooien per liter al effectief kan zijn tegen bepaalde soorten algen. Ook blijkt dat sommige blauwalgen slecht eetbaar zijn waardoor er meer watervlooien nodig zijn. Aan de hand van een veldstudie, waarbij plankton-eco-assays zijn uitgevoerd met water uit het Amstelmeer in Noord-Holland, toonde Martin Scholten aan dat een verstoorde begrazing van algen de oorzaak is geweest van de permanente algenbloei in de jaren negentig.

Martin Scholten zal zijn proefschrift 'Ecotoxicological effects on zooplankton- phytoplankton-interactions in eutrophied waters' op 20 december 2004 om 13.45 uur verdedigen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij voerde het overgrote deel van zijn onderzoek uit bij TNO. De afronding vond plaats naast zijn werkzaamheden aan het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) van Wageningen UR, waar hij sinds 2002 directeur is.