Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

23-12-2004

Rapport over gevolgen nanotechnologie

Eind december 2004 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Maria van der Hoeven, het KNAW-rapport over nanotechnologie Hoe groot kan klein zijn? aan de Tweede Kamer aangeboden. Volgens de minister onderstreept het rapport de betekenis van nanowetenschap en nanotechnologie voor economie en samenleving. Anderzijds wijst het op de risico's van nanodeeltjes voor gezondheid en milieu. Beide aspecten zullen volgens de minister de komende tijd het beleid bepalen.

De werkgroep gevolgen nanotechnologie van de KNAW, onder voorzitterschap van prof. dr. J.H. Koeman, heeft op verzoek van de minister in het rapport antwoord gegeven op vragen als: wat is nanowetenschap en nanotechnologie, wat zijn mogelijke (nadelige) gevolgen en welke maatschappelijke en ethische consequenties vloeien daaruit voort?

Het rapport Hoe groot kan klein zijn? Enkele kanttekeningen bij onderzoek op nanometerschaal en mogelijke gevolgen van nanotechnologie is ook in het Engels verschenen onder de titel How big can small actually be?. De publicatie kunt u bestellen bij Edita KNAW, edita@bureau.knaw.nl, maar ook hieronder als pdf downloaden.

Conclusies en aanbevelingen

Conclusie 1
Onderzoek en techniek op nanometerschaal vormen belangrijke ontwikkelingen voor wetenschap en technologie. Ze vormen een stimulans zowel voor de wetenschap als voor de kenniseconomie. Nanowetenschap en nanotechnologie kunnen veel bijdragen aan ontwikkelingen op gebied van ICT en gezondheidszorg.

Aanbeveling
De regering doet er goed aan om blijvend politieke steun te verschaffen aan nanotechnologie en nanowetenschap. Een goede aanzet vormen de recent in gang gezette toepassingsgerichte initiatieven in het kader van BSIK (Besluit subsidies kennisinfrastructuur). Maar het verdient echter ook aanbeveling om de fundamenteel wetenschappelijke ontwikkelingen gericht te stimuleren via bijvoorbeeld NWO.

Conclusie 2
Alle gezondheids- en milieuaspecten van onderzoek en techniek op nanometerschaal vallen binnen het kader van de bestaande wetgeving, maar specifieke regelgeving moet nog worden ingevuld. Het grootste gevaar dat de nanotechnologie voor de maatschappij inhoudt ligt in het onbeheerste gebruik van nanodeeltjes en de ongecontroleerde verspreiding van nanodeeltjes die niet in het milieu afbreekbaar zijn of die wel afbreekbaar zijn maar waarvan de afbraakproducten toxisch zijn. Het instellen van een moratorium voor nanowetenschap en nanotechnologie is uit oogpunt van proportionaliteit volstrekt ongewenst aangezien dit een ontoelaatbaar grote beperking zou inhouden voor de Nederlandse wetenschapsbeoefening en de kennisopbouw ten behoeve van maatschappelijke toepassingen.

Aanbeveling
Het ministerie van OCW bevordert dat nanowetenschappelijk onderzoek kan (blijven) plaatsvinden. Onderzoeksinstellingen dienen zorg te dragen voor adequate veiligheidsmaatregelen, analoog aan die voor de omgang met chemische stoffen: onderzoeksvoornemens dienen zorgvuldig te worden getoetst op mogelijke effecten voor gezondheid en milieu. De regering ontwikkelt binnen de bestaande wettelijke kaders nieuwe regelgeving.

Conclusie 3
De gezondheids- en milieurisico's van de beoefening van nanowetenschap en toepassing van nanotechnologie kunnen worden beheerst met behulp van bestaande wetgeving, zoals de Arbo-, Waren-, Milieu- en Geneesmiddelwetgeving. Voor een goede regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke introductie van nieuwe nanodeeltjes is aanvullende regelgeving geboden in de vorm van amvb's. Dit vergt dat meer onderzoek wordt uitgevoerd naar mogelijke toxische eigenschappen van nanodeeltjes en hun kinetiek in organismen en het milieu. Mogelijk moeten nieuwe toxiciteitsmodellen worden ontwikkeld. Zowel met betrekking tot de beleidsontwikkeling als ter zake van het onderzoek dient afstemming plaats te vinden op internationale ontwikkelingen met name die in de Europese Unie.

Aanbeveling

Het ministerie van OCW en NWO dienen onderzoek naar mogelijke toxiciteit van nanodeeltjes te bevorderen.

Het ministerie van OCW dient er voor zorg te dragen dat indien onderzoek naar toxiciteit van nanodeeltjes nadere regelgeving wenselijk maakt,voorstellen voor regelgeving met de Europese Unie worden afgestemd.

Conclusie 4
Het is van groot belang om adequate en betrouwbare publieksvoorlichting te geven over mogelijkheden en onmogelijkheden van nanowetenschap en nanotechnologie. Voor onrust zoals die wel is gesignaleerd bij biotechnologie en genetische modificatie is ook bij nanotechnologie geen reële grond aanwezig. Informatie kan echter onvoldoende blijken om vertrouwen te wekken. Maatschappelijke discussie vindt vooralsnog in beperkte mate plaats. Het Rathenau Instituut ontplooit initiatieven om aandacht te vragen voor de maatschappelijke implicaties van nanotechnologie.

Aanbeveling
De ministeries van OCW en EZ dienen te bevorderen dat het publiek wordt geïnformeerd over nanowetenschap en nanotechnologie. Het is van groot belang dat het publiek actief wordt betrokken bij discussie over de toekomst van dit wetenschappelijk onderzoek en de toepassing van resultaten.

Conclusie 5
De evaluatie van risico's van nanodeeltjes vereist een analyse van de risico's van deze deeltjes alsmede van de invloed van producten met nanodeeltjes op de maatschappij. Bij de communicatie over deze evaluatie moeten overheid, bedrijfsleven, onderzoekers, consumenten- en milieuorganisaties en politiek worden betrokken. Een dergelijke evaluatie moet spoedig worden gestart.

Aanbeveling
De overheid heeft een taak in het entameren van een goed gestructureerde open discussie over nut en risico van nanowetenschap en nanotechnologie. De ministeries van OCW en EZ dienen deelname aan deze discussie te stimuleren, daarbij rekening houdend met de lessen die kunnen worden geleerd uit de introductie van genetisch gemodificeerde gewassen.

Conclusie 6
Langs mechanische of industriële weg met moleculaire precisie vervaardigen van structuren is complex en omslachtig. De doelmatigheid en doeltreffendheid waarmee dit in de levende natuur plaatsvindt is nog in het geheel niet bereikt. De veronderstelling dat het eens mogelijk zal zijn om moleculaire machines te maken (nanobots) is hoogst onwaarschijnlijk en in praktische zin irreëel.