Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
22 november AAM/ASAM/04/81951
nr. 2040503530
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Visser en 23 december 2004
Weekers (beiden VVD)
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Visser en Weekers (beiden
VVD) over verstrekte tewerkstellingsvergunningen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
2
2040503530
Vragen van de leden Visser en Weekers (beiden VVD) aan de staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over verstrekte tewerkstellingsvergunningen. (Ingezonden 19
november 2004)
Vraag 1
Zijn de berichten juist dat dit jaar 21.800 tewerkstellingsvergunningen zijn verleend aan
inwoners uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie? 1)
Antwoord 1
Ja. Dit cijfer heeft betrekking op de periode 1 mei t/m 30 september 2004. Volgens de
laatste cijfers van de CWI zijn in de periode 1 mei t/m 31 oktober 2004 25.632
tewerkstellingsvergunningen verleend ten behoeve van werknemers uit de acht tot de EU
toegetreden Midden- en Oosteuropese landen (Estland, Hongarije, Letland, Litouwen,
Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië). Het overgrote deel (20.700) van deze
tewerkstellingsvergunningen heeft betrekking op Poolse werknemers.
Vraag 2
Is er een verklaring voor het feit dat sprake is van een zeer sterke stijging van de cijfers ten
opzichte van die in voorafgaande jaren?
Antwoord 2
Bij de stijging van de aantallen kunnen verschillende effecten een rol hebben gespeeld.
- Het is waarschijnlijk dat de toename van twv aanvragen voor de MOE-werknemers ten
koste is gegaan van aanvragen voor werknemers van buiten de EER. Ter illustratie: over
het tweede en derde kwartaal van 2004 werden in totaal 29.199 twv's afgegeven, terwijl
in 2003 over de dezelfde periode in totaal 22.955 twv's zijn afgegeven. De toename is
dus 6.244. Het aantal twv's die verleend zijn ten behoeve van MOE-werknemers is in
dezelfde periode toegenomen met circa 10.000.
- De publiciteit rond de strenge aanpak van malafide werkgevers, cq. de aankondiging van
invoering van de bestuurlijke boete kan de gepercipieerde pakkans van werkgevers
hebben verhoogd. Dit kan - vooral in sectoren waar geen arbeidsmarkttoets plaatsvindt -
tot gevolg hebben gehad dat bedrijven illegale arbeid hebben omgezet in legale arbeid.
- De toegenomen deelname van werkgevers aan het LTO-Project Seizoensarbeid. Via dit
project wordt een groot deel van de vacatures van de seizoenswerkzaamheden in de
land- en tuinbouw vervuld. Er is de afgelopen jaren een continue stijging van verleende
twv's in het kader van dit project geweest. In 2002 waren dit er 4.466; in 2003 7.097
verleende twv's. In 2004 zijn er tot en met 31 oktober 9.369 vergunningen verleend.
- De extra vraag naar twv's in de door CWI aangewezen sectoren/beroepen waarin geen
arbeidsmarkttoets geldt en waar geen vacature hoeft te worden aangemeld. Veel
werkgevers hebben gebruikt gemaakt van deze versnelde regeling voor
tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van vreemdelingen uit de MOE-landen (9.686
twv's verleend).
3
Vraag 3
Is er een onderverdeling te maken naar de diverse sectoren waarvoor de
tewerkstellingsvergunningen zijn verleend? Hoeveel vergunningen zijn verleend volgens de
vereenvoudigde procedure vanwege aantoonbare tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt?
Antwoord 3
De vijf grootste sectoren van de 25.632 tewerkstellingsvergunningen betreffen (totaal
22.812 van de 25.632 twv's):
Land- en tuinbouw 16.245 twv's
Zakelijke dienstverlening (waaronder uitzendbureaus) 4.585
Binnenvaart 761
Voeding- en genotmiddelenindustrie
613
Wegvervoer 603
Een groot deel van de twv's in de land- en tuinbouw verloopt hierbij via het Project
Seizoensarbeid.
Van de verleende twv's is een aanzienlijk deel zonder arbeidsmarkttoets verleend. Dit geldt
zowel voor de twv's die via de versnelde procedure in de door CWI aangewezen
sectoren/beroepsgroepen zijn verleend, als twv's voor studenten en stagiaires en
internationaal concernpersoneel.
Op grond van de versnelde procedure zijn 9.686 tewerkstellingsvergunningen (van de
25.632) afgegeven:
5.618 Land- en tuinbouw: seizoensarbeid (de open teelten) (juni t/m aug.)
2.514 Zakelijke dienstverlening & Voeding- en genotmiddelenindustrie: slachtsector en
vleesverwerkende industrie (mei t/m oktober).
726 Wegvervoer: internationaal transport (mei t/m oktober)
508 binnenvaart (mei t/m oktober)
350 Bovengenoemde vrijgestelde functies, niet nader gespecificeerd
Vraag 4
Is een verklaring mogelijk waarom, gezien de huidige situatie op de Nederlandse
arbeidsmarkt, niet meer werklozen beschikbaar waren voor deze 21.800 vacatures?
Antwoord 4
Het grootste deel van de twv's die zijn afgegeven betreft vacatures met betrekking tot
seizoenarbeid in de land- en tuinbouw. Het blijkt moeilijk om op korte termijn voldoende
geschikt en beschikbaar arbeidsaanbod hiervoor te mobiliseren. Ik heb daarom de Raad voor
Werk en Inkomen gevraagd een voorstel te doen hoe de personeelsvoorziening in de land-
en tuinbouwsector kan worden verbeterd met een verhoogde inzet van werkzoekenden. De
RWI geeft in zijn advies over seizoensarbeid van donderdag 16 december jl. voor de
beperkte inzet van werkzoekenden de volgende redenen:
- Werkgever vraagt productieve arbeid. Het productiviteitsniveau van
uitkeringsgerechtigden is in de ogen van de werkgever veelal te laag.
- Aanbod niet altijd gemotiveerd. Het imago van de sector en de werkzoekenden is
over en weer niet positief.
4
- Aanbod heeft niet voldoende prikkels. Er is geen (financiële) stimulans voor
uitkeringsgerechtigden om deel te nemen. Ook bij deelname zijn er voor de
uitkeringsgerechtigde veel administratieve lasten om na afloop van de piekarbeid
opnieuw een uitkering aan te vragen.
- Allocatieproblemen: reistijd, bereikbaarheid van werkgevers.
- De concurrentie met aanbod uit buitenland (Polen en andere MOE-landen) is groot.
In dit advies heeft de Raad voor Werk en Inkomen een voorstel gedaan hoe tot verhoogde
inzet van werkzoekenden kan worden bereikt. De kern hiervan is dat werkzoekenden in
dienst treden van een detacheringsbedrijf dat functioneert als `tussenwerkgever'. Het
detacheringsbedrijf neemt de organisatie van de seizoensarbeid voor zijn rekening. Ik ben
voornemens om begin volgend jaar het nodige overleg te voeren over en mijn standpunt te
bepalen op de RWI-voorstellen. Ik zal de Tweede Kamer hierover rapporteren.
Vraag 5
Is het mogelijk inzicht te geven in het gemeentelijk beleid bij weigering van werk door
werklozen (waaronder seizoensarbeid), als gevolg waarvan het verlenen van
tewerkstellingsvergunningen noodzakelijk wordt?
Antwoord 5
Nee. SZW houdt geen centrale registratie bij van hoe de gemeenten omgaan met het
weigeren van werk door bijstandsgerechtigden. De Wet werk en bijstand (WWB) legt de
verantwoordelijkheid voor het reïntegratiebeleid bij de gemeenten, en biedt de gemeenten
mogelijkheid om maatregelen toe te passen als de bijstandgerechtigde niet meewerkt.
Gezien de volledige financiële verantwoordelijkheid van de gemeenten bij de WWB, heeft
de gemeente al het belang om werkzoekenden weer aan het werk te krijgen en een maatregel
toe te passen als dit het geëigende instrument is.
Vraag 6
Is er contact tussen de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot stand gekomen teneinde werklozen op te leiden dan
wel bij te scholen voor die sectoren en beroepen waar aantoonbare tekorten blijken
(bijvoorbeeld laboranten, schippers)? Is er een plan van aanpak om deze structurele
problemen aan te pakken?
Antwoord 6
Nee. De meeste vrijgestelde functies betreffen niet direct functies waarbij scholing via een
door de overheid bekostigde opleiding plaatsvindt. Het betreft vooral vaardigheden die
moeten worden opgedaan via een (korte) opleiding op de werkplek, danwel die ervaring
vereist. De redenen dat werkzoekenden deze functies niet willen vervullen lijken dezelfde te
zijn als die zoals hierboven beschreven de RWI noemt bij de redenen dat
werkzoekenden geen seizoenswerkzaamheden willen vervullen. De tekorten lijken dus niet
gekoppeld te zijn aan het gebrek aan opleidingsplaatsen. Overigens geldt ten aanzien van
laboranten dat er dit jaar nog geen vergunningen zijn afgegeven.
5
Vraag 7
Blijkt uit de u nu bekende informatie dat de ramingen in het rapport van het Centraal
Planbureau (CPB) eerder dit jaar aan de lage kant zijn geweest? 2) Kan worden verklaard
waarom zoveel meer seizoenswerkers en anderen naar Nederland zijn gekomen dan het CPB
heeft voorspeld? Kan inzicht worden gegeven in de feitelijke budgettaire effecten in
vergelijking tot de verwachte budgettaire effecten in het eerder genoemde rapport?
Antwoord 7
De verwachting met betrekking tot het aantal arbeidsmigranten dat vanuit de MOE-landen
naar Nederland zou komen, is primair gebaseerd op de CPB-notitie van 14 januari 2004
`Arbeidsmigratie uit de Midden- en Oost-Europese toetredingslanden'.
De schatting van het CPB was dat in de periode medio 2004-2006 naar schatting 5.000 tot
10.000 immigranten per jaar voor langer dan 4 maanden naar Nederland zouden komen. Om
de bruto immigratie te berekenen dient de netto migratie met een factor 1,5 te worden
vermenigvuldigd: 7.500 tot 15.000. Daarnaast was de verwachting dat ongeveer 10.000
seizoenwerkers per jaar vanuit de MOE-landen voor minder dan 4 maanden naar Nederland
zouden komen.
In totaal zouden derhalve volgens het CPB tussen de 17.500 en 25.000 arbeidsmigranten uit
de nieuwe lidstaten per jaar naar Nederland komen. Hierbij gaf het CPB aan dat deze
schatting met grote onzekerheden was omgeven.
Het CPB heeft in zijn rapport geen rekening gehouden met legalisatie van de tewerkstelling
van reeds in Nederland illegaal werkende MOE-landers. Het aantal illegale
arbeidsmigranten uit de MOE-landen wordt geschat op rond de 30.000 (van wie een groot
deel seizoenswerkers). Hoewel bij de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning niet kan
worden nagegaan of het een MOE-lander betreft die nieuw naar Nederland komt dan wel
om iemand die hier al illegaal werkt, kan (zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2)
een deel van de verleende tewerkstellingsvergunning betrekking hebben op legalisering van
een eerdere illegale situatie. Tevens wordt bij de schatting van 17.500 tot 25.000 geen
rekening gehouden met een grote substitutie van twv's ten behoeve van werknemers van
buiten de EU door twv's ten behoeve van MOE-landers.
In de CPB-notitie van 14 januari 2004 wordt een netto budgettair effect geraamd van 70 mln
euro. Dit budgettair effect is een gevolg van een toename van het aantal uitkeringen als
gevolg van verdringing op de arbeidsmarkt van ingezetenen door immigranten.
In hoeverre de CPB-raming van het budgettaire effect nog actueel is valt op grond van de
beschikbare informatie niet te bepalen. De CPB-raming heeft betrekking op het aantal
arbeidsmigranten, niet op het aantal te verstrekken twv's. Zoals hiervoor is aangegeven
heeft de stijging van het aantal twv's niet alleen te maken met arbeidsmigratie, maar ook
met een substitutie van werknemers van buiten de EU door werknemers uit de MOE-landen
en met de legalisering van een eerdere illegale situatie. In de laatste gevallen zal er niet of
nauwelijks sprake zijn van verdringing.
Hoe groot de verdringing en het bijbehorende budgettaire effect feitelijk is, valt daarom niet
te bepalen op grond van het aantal verleende twv's.
1) Haagsche Courant d.d. 13 november jl.
2) CPB, "Arbeidsmigratie uit de Midden- en Oost-Europese toetredingslanden", 2004
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid