Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA DEN HAAG

Uw brief Ons kenmerk
AI/CB/2004/25142

Onderwerp Datum
ACT II, rapport van bevindingen 20 december 2004
zelfevaluatie Arbeidsinspectie

In het vervolg op de "Kaderstellende Visie op Toezicht" van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (TK 2000-2001, 27831 nr. 1) zijn de Ambtelijke Commissies Toezicht I en II ingesteld ACT II had als opdracht de intercollegiale toetsing van de zelfevaluaties van toezichtsarrangementen en de advisering daarover.
In 2003 is het toezicht op de arbeidsomstandigheden door de Arbeidsinspectie onderworpen aan deze zelfevaluatie en toetsing.
Bijgaand zend ik u het rapport van de Ambtelijke Commissie Toezicht II, met daarin de bevindingen over de zelfevaluatie van de Arbeidsinspectie.

Het rapport bevat naar mijn oordeel een goede weergave van de feiten, de beschrijving van de organisatie en het beleid van de Arbeidsinspectie en van het uitgevoerde onderzoek naar de zelfevaluatie. Het over het geheel genomen positieve beeld dat van organisatie en functioneren van de Arbeidsinspectie wordt geschetst, stemt mij tot vreugde. In de kritische punten zie ik een aanmoediging om het steeds beter te doen.

Met betrekking tot afzonderlijke bevindingen en adviezen wil ik het volgende opmerken (de aanduiding tussen haakjes verwijst naar het onderdeel van de rapportage):

Overgang naar landelijk uniform opereren (A 1)
De Commissie refereert aan de organisatieverandering van de Arbeidsinspectie per 1 april 2003, waarbij de regiosturing is vervangen door een organisatievorm met landelijk aangestuurde bedrijfstakken (bij de aanpak van de arbeidsomstandigheden) of werksoorten (Arbeidsmarktfraude en Major Hazard Control) met uitvoerende regionale inspectieteams. De Commissie constateert veel winst van dit model (eenheid van uitvoering en strategie,

2

centrale planvorming en dergelijke) maar signaleert als risico mogelijke inflexibiliteit in de capaciteitsinzet tussen deze landelijke directies.
Dat risico wordt door mij herkend, maar ik acht voldoende signalerings- en bijsturingsmogelijkheden aanwezig waarmee de Arbeidsinspectie de benodigde flexibiliteit zal kunnen opbrengen. Het recente verleden heeft daarvan al voorbeelden laten zien. Bij knelpunten in de capaciteit bij directies werden over en weer medewerkers uitgeleend en werd van elkaars deskundigheid gebruik gemaakt.

Relatie tussen beleid en toezicht (A 2)
De Commissie signaleert bij de Arbeidsinspectie een versterking in de oriëntatie naar de handhavende activiteiten ­ de inspectieprofessie ­ met als verondersteld gevolg een afnemende kwaliteit van de beleidsinput vanuit AI-rapportages.
Tussen het betreffende Directoraat-generaal en de Arbeidsinspectie vindt periodiek overleg plaats over de invulling van de informatieve taak van de Arbeidsinspectie. Daarbij zijn de aard van de AI-rapportages naar aanleiding van inspectieprojecten en de wijze waarop de kwantitatieve en kwalitatieve signalen aan de beleidsdirecties worden aangegeven, onderwerp van bespreking. Recent is een departementaal handhavingskader vastgesteld. Hierin wordt de relatie tussen de diverse betrokken onderdelen van het departement bij het formuleren van het handhavingsbeleid geregeld. Ik verwacht daarvan een verheldering en versterking van de interne samenwerkingsrelaties op dit vlak.

Relatie tussen Minister en toezichthouder (A3, C1 en C3)
De Commissie geeft aan dat niet expliciet is vastgelegd dat de Arbeidsinspectie in de uitvoering van haar taken onafhankelijk van de Minister opereert.
Deze opvatting kan ik in niet in alle opzichten delen. Voor individuele onderzoekingen geldt deze onafhankelijkheid terdege en is dat ook de huidige praktijk. Waar het gaat om het functioneren als geheel geldt dat de Arbeidsinspectie door mij, respectievelijk de Staatssecretaris moet kunnen worden aangestuurd. Dat gebeurt doorgaans aan de hand van het aan ons voorgelegde concept-Jaarplan van deze dienst. Voor wat betreft publicaties van de Arbeidsinspectie geldt dat persberichten aan mij of de Staatssecretaris voorafgaand aan de publicatie worden voorgelegd, tenzij het gaat om kwesties van regionaal of ondergeschikt belang, dan kan dat ook achteraf plaatsvinden. Ik heb er geen bezwaar tegen de huidige praktijk in een protocol vast te leggen.

Verbetering Bedrijfsvoering (A5)
Met ingang van 1 januari 2004 valt de AI, net als de Inspectie Werk en Inkomen, onder de Inspecteur-generaal. Gezamenlijk vormen zij de SZW-inspecties. Door het onderbrengen van beide inspecties onder één inspecteur-generaal hebben de inspecties een gelijkwaardige positie gekregen in de cyclus beleid-uitvoering-handhaving-toezicht.
Om de efficiency van beide inspecties te kunnen vergroten wordt waar mogelijk de samenwerking tussen beide bevorderd en indien nodig onderscheiden. Bevordering van de samenwerking wordt met name gezocht in de afstemming, uniformering en integratie van de bedrijfsvoering.

Beoordelingskader en pseudowetgeving (B3)
Door de Commissie wordt een gewenste situatie geschetst, waarbij de inspecteur vanuit een algemeen beoordelingskader en een nadere invulling per branche of sector ruimte moet hebben voor interpretatie in afzonderlijke situaties.


3

Ik onderken dat per situatie maatwerk nodig is. Arbeidsomstandighedenwet en ­besluit bevatten veel zogenaamde doelvoorschriften, waarbij de vraag of de regels voldoende worden nageleefd mede afhangt van de situatie in de afzonderlijke branches en bedrijven (stand van de techniek, aard en omvang van de daadwerkelijke risico's, omgevingsfactoren e.d.). Dat mag echter niet ten koste gaan van de rechtsgelijkheid tussen onder toezicht gestelden. Daartoe zijn er op dit terrein op sommige onderwerpen beleidsregels vastgesteld en hanteert de Arbeidsinspectie - waar dat nodig wordt geacht - handhavingsinstructies, die de inspecteur richting geven in de wijze waarop hij met situaties op de beschreven onderwerpen om moet gaan, de bril die hij hanteert bij de inspectie. Daarnaast wordt met name in de projectaanpak, in de voorbereiding en tijdens de uitvoering ingegaan op aan te treffen en aangetroffen situaties bij de inspecties in de gekozen branche. Daarmee wordt er juist alles aan gedaan ongewenste interpretatieverschillen tegen te gaan. De regelgeving op het terrein van de arbeidsomstandigheden is momenteel onderwerp van brede discussie op velerlei fronten. Naast het advies van de Sociaal-Economische Raad over de arbodienstverlening is er de lopende evaluatie van de Arbowet die integrale inzichten moet opleveren over de optimale mix tussen de behoefte aan regelruimte voor sectoren in het bedrijfsleven aan de ene kant en de behoefte aan duidelijkheid van de regels en regelhandhaving aan de andere kant.

De toezichtspraktijk (B4)
De Commissie schetst een tweetal basistypen van gedrag in de uitvoeringspraktijk en de door het veld aangegeven opinie daarover.
Op de vraag welk type gedrag het meest effectief is (de begripvolle inspecteur versus de strenge handhaver) breng ik onder uw aandacht dat in de opleiding en training van inspecteurs het juiste gedrag als reactie op verschillende situaties wordt aangegeven en geoefend. Het is één van de facetten van de professionalisering van de inspectiemethoden. In die zin is de in het rapport aangegeven tegenstelling door de Arbeidsinspectie in de praktijk al opgelost. Er moet sprake zijn van duidelijkheid en hardheid op inhoud (overtredingen moeten worden weggenomen) en zachtheid in de communicatie (begrip voor de situatie van degene die wordt aangesproken). Uit de vele tienduizenden contacten per jaar tussen Arbeidsinspectie en bedrijven volgen slechts enkele klachten over vermeend onjuist optreden van inspecteurs. Dit gegeven onderstreept de juistheid van de aanpak.

Horizontalisering (E)
De Commissie gaat in op de mogelijkheden die er liggen om horizontaal toezicht, bijvoorbeeld in de vorm van certificering als kwaliteitsindicatie, te gebruiken om het toezicht efficiënter in te richten.
Daartoe kan worden vermeld dat ingevolgde de geformuleerde rechten van werknemers en medezeggenschapsorganen in de Arbeidsomstandighedenwet ­ bijvoorbeeld met betrekking tot de betrokkenheid bij de opstelling van de risico-inventarisatie en ­evaluatie - er feitelijk al een verregaande vorm van beïnvloeding en horizontaal toezicht op dit terrein bestaat. Op zich is het gebruik van certificatie een interessante gedachte, die op arbogebied al gedeeltelijk bestaat (er zijn tientallen regelingen op dit gebied) en beleidsmatig verder wordt onderzocht. Of het voor een toezichthouder als de Arbeidsinspectie een bijdrage kan leveren hangt af van de mate waarin dergelijke systemen daadwerkelijk positief invloed uitoefenen op het nalevingsgedrag van de bedrijven op alle afzonderlijke terreinen. Daarbij moet worden aangetekend dat in de huidige praktijk de focus nu al en steeds meer is gericht op de branches en de bedrijven, waar de risico's het grootst en de naleving het laagst is. Certificatie, zelfevaluaties en dergelijke fenomenen kunnen ­ mits toegang tot dergelijke


4

informatie eenvoudig is ­ in het toezicht vooral een bijdrage leveren aan het selectieproces van bedrijven die voor inspectie of controle in aanmerking komen. De Arbeidsinspectie kan dan prioriteit geven aan het inspecteren van bedrijven zonder certificatie.

Van de concrete opmerkingen van werkgevers in bijlage 3 is kennis genomen. Hoewel het gaat om een zeer kleine groep van ondervraagden en er ook volgens de Commissie geen representativiteit aan mag worden ontleend, geeft het in elk geval een goed beeld van gedachten en opvattingen bij deze doelgroep.
Met de gemaakte opmerkingen zal rekening worden gehouden bij (het opstellen van) de werkwijze en interne instructies van de Arbeidsinspectie. Dat geldt in het bijzonder waar men het heeft over het verschil dat wordt ervaren in de toonzetting bij inspecties (correct, eerlijk, proportioneel en genuanceerd) ten opzichte van de toonzetting in handhavingscorrespondentie (formeel en handhavend). Er kan tijdens de inspecties meer en beter toelichting worden gegeven op het hoe en waarom van deze formele toonzetting. De gemelde samenloop met andere inspectiediensten en overheden is momenteel onderwerp van onderzoek en aanpak in onder meer het traject Project Andere Overheid.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)