Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

AAN Postbus 90801 2509 LV Den Haag colleges van Burgemeester en Wethouders Anna van Hannoverstraat 4 i.a.a. Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Directeuren Sociale Dienst
Hoofden Sociale Zaken
Hoofden Financiën
Directeuren/hoofden I&A
Gemeenteraadsleden p/a griffier

Hoofdkantoor en vestigingen CWI
Hoofdkantoor UWV
Hoofdkantoor en regiokantoren IWI

Uw brief Ons kenmerk
Intercom/2004/85999

Onderwerp Datum
Verzamelbrief december 2004 23 december 2004

Door middel van deze brief informeer ik u over enkele relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen.


1. Wijziging WWB (bijlage: pagina 1)
Op 25 november jl. heeft de Tweede Kamer ingestemd met de wijziging van de WWB in verband met een financiële tegemoetkoming aan personen met een AOW-pensioen en met betrekking tot enige aspecten van de financieringssystematiek. Indien ook de Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemt, wordt de WWB ingaande 1 januari 2005 op de in de bijlage genoemde specifieke onderdelen gewijzigd.


2. Toetsingscommissie geïnstalleerd
Artikel 73 WWB geeft aan dat de Toetsingscommissie de Minister adviseert over gemeentelijke verzoeken om aanvullende uitkering op het I-budget. Op 19 november jl. heb ik de Toetsingscommissie, die onafhankelijk van het ministerie en gemeenten opereert, geïnstalleerd. De Toetsingscommissie bestaat uit:

· de heer drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter;

· mevrouw M.J. van Lente-Huiskamp, lid;

· de heer prof. dr. R. van der Veen, lid;

· mevrouw drs. J. Vonk-Vedder, plaatsvervangend lid;


· mevrouw mr. S.E. Korthuis, plaatsvervangend lid.


3. Wijziging Regeling WWB, vaststelling verantwoordingsdocumenten WWB 2005 en wijziging verantwoordingsdocumenten WWB 2004 (bijlage: pagina 2 t/m 3) Bij deze verzamelbrief wordt aan (uitsluitend) de colleges van burgemeester en wethouders en de hoofden van sociale diensten de complete set van verantwoordingsdocumenten WWB 2005 verzonden. In de bijlage bij deze verzamelbrief geef ik een korte toelichting op de wijzigingen in de Regeling WWB. De gewijzigde verantwoordingsdocumenten 2004 zijn separaat aan gemeenten verzonden.
De verantwoordingsdocumenten WWB zijn in elektronische vorm ook beschikbaar op het gemeenteloket (gemeenteloket.szw.nl). Op het gemeenteloket is tevens een overzicht opgenomen met vragen en antwoorden over de verantwoording WWB.


4. Verantwoordingsdocumenten 2005 voor de IOAW/IOAZ/Bbz 2004 en WWIK De verantwoordingsdocumenten 2005 voor de IOAW/IOAZ/Bbz 2004 en WWIK zullen worden verzonden als bijlage bij de volgende Verzamelbrief van januari 2005. Gemeenten mogen ervan uitgaan dat er voor het verantwoordingsjaar 2005 geen informatie-uitvraag zal worden toegevoegd ten opzichte van de uitvraag die nu bekend is, en dat er geen inhoudelijke of technische wijzigingen in de bestaande informatie-uitvraag zal plaatsvinden. De verantwoordingsdocumenten 2005 zullen eerder in elektronische vorm beschikbaar zijn op het gemeenteloket (gemeenteloket.szw.nl).


5. Verantwoording WWB-inkomensdeel in 2004 (bijlage: pagina 4) In de Verzamelbrief van december 2003 (d.d. 10 december 2003, kenmerk: Intercom/2003/93509) is gemeenten de mogelijkheid geboden om ­ onder voorwaarden ­ in januari 2004 betaalde Abw-uitkeringen over december 2003 te declareren en te verantwoorden in het `Verslag over de uitvoering Abw, IOAW en IOAZ 2003'. Hiermee is ­ in verband met de overgang van een declaratiesysteem naar een budgetsysteem - ten behoeve van gemeenten eenmalig afgeweken van het systeem van verantwoording op kasbasis. Gemeenten die van de geboden mogelijkheid gebruik hebben gemaakt, hebben de vraag gesteld hoe nu moet worden omgegaan met de verantwoording WWB 2004. Voor een aantal gemeenten zou strikte toepassing van het kasstelsel leiden tot een verantwoording over slechts 11 maandbetalingen in het Financieel beeld 2004 (onderdeel van het Verslag over de uitvoering WWB 2004). In de bijlage bij deze verzamelbrief vindt u het antwoord op deze vraag.


6. Meeneemregeling Werkdeel WWB (bijlage: pagina 5 t/m 6)
Uit vragen van gemeenten blijkt een behoefte aan nadere uitleg over de Meeneemregeling WWB (artikel 3, Besluit WWB). De meeneemregeling stelt gemeenten in staat flexibel om te gaan met het toegekende WWB-budget voor het werkdeel en om te variëren in de beleids- inspanningen tussen de jaren. De grondslag voor de meeneemregeling is 75% van het toegekende WWB-budget voor het werkdeel van het lopende uitvoeringsjaar. Dit biedt de gemeente de gelegenheid om bij het opstellen van de gemeentelijke begroting het maximale over te hevelen bedrag exact te kunnen berekenen. De meeneemregeling geldt zowel voor de situatie van een budgetoverschot, als voor de situatie van een budgettekort. In de bijlage bij deze verzamelbrief vindt u een verdere uitleg over de deze regeling. Ook treft u in de bijlage de hulptabel voor de berekening van het minimaal uit te besteden bedrag aan.


7. WWIK (bijlage: pagina 7 t/m 8)
Op 23 november 2004 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK). Indien ook de Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemt, kan het wetsvoorstel in december 2004 worden gepubliceerd in het Staatsblad en op 1 januari 2005 in werking treden. U zult zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd over de definitieve uitkomst van de parlementaire behandeling van de WWIK. In de bijlage bij deze verzamelbrief kunt u lezen welke wijzigingen de WWIK met zich meebrengt en wat de consequenties hiervan voor 2005 zijn.


8. Wijziging bedragen WWB, Bbz 2004, IOAW, IOAZ en WWIK per 1 januari 2005 (bijlage: pagina 9 t/m 23)
Het wettelijk minimumloon blijft per 1 januari 2005 gehandhaafd op 1 264,80 per maand. Een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur zal binnenkort in het Staatsblad worden geplaatst. Wel veranderen per 1 januari a.s. de belastingtarieven, de AWBZ-premie en de ziekenfondspremie. In verband hiermee zal het netto minimumloon, als bedoeld in artikel 37 van de Wet werk en bijstand (WWB) per genoemde datum eveneens wijziging ondergaan. Uiteraard heeft dit gevolgen voor de aan het nettominimumloon gerelateerde bijstandsnormen en grondslagen IOAW en IOAZ. Ook de bruto bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) die - behoudens goedkeuring door de Eerste Kamer - per 1 januari 2005 in werking zal treden wijzigen per 1 januari 2005. De wijziging van de WWB-normen en de WWIK-bedragen vindt van rechtswege plaats. Van de nieuwe bedragen wordt, namens de staatssecretaris, door de directeur Werk en Bijstand mededeling gedaan in de Staatscourant. Ook de besluiten tot wijziging van de overige bedragen zullen binnenkort in de Staatscourant worden gepubliceerd. In de bijlage bij deze verzamelbrief treft u de bedragen voor 1 januari 2005 aan.


9. Levering gegevens Debiteurenstatistiek door gemeenten met minder dan 20.000 inwoners (bijlage: pagina 24 t/m 25)
In het kader van administratieve lastenverlichting voor gemeenten is in de Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2005 bepaald dat niet alle gemeenten met minder dan 20.000 inwoners de gegevens voor de debiteurenstatistiek hoeven te leveren aan het CBS. De leveringsverplichting wordt beperkt tot een steekproef uit deze gemeenten. Onlangs is de steekproef door het CBS getrokken. In de week van 22 november is in de Staatscourant bekend gemaakt welke gemeenten in de steekproef zijn opgenomen. Ook zullen de gemeenten een brief met toelichting hierover van het CBS ontvangen. In de bijlage bij deze verzamelbrief vindt u de publicatie uit de Staatscourant met betrekking tot de steekproef en de toelichting daar op.


10. Uitvoeringskosten nug/anw
In de verzamelbrief van augustus jl. bent u geïnformeerd over het voornemen de uitvoeringskosten voor de reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigde werkloos werkzoekenden en personen met een uitkering op grond van de algemene nabestaandenwet (ANW) over te hevelen naar het gemeentefonds. Dat voornemen is inmiddels tot uitvoering gebracht. De gemeentefondsbeheerders melden in hun circulaire van 27 september jl. met kenmerk FO2004/76126 dat deze uitvoeringskosten vanaf het uitkeringsjaar 2004 vergoed worden via het gemeentefonds. De beschikbare middelen ( 9,700 miljoen) zijn overgeheveld van de begroting van het ministerie van SZW naar het gemeentefonds.


11. Uitvoering Langdurigheidstoeslag. (bijlage: pagina 26 t/m 27) Op het gemeenteloket staat de standaardprocedure aangegeven die geldt voor de gegevensuitwisseling inzake de langdurigheidstoeslag tussen gemeenten en UWV. Een aantal gemeenten heeft erop gewezen dat de in deze procedure aangegeven termijn van 3 weken door het UWV regelmatig wordt overschreden. Om de doorlooptijdtijd van de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en UWV te verkorten zijn er twee mogelijkheden. Deze mogelijkheden worden beschreven in de bijlage bij deze verzamelbrief.


12. Automatisch voorlopige teruggaaf 2005 (bijlage: pagina 28) In de verzamelbrieven van juni 2004 en september 2004 is al aangegeven dat de huidige voorlopige teruggaaf (VT) per 1 januari 2005 zal worden omgezet in een Automatische Voorlopige Teruggaaf (AVT). De belanghebbende hoeft hierdoor niet meer jaarlijks opnieuw een verzoek om voorlopige teruggaaf in te dienen.
Bij nieuwe aanvragen en bij wijzigingen in de omstandigheden van de belanghebbende, die de hoogte van de voorlopige teruggaaf kunnen beïnvloeden zal het nodig zijn dit door te geven aan de Belastingdienst. Op het aanvraagformulier heffingskortingen moet de belanghebbende aan de Belastingdienst opgeven hoe hoog het belastbaar inkomen is dat hij het komende jaar zal hebben. In dat verband is een overzicht opgesteld van de bijstandsinkomens voor het jaar 2005. Dit overzicht kunt u vinden in de bijlage bij deze verzamelbrief.


13. Overgangsregime Wsw-indicatiestelling (bijlage: pagina 29 t/m 31) Zoals bekend zal het CWI met ingang van 1 januari 2005 verantwoordelijk zijn voor de Wsw-indicatiestelling. Gemeenten en werkvoorzieningschappen zijn hierover op verschillende manieren geïnformeerd, onder meer in de subsidiebeschikking Wsw 2005 (kenmerk ABG/GA/04/66338) en de verzamelbrief van oktober 2004.
In aanvulling hierop wordt in de bijlage bij deze verzamelbrief een verduidelijking gegeven ten aanzien het overgangsregime met betrekking tot de herindicaties, omdat gebleken is dat deze nog vragen kan oproepen.


14. Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen gewijzigd Op de sluitingsdatum van de stimuleringsregeling hebben ruim 12.500 werkgevers een aanvraag gedaan voor subsidie om een ID'er een reguliere baan te bieden. Een deel van deze aanvragen was niet volledig en de betreffende werkgevers is gevraagd de ontbrekende informatie alsnog te leveren. Bij deze onvolledige aanvragen is de datum van 1 december 2004, waarop de werkgever met de ID'er een reguliere dienstbetrekking moet zijn aangegaan én de minister de aanvullende informatie (verklaring gemeente en kopie reguliere dienstbetrekking voor onbepaalde tijd) moet hebben ontvangen, niet haalbaar. Het besluit om al dan niet subsidie te verlenen kan namelijk pas worden genomen op basis van een volledige aanvraag en dat zal niet in alle gevallen voor 1 december 2004 lukken. De regeling is nu zodanig aangepast, dat alle werkgevers die geen volledige aanvraag hebben ingediend en aan wie de subsidie ná 12 november 2004 is verleend via de voorlopige beschikking nog vier weken de tijd hebben om een reguliere dienstbetrekking aan te gaan met de werknemer en de in regeling genoemde aanvullende documenten te sturen. Het later aangaan van de reguliere dienstbetrekking wordt toegestaan. Dit in afwijking van de verklaring die de werkgever bij de subsidieaanvraag heeft verstrekt waarin de werkgever heeft verklaard uiterlijk 1 december 2004 een reguliere dienstbetrekking voor onbepaalde tijd met de ID'er te zullen aangegaan (artikel 4, derde lid, van de stimuleringsregeling).


15. CWI-gebiedsindeling
Het Besluit werkgebieden CWI bevat de vestigingen van CWI met de daarbij behorende werkgebieden. In dit besluit wordt dus aangegeven bij welk CWI (delen van) gemeenten zijn aangesloten. Indien u, als gemeente, zich bij een ander CWI wilt aansluiten, is dat in principe mogelijk. CWI en gemeenten kunnen namelijk in onderling overleg vaststellen dat wijzigingen in de gebiedsindeling gewenst zijn. Het is dan noodzakelijk dat de Raad van Bestuur van CWI het Besluit werkgebieden CWI wijzigt en deze wijziging ter goedkeuring aan de minister voorlegt. Na goedkeuring moet het besluit gepubliceerd worden in de Staatscourant (op grond van artikel 24 van de Wet SUWI).


16. Sociaal-medisch geïndiceerden en kinderopvang
De artikelen over sociaal-medisch geïndiceerden uit de Wet kinderopvang zullen per 1 januari a.s. niet van kracht worden. Gemeenten kunnen in 2005 naar eigen inzicht huishoudens met sociaal-medische problematiek financieel ondersteunen voor kinderopvang; hiervoor wordt voor 2005 circa 22,7 miljoen in het gemeentefonds gestort. Uit de vragen die aan SZW worden gesteld, komt het beeld naar voren dat er gemeenten zijn die voor deze doelgroep (nog) geen beleid hebben ontwikkeld, dan wel dit beleid onvoldoende naar buiten hebben gecommuniceerd. Het betreft bijvoorbeeld ouders waarvan de een betaald werk verricht en de ander ziek of gehandicapt is. De minister heeft in een brief van 7 december aan alle gemeenten (kenmerk AV/KO/2004/84124) aandacht voor bovengenoemde problematiek gevraagd en er bij gemeenten op aangedrongen het ter beschikking gestelde budget voor kinderopvang voor de sociaal-medische doelgroep aan te wenden. Meer informatie over dit onderwerp en bovengenoemde brief kunt u vinden op het gemeenteloket (gemeenteloket.szw.nl).


17. Aanbestedingsregels uit het Besluit SUWI vervallen
Uit het trendrapport reintegratiemarkt is ondermeer naar voren gekomen, dat het naast elkaar bestaan van twee, elkaar deels overlappende, aanbestedingsregimes in de praktijk niet goed werkt. Daarom heb ik tijdens de behandeling van de SZW begroting in de Tweede Kamer op donderdag 7 december jl. gezegd dat ik bereid ben om op zo kort mogelijke termijn de aanbestedingsregels uit het Besluit SUWI te laten vervallen. De Europese aanbestedingsregels zijn voldoende garantie voor marktwerking. Ik heb ook aangegeven dat marktpartijen daarnaast zelf veel kunnen doen om de administratieve lasten te verminderen. Tot slot heb ik de Kamer toegezegd dat ik binnen 2 weken met een brief kom over de stand van zaken met betrekking tot de reïntegratiemarkt.


18. Te late invoering verordeningen WWB
Bij de invoering van de WWB is bepaald (Inwerkingtredingbesluit en Invoeringsregeling WWB) dat de verordeningen die in de WWB worden voorgeschreven, uiterlijk 1 januari 2005 in werking moeten treden.
Uit de WWB Implementatie Monitor is gebleken dat verreweg de meeste gemeenten de verordeningen op tijd hebben ingevoerd of zullen invoeren. Naar het zich echter laat aanzien zal er een beperkt aantal gemeenten zijn dat op 1 januari 2005 nog niet alle verordeningen heeft ingevoerd.
Ik doe een klemmend beroep op deze gemeenten er voor te zorgen dat de verordeningen met de grootste spoed alsnog worden ingevoerd.


19. Terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand
Bij de behandeling van de SZW-begroting 2005 heeft de Tweede Kamer uitvoerig met de Minister en mij gesproken over de gemeentelijke invulling van de bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen en de gemeentelijke maatregelen om het niet- gebruik van de bijzondere bijstand door deze doelgroep tegen te gaan. Daarbij heb ik toegezegd de aandacht van de gemeenteraden te vragen voor dit onderwerp. De betreffende brief treft u bijgevoegd in de bijlage bij deze verzamelbrief aan.

Wilt u de verzamelbrief in het vervolg digitaal ontvangen, dan kan dat. Stuur een e-mail met uw naam, gemeente, functie en e-mail adres naar verzamelbrief@minszw.nl. De eerste tijd zult u tevens de papierenversie blijven ontvangen. E-mail berichten die meer informatie bevatten dan bovenstaande onderwerpen, zullen niet worden beantwoord. Voor vragen met betrekking tot de verzamelbrief kunt u een e-mail sturen naar gemeenteloket@minszw.nl.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Bijlagen bij verzamelbrief december 2004


1. Wijziging WWB

Vrijlating van de financiële tegemoetkoming voor personen met een AOW-pensioen Met ingang van 1 januari 2005 verstrekt de Sociale verzekeringsbank aan alle personen die op grond van de AOW een ouderdomspensioen ontvangen, ook indien dit pensioen gekort is vanwege onvoldoende premie-opbouw, een financiële tegemoetkoming van 5,00 bruto per maand per persoon. Om te voorkomen dat deze tegemoetkoming ingeval van AOW-pensioen en aanvullende bijstand weglekt naar de bijstand, is in het tweede lid van artikel 31 WWB opgenomen dat de betreffende toeslag niet tot de middelen van de belanghebbende wordt gerekend.
Aanvankelijk voorzag het wetsvoorstel in een aanvulling op grond van de WWB voor personen die in verband met onvoldoende premie-opbouw geen volledige tegemoetkoming zouden ontvangen. Nu de Sociale verzekeringsbank aan alle personen die op grond van de AOW een ouderdomspensioen ontvangen de volledige tegemoetkoming gaat verstrekken, is dit onderdeel van het wetsvoorstel komen te vervallen.

Evenwichtiger verdeling van het macrobudget voor het I-deel
De wijziging van artikel 71 WWB geeft de Minister de bevoegdheid om bij de definitieve vaststelling van het budget voor het inkomensdeel uit te gaan van een recentere peildatum voor het bepalen van het aantal eenheden van elke gemeente op de verdeelmaatstaven en andere rekengegevens die in het verdeelmodel worden gebruikt. Door de wijziging wordt de evenwichtige verdeling van het macrobudget bevorderd. Met name voor groeigemeenten is deze wetswijziging van belang.

Nieuwe aanvraag- en beslistermijnen aanvullende uitkering op het I-budget Met de wijziging van artikel 74 WWB krijgt de Minister de bevoegdheid om bij ministeriële regeling de aanvraag- en beslistermijnen te regelen voor de aanvullende uitkering. Op basis van deze bevoegdheid zal in de Regeling WWB worden opgenomen dat een verzoek om aanvullende uitkering uiterlijk op 31 juli (volgend op het jaar waarin een tekort van meer dan 10% is ontstaan) moet zijn ingediend bij de Toetsingscommissie en de dat Minister de beslissing op het verzoek van de gemeente neemt voor 1 januari daaropvolgend. De nieuwe regeling bevordert de zorgvuldige afhandeling van gemeentelijke verzoeken, met name omdat de mogelijkheid ontstaat om de omstandigheden van de verschillende tekortgemeenten met elkaar te vergelijken.


1

3. Wijziging Regeling WWB, vaststelling verantwoordingsdocumenten WWB
2005 en wijziging verantwoordingsdocumenten WWB 2004

Op 29 november jl. heb ik de Regeling WWB gewijzigd op twee onderdelen. Ten eerste is in de Regeling WWB een nieuw artikel 4a opgenomen, waarin de rechtmatigheidsnorm voor de WWB wordt geregeld. De Wet werk en bijstand wordt in een kalenderjaar rechtmatig uitgevoerd, indien het financieel beslag van de tekortkomingen niet meer bedraagt dan 1% van de som van uitgaven en ontvangsten in verband met het aanbieden van op arbeidsinschakeling gerichte voorzieningen en het verlenen van bijstand. Het betreft hier de som van ontvangsten en uitgaven voor het werkdeel, het inkomensdeel en de bijzondere bijstand tezamen. Overigens betreft het hier geen nieuwe rechtmatigheidsnorm. Voor het jaar 2004, het eerste jaar van de WWB, is dezelfde rechtmatigheidsnorm namelijk geregeld in het `Model Verslag over de uitvoering WWB 2004' (bijlage bij de Regeling WWB).
Ten tweede is artikel 3 van de Regeling WWB gewijzigd. Het bedrag waaronder een accountantsverklaring bij het verslag over de uitvoering niet is verplicht, wordt met ingang van 1 januari 2005 verhoogd van 500.000,- naar 750.000,-. Met de verhoging van dit bedrag kan een groter aantal gemeenten profiteren van de met dit artikel beoogde vermindering van administratieve lasten en accountantskosten. Indien een gemeente zich uitsluitend behoeft te verantwoorden over het werkdeel (omdat de bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor het inkomensdeel is overgedragen aan een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam), dan is een accountantsverklaring wel verplicht als het toegekende budget voor het werkdeel meer bedraagt dan 150.000,-.

Op 29 november jl. heb ik ook de verantwoordingsdocumenten WWB 2005, bijlagen bij de Regeling WWB, vastgesteld. Het betreft het model verslag over de uitvoering, het model verklaring van de accountant, het controle- en rapportageprotocol en het model voorlopig verslag. Waar vereist zijn de modellen geactualiseerd op wijzigingen in wet- en regelgeving. Daarnaast zijn de verantwoordingsdocumenten toegesneden op de groeiende praktijk van intergemeentelijke samenwerking, waarbij de WWB wordt uitgevoerd door een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam. Derapportage vormt een belangrijke doelstelling van de WWB. Door de wijziging van de Statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK is de
informatieuitvraag in het Verslag over de uitvoering WWB 2005 ten behoeve van de beleidsvorming nog verder beperkt.

Tevens zijn onderdelen van de verantwoordingsdocumenten WWB 2004 gewijzigd. Het betreft het Financieel beeld 2004 (onderdeel van het Verslag over de uitvoering WWB 2004) en het Voorlopig verslag WWB 2004. De wijzigingen in de formulieren betreffen noodzakelijke aanpassingen in verband met een foutieve vraagstelling rond de meeneem- en voorschotregeling en de uit- en aanbesteding.


2

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om naar aanleiding van vragen van gemeenten en accountants de toelichting bij de formulieren te verbeteren. Met de formele vaststelling van de gewijzigde verantwoordingsdocumenten 2004 komen de eerder vastgestelde modellen (Financieel beeld 2004 en het Voorlopig verslag WWB 2004) te vervallen en kunnen dus niet meer worden gebruikt. De niet gewijzigde modellen (ongewijzigde onderdelen van het Verslag over de uitvoering WWB 2004, Controle- en rapportageprotocol WWB 2004 en Model Verklaring van de accountant WWB 2004) behouden hun geldigheid.


3

5. Verantwoording WWB-inkomensdeel in 2004

Uitgangspunt is dat de gemeente zich altijd financieel verantwoordt over 12 maandbetalingen, niet meer en niet minder. Dit is niet alleen van belang voor de raming en vaststelling van het macrobudget, maar ook voor de vaststelling van de verdeelmaatstaven op individueel gemeentelijk niveau (historisch model) en voor de eventuele aanvraag van een aanvullende uitkering bij een budgettekort op het inkomensdeel. Vanuit dit uitgangspunt bestaan er voor gemeenten bij de verantwoording inkomensdeel WWB 2004 twee mogelijkheden:

1. In het geval de gemeente de bijstandsuitkeringen maandelijks achteraf betaalt, en strikt het kasstelsel toepast, dan betrekt de gemeente de Abw-uitkeringen van december 2003 (uitbetaald in januari 2004) én de WWB-uitkeringen van januari 2004 tot en met november 2004 (uitbetaald in de periode van februari 2004 tot en met december 2004) bij de uitgaven en ontvangsten in het Financieel beeld 2004 (onderdeel van het Verslag over de uitvoering WWB 2004). Dit geldt ook voor het geval de gemeente zich reeds eerder in het Verslag over de uitvoering Abw 2003 heeft verantwoord over de rechtmatigheid van de Abw-uitkeringen van december 2003. Overigens behoeft de rechtmatigheid van deze Abw-uitkeringen van december 2003 dan niet opnieuw te worden vastgesteld en tellen eventuele rechtmatigheidstekortkomingen niet opnieuw mee bij de bepaling van het financieel beslag van de onrechtmatigheid in 2004.

2. Er kunnen redenen aanwezig zijn, waarom de hiervoor geschetste eerste mogelijkheid de gemeente plaatst voor onoverkomelijke uitvoeringsproblemen (bijv. in verband met de mogelijkheden van het geautomatiseerde systeem). In dat geval verantwoordt de gemeente zich over de WWB-uitkeringen van januari 2004 tot en met december 2004. De keuze voor deze tweede mogelijkheid, zal voor een aantal gemeenten betekenen dat voor de verantwoording 2004 wordt afgeweken van de strikte toepassing van het kasstelsel.

In de genoemde Verzamelbrief van december 2003 is gemeenten ook de
mogelijkheid geboden om ­ onder voorwaarden ­ in januari 2004 betaalde IOAW- en IOAZ-uitkeringen over december 2003 te declareren en te verantwoorden in het `Verslag over de uitvoering Abw, IOAW en IOAZ 2003'. Gemeenten dienen zich in het `Verslag over de uitvoering IOAW, IOAW en Bbz 2004' over jaar 2004 zodanig te verantwoorden, dat voldaan is aan de volgende twee voorwaarden:

1. de verantwoording 2004 dient betrekking te hebben op 12 maandbetalingen, niet meer en niet minder;

2. uitkeringskosten mogen nooit dubbel worden gedeclareerd.

Om te kunnen voldoen aan bovenstaande twee voorwaarden, zal voor een aantal gemeenten betekenen dat voor de verantwoording 2004 wordt afgeweken van de strikte toepassing van het kasstelsel.

4


6. Meeneemregeling werkdeel WWB

Indien in het huidige jaar 2004 het werkdeel niet volledig is besteed (m.a.w. er is sprake van een budgetoverschot), mag het niet-bestede deel tot maximaal 75% van het in het jaar 2004 toegekende WWB-budget werkdeel worden toegevoegd aan het werkdeel van het volgende jaar 2005. Het is niet noodzakelijk dat voor dit over te hevelen bedrag al verplichtingen zijn aangegaan.
Tevens kan een tekort in een jaar ten laste worden gebracht van het budget van het volgende jaar. Indien in het huidige jaar 2004 meer dan het werkdeel is besteed (m.a.w. er is sprake van een budgettekort), mag het meer bestede bedrag tot maximaal 75% van het in het jaar 2004 toegekende WWB-budget werkdeel ten laste worden gebracht van het werkdeel van het volgende jaar 2005. Het moet hier wel gaan om rechtmatige bestedingen.

Bij gemeenten blijkt ook de vraag te leven in hoeverre de meeneemregeling van invloed is op de berekening van de uit- en aanbestedingsvrije ruimte. De meeneemregeling heeft géén invloed op de omvang van de uit- en aanbestedingsvrije ruimte. In de Regeling WWB (artikel 6) zijn namelijk alle uitzonderingen op de uit- en aanbestedingsverplichting vastgesteld. Voor `meegenomen' bedragen geldt geen aparte regime.
Zoals schematisch is weergegeven in onderstaande hulptabel, wordt het van de uit- en aanbestedingsverplichting uitgezonderde bedrag berekend over het toegekende WWB-budget werkdeel (niet over de daadwerkelijke uitgaven voor het werkdeel). Invulling van deze hulptabel levert het bedrag op dat vrijgesteld is van uit- en aanbesteding (onderdeel k van de hulptabel). Bij een realistische inschatting van de uitgaven voor de onderdelen b t/m g in de hulptabel, kan dit van uit- en aanbesteding vrijgestelde bedrag vrij nauwkeurig worden berekend bij aanvang van het uitvoeringsjaar. De uit- en aanbestedingsvrije ruimte geldt voor het betreffende uitvoeringsjaar, en kan niet worden overgeheveld naar een ander jaar. Hoewel de meeneemregeling dus geen invloed heeft op de uit- en aanbestedingsvrije ruimte, kan de meeneemregeling ­ voor zover het gebruik ervan leidt tot meer of minder uitgaven in een uitvoeringsjaar - wel van invloed zijn op het in een uitvoeringsjaar minimaal uit- en aan te besteden bedrag. Dit bedrag is namelijk, zoals blijkt uit de hulptabel, afhankelijk van de daadwerkelijke uitgaven in dat jaar. Onderstaande hulptabel is ook opgenomen in de toelichting bij het Verslag over de uitvoering WWB 2005.

5

Hulptabel: Berekening `Minimaal uit te besteden bedrag'

a Toegekend WWB-budget werkdeel
b Af: WIW-dienstbetrekkingen en I/D-banen (cf artikel 15 van de - Invoeringswet WWB)
c Af: Stimuleringspremies en kostenvergoedingen als bedoeld in - artikel 31, tweede lid, onder j en k, van de WWB
(artikel 6, tweede lid, onder a, van de Regeling WWB)
d Af: Kinderopvang - (artikel 6, tweede lid, onder b, van de Regeling WWB)
e Af: Cofinanciering ESF-EQUAL - (artikel 6, tweede lid, onder c, van de Regeling WWB)
f Af: Extra financiering beëindiging I/D-banen - (artikel 6, tweede lid, onder d, van de Regeling WWB)
g Af: Uitvoering van vóór 1 januari 2002 gesloten overeenkomsten - (artikel 6, tweede lid, onder e, van de Regeling WWB)
h Af: Vast bedrag vrij ruimte - 100.000,- i Subtotaal (a minus (b t/m h))
j Af: 30% van het subtotaal onder i -

k Totaal bedrag vrijgesteld van uitbesteding ((b t/m h) plus j)

l Totaal uitgaven werkdeel
m Minimaal uit te besteden bedrag (l minus k)
(Het minimaal uit te besteden bedrag is gelijk aan het minimaal
aan te besteden bedrag.)

6


7. WWIK

Sinds 1999 kunnen kunstenaars die over onvoldoende middelen beschikken om te voorzien in de kosten van het bestaan een beroep doen op de Wet
inkomensvoorziening kunstenaars (WIK). Met deze regeling kwam er een eind aan de als ongewenst ervaren gedoogpraktijk van kunstenaars in de bijstand. In vervolg op de in 2002 aan de leden van de Eerste en Tweede Kamer der Staten- Generaal aangeboden evaluatie van de WIK, wordt deze wet, onder voorbehoud dat de leden van de Eerste Kamer hiermee instemmen per 1 januari 2005 vervangen door de WWIK

De WWIK is op hoofdlijnen gelijk aan de huidige WIK. Het doel is en blijft (aankomende) kunstenaars in de gelegenheid stellen om te werken aan de opbouw van een renderende - al dan niet gemengde - beroepspraktijk als kunstenaar. Kunstenaars kunnen evenals in de WIK éénmalig gedurende maximaal 48 maanden een beroep doen op de WWIK, op te nemen binnen een periode van maximaal 10 jaar gerekend vanaf de datum van eerste aanvraag.
In de WWIK komt de eigen verantwoordelijkheid van de kunstenaar voor de voorziening in het bestaan meer nadrukkelijk tot uitdrukking dan in de WIK. De meest in het oog springende wijzigingen ten opzichte van de WIK zijn:
Bruto uitkering die netto wordt uitgekeerd;
Onder de WWIK wordt de maandelijkse uitkering direct verstrekt als een bruto- uitkering inclusief vankantietoeslag en niet als een geldlening.
Progressie-eis;
Om het recht op voortzetting van de WWIK-uitkering te behouden moet een kunstenaar na 12, 24 en 36 maanden WWIK-gebruik voldoen aan een in hoogte oplopende minimum inkomeneis van respectievelijk 2.800,-, 4.400,- en 6.000,-. Voor de vaststelling van het inkomen tellen alle inkomsten, inclusief het inkomen van de partner mee.
Beroepsmatigheidseis;
Jaarlijks wordt beoordeeld of de kunstenaar nog kan worden aangemerkt als beroepsmatig kunstenaar.
Activering;
Kunstenaars in de WWIK kunnen, indien zij dat wensen, aanspraak maken op ondersteuning bij (gedeeltelijke) arbeidsinschakeling. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor de toekenning van op (gedeeltelijke) inschakeling gerichte voorzieningen voor alle kunstenaars die een WWIK-uitkering ontvangen, dus ook voor de kunstenaars die niet in de centrumgemeente woonachtig zijn., ook als de kunstenaar.

7

Consequenties in 2005
Voor personen die rechtstreeks van de WIK overgaan naar de WWIK en voor personen die al eerder een WIK-uitkering hebben ontvangen en die in 2005 een beroep doen op de WWIK verandert er, afgezien van de bruto uitkeringssystematiek, in het jaar van inwerkingtreding van deWWIK nauwelijks iets ten opzichte van de WIK.
Het in het Uitvoeringsbesluit WWIK opgenomen overgangsrecht heeft tot gevolg dat de diverse jaarlijks uit te voeren toetsen nog kunnen worden uitgevoerd overeenkomstig hetgeen gebruik was in de WIK. Pas in 2006 zullen ex WIK- kunstenaars voluit te maken krijgen met de regelgeving van de WWIK.
Een en ander betekent dat uitsluitend voor geheel nieuwe aanvragers van een WWIK-uitkering de regels van de WWIK gelden. Daarbij moet worden aangetekend dat ook voor hen geldt dat de belangrijkste uitvoeringstechnische wijzigingen ten opzichte van de WIK, zoals de toetsing op de progressie-eis en de jaarlijkse verplichte herbeoordeling van de beroepsmatigheid van de kunstenaar, eerst in 2006 van toepassing zijn.
De invoering van de WWIK heeft in 2005 wel consequenties voor de interne organisatie en dan met name op aspecten als de automatisering, de
informatievoorziening aan kunstenaars en bijscholing van de medewerkers.


8

8. Wijziging bedragen WWB, Bbz 2004, IOAW, IOAZ en WWIK per 1 januari 2005

Het wettelijk minimumloon blijft per 1 januari 2005 gehandhaafd op 1 264,80 per maand. Een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur zal binnenkort in het Staatsblad worden geplaatst. Wel veranderen per 1 januari a.s. de belastingtarieven, de AWBZ-premie en de ziekenfondspremie. In verband hiermee zal het netto minimumloon, als bedoeld in artikel 37 van de Wet werk en bijstand (WWB) per genoemde datum eveneens wijziging ondergaan. Uiteraard heeft dit gevolgen voor de aan het nettominimumloon gerelateerde bijstandsnormen en grondslagen IOAW en IOAZ. Ook de bruto bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) die - behoudens goedkeuring door de Eerste Kamer - per 1 januari 2005 in werking zal treden wijzigen per 1 januari 2005.
De wijziging van de WWB-normen en de WWIK-bedragen vindt van rechtswege plaats. Van de nieuwe bedragen wordt, namens de staatssecretaris, door de directeur Werk en Bijstand mededeling gedaan in de Staatscourant. Ook de besluiten tot wijziging van de overige bedragen zullen binnenkort in de Staatscourant worden gepubliceerd.

./. In bijlage 1 zijn de bijstandsnormen opgenomen zoals deze per 1 januari 2005 zullen gelden. De berekening van de bijstandsnormen per maand voor een echtpaar, een alleenstaande
./. ouder en een alleenstaande van 21 tot 65 jaar is weergegeven in bijlage 2. De netto in de
./. IOAW en de IOAZ genoemde bedragen, die uitgangspunt vormen voor de grondslagen staan
./. ./. in bijlage 3, de grondslagen ingevolge de IOAW en de IOAZ in bijlage 4 en de WWIK-bedragen in bijlage 5.

In de algemene bijstand begrepen vakantietoeslag
In artikel 19, derde lid, van de WWB is aangegeven hoe hoog het aandeel is van de in de algemene bijstand begrepen vakantietoeslag. Het in dat artikel genoemde percentage geeft de verhouding weer tussen de netto aanspraak op vakantietoeslag en het maandloon inclusief vakantietoeslag die bij het netto minimumloon bestaat. In verband met de gewijzigde verhouding als gevolg van de stijging van de belastingtarieven verandert het percentage per 1 januari 2005. De in de bijstandsnorm/ -uitkering begrepen vakantietoeslag bedraagt per 1 januari 2005 4,4 procent (was 4,6%).

Bijstandsnormen voor personen van 65 jaar of ouder
Ten aanzien van de bijstandsnormen voor personen van 65 jaar of ouder wordt aangesloten bij de netto AOW-bedragen. Daarbij wordt rekening gehouden met de voor AOW-gerechtigden geldende algemene heffingskorting, de ouderenkorting en - voor zover van toepassing - de aanvullende ouderenkorting. Ten aanzien van het
9

normbedrag voor de persoon van 65 jaar of ouder met een partner die jonger is dan 65 jaar wordt daarbij tevens in aanmerking genomen de algemene heffingskorting voor de (minstverdienende) jongere partner voor zover de door de bejaarde partner verschuldigde belasting daarvoor toereikend is. Deze algemene heffingskorting voor de jongere partner moet door de betrokkene bij de Belastingdienst worden aange- vraagd. Gelet op de bepalingen van de WWB dient deze als middel in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de hoogte van de uitkering.

Tegemoetkoming aan AOW-gerechtigden en wijziging artikel 31 WWB
Het kabinet heeft besloten tot de invoering met ingang van 1 januari 2005 van een financiële tegemoetkoming naast het ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor AOW-gerechtigden, teneinde negatieve
inkomenseffecten voor het jaar 2005 te beperken. De tegemoetkoming bedraagt bruto 60,- op jaarbasis. Deze tegemoetkoming van 60 geldt ook voor AOW-
gerechtigden die geen volledige AOW ontvangen. De tegemoetkoming wordt maandelijks ( 5,- bruto) in samenhang met het AOW-pensioen uitbetaald en resulteert bij een volledige AOW zonder aanvullend pensioen in een netto hoger bedrag van 3,84 per maand voor een alleenstaande. Voor een ongehuwde met kind tot 18 jaar is het netto effect 4,59 per maand. Voor gehuwden is de netto tegemoetkoming 4,59 per gerechtigde, voor beide partners samen dus 9,18. Voor de toepassing van de Wet werk en bijstand geldt dat de tegemoetkoming naar zijn aard niet tot de middelen wordt gerekend. De Tweede Kamer is inmiddels akkoord gegaan met een wijziging van de Wet werk en bijstand (artikel 31, tweede lid) op dit punt. Het voorstel van wet (TK 29 850) tot wijziging van de WWB is ter behandeling naar de Eerste Kamer gezonden.

Grondslagen IOAW en IOAZ
De bruto grondslagen ingevolge de IOAW en de IOAZ worden zodanig vastgesteld dat deze netto gelijk zijn aan de in die wetten genoemde netto bedragen. Als gevolg van de wijziging van het netto minimumloon veranderen ook de netto bedragen en daardoor de grondslagen per 1 januari 2005.
Bij de vaststelling van de grondslagen is ten aanzien van de in te houden loonheffing rekening gehouden met de in de loonbelastingtabel verwerkte algemene
heffingskorting. Bij de vaststelling van de grondslagen voor alleenstaande ouders is daarnaast de alleenstaande-ouderkorting in aanmerking genomen. In de praktijk komt het er op neer dat de inhouding van de loonheffing via de te hanteren groene loonbelastingtabel tot een hogere loonheffing, dus een lagere netto uitkering leidt. Dit wordt gecompenseerd door de Voorlopige Teruggaaf (VT) die maandelijks door de Belastingdienst wordt uitbetaald. De VT moet wel door de belanghebbende zelf bij de Belastingdienst worden aangevraagd. De VT wordt - evenals overige heffingskortingen die als VT worden uitbetaald - in het kader van de IOAW en de IOAZ niet als middel in aanmerking genomen. Tezamen met de als VT uitbetaalde alleenstaande-ouderkorting levert de eerdergenoemde lagere netto uitkering het in de wet genoemde netto uitgangspunt op.

10

Vereveningsbijdrage
De bruto uitkeringen ingevolge de IOAW en de IOAZ moeten worden verminderd met de vereveningsbijdrage. De vereveningsbijdrage is het equivalent van het werknemersdeel in de Awf-premie. Het werknemersdeel in de Awf-premie is per 1 januari vastgesteld op 5,85 procent. De franchise verandert niet per 1 januari a.s. en bedraagt 58,00 per dag. De vereveningsbijdrage wordt berekend over de bruto IOAW- of IOAZ-uitkering. Gezien de hoogte van de franchise zal een inhouding van de vereveningsbijdrage bij de berekening van de netto IOAW- en IOAZ-uitkering in de praktijk overigens niet aan de orde zijn.

Toepassing van artikel 9, vierde en vijfde lid, van de IOAW
De toetsingsinkomens van IOAW-gerechtigden, die zijn onderworpen aan de beperkende werking van artikel 9, vierde en vijfde lid van de IOAW volgen de ontwikkeling van het bruto minimumloon. Aangezien dit per 1 januari 2005 niet wordt aangepast zullen de toetsingsinkomens blijven gehandhaafd op het niveau waarop ze laatstelijk zijn vastgesteld.

Bijstandspercentagetarief
Als gevolg van de gebruikelijke wijze van afronden verandert het
bijstandpercentagetarief voor de categorie "overige personen" niet per 1 januari a.s. Het percentage dat gedurende het jaar 2005 dient te worden gehanteerd bedraagt 27 %. De opslagpercentages voor het werknemersdeel en het werkgeversdeel van de premie ingevolge de Ziekenfondswet bedragen per genoemde datum respectievelijk
1,88 % en 8,73 % (zie bijlage 1).

Ziekenfondspremie over de uitkering aan zelfstandigen
Met ingang van 1 januari 2000 is een groot deel van de zelfstandigen die bijstand ontvangen op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) verplicht verzekerd ingevolge de Ziekenfondswet. De procentuele premie voor het jaar 2005 bedraagt 8,2 % van het bruto bedrag. Als gevolg van de wijziging van belasting en premies per 1 januari 2005 verandert ook het opslagpercentage voor Zfw. Uitgaande van de netto uitkering wordt dit 11,53 %. Daarbij is rekening gehouden met een opslagpercentage voor de loonheffing van 26,09 %. De
loonheffing dient te worden berekend over de netto uitkering verhoogd met het opslagpercentage voor de premie Zfw.

Wet werk en inkomen kunstenaars
Onder voorbehoud dat de Eerste Kamer instemt met het wetsvoorstel treedt met ingang van 1 januari 2005 de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) in werking. De WWIK kent een bruto uitkeringsstructuur en is daardoor in dat opzicht enigszins vergelijkbaar met de IOAW. Een belangrijk verschil in dit verband is dat de WWIK geen aparte vakantie-uitkering kent.


11

Aangezien de uitkeringen ingevolge de WWIK bruto zijn vastgesteld is voor de inhouding van loonheffing op die uitkeringen geen afzonderlijke loonbelastingtabel meer nodig. Op deze uitkeringen dient de normale groene loonbelastingtabel te worden toegepast. De bruto bedragen zijn zodanig vastgesteld dat ze netto gelijk zijn aan de van het netto minimumloon afgeleide bedragen; deze zijn inclusief vakantie- uitkering. Deze netto uitgangspunten zijn op dezelfde wijze vastgesteld als in de huidige WIK. Bij de vaststelling van de bruto bedragen is ten aanzien van de loonheffing rekening gehouden met de in de loonbelastingtabel verwerkte algemene heffingskorting. Bij de vaststelling van de bedragen voor alleenstaande ouders en gehuwden (de WWIK kent geen gesplitste uitbetaling) is daarnaast rekening gehouden met respectievelijk de alleenstaande ouderkorting en de minstverdienende partnerkorting. In de praktijk komt dat er op neer dat de inhouding van de loonheffing via de te hanteren groene loonbelastingtabel tot een hogere loonheffing, dus een lagere netto uitkering leidt. Dit wordt gecompenseerd door de Voorlopige Teruggaaf (VT) die maandelijks door de Belastingdienst wordt uitbetaald. De VT moet wel door de belanghebbende zelf bij de Belastingdienst worden aangevraagd. De VT wordt - evenals overige heffingskortingen die als VT worden uitbetaald - in het kader van de WWIK niet als middel in aanmerking genomen. Tezamen met de als VT uitbetaalde alleenstaande-ouderkorting, respectievelijk minstverdienende partnerkorting levert de eerdergenoemde lagere netto uitkering het beoogde netto uitgangspunt op.

Kunstenaars die op grond van de WWIK een uitkering ontvangen zijn verzekerd ingevolge
./. de Ziekenfondswet. Over deze uitkering (opgenomen in bijlage 5) is een procentuele premie verschuldigd. Het premiepercentage voor de ziekenfondsverzekering van WIK-gerechtigden is voor het jaar 2005 vastgesteld op 10,5. De premie wordt geheven over de bruto uitkering. Als de definitieve WWIK-uitkering na afloop van een kalenderjaar op een lager bedrag wordt vastgesteld, blijft de reeds door de centrumgemeente ingehouden en afgedragen premie gehandhaafd.
De bruto uitkeringen ingevolge de WWIK moeten worden verminderd met de verevenings-bijdrage. De vereveningsbijdrage is het equivalent van het werknemersdeel in de Awf-premie. Het werknemersdeel in de Awf-premie is per 1 januari 2005 vastgesteld op 5,85 procent. Voor de toepassing van de WWIK bedraagt de franchise 1256,67 op maandbasis.

Ziekenfondspremie voor personen in een inrichting
De ziekenfondspremie voor personen die algemene bijstand ontvangen met toepassing van artikel 23 WWB (personen in een inrichting) is voor het jaar 2005 vastgesteld op 4,80 per dag.


12

Rekenvoorschrift voor de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen aan het eind van het jaar 2005
De belastingtarieven en premies die gelden voor het jaar 2005 hebben ook gevolgen voor het rekenvoorschrift voor de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen aan
./. het eind van het jaar. In bijlage 1a zijn de nieuwe percentages en bedragen opgenomen. Het gewijzigde rekenvoorschrift geldt voor het hele jaar 2005.

Regeling WWB (Paragraaf 6: vakantietoeslag)
De formules die ten behoeve van de forfaitaire berekening van de in aanmerking te nemen vakantietoeslag in paragraaf 6 van de Regeling WWB zijn opgenomen zijn gebaseerd op de gedurende het jaar geldende belasting- en premietarieven. In verband met de wijziging per 1 januari 2005 van belastingtarieven en premies moeten de in genoemde regeling vermelde
./. bedragen en percentages worden aangepast. In bijlage 6 bij deze brief zijn de bedragen en premies opgenomen gebaseerd op de tarieven zoals die vanaf 1 januari
2005 gelden.

Bedragen genoemd in de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004.
De bedragen genoemd in de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 volgen de ontwikkeling van de lonen en mutaties in werkgeverspremies. In verband hiermee worden de bedragen genoemd in artikel 5 van die regeling per 1 januari 2005 aangepast. De nieuwe bedragen zijn in bijlage 7 opgenomen.


13

Bijlage 1 Overzicht van de bedragen genoemd in de Wet werk en bijstand per 1 januari 2005. De oude bedragen zijn tussen haakjes opgenomen.

1-1-2005 (oud) Wet werk en bijstand
Belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste komende kinderen (art. 20, eerste lid)
- alleenstaanden 198,67 ( 199,01
- gehuwden; beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar 397,34 ( 398,02
- gehuwden; één echtgenoot 21 jaar of ouder 773,59 ( 774,92 Belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen (art. 20, tweede lid)
- alleenstaande ouder 428,64 ( 429,37
- gehuwden; beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar 627,31 ( 628,38
- gehuwden; één echtgenoot 21 jaar of ouder 1.003,56 ( 1.005,28 Belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar (art. 21)
- alleenstaande 574,92 ( 575,91
- alleenstaande ouder 804,88 ( 806,27
- gehuwden, beide echtgenoten jonger dan 65 jaar 1.149,83 ( 1.151,82 Belanghebbenden van 65 jaar of ouder (art. 22)

- alleenstaande 866,63 ( 861,78
- alleenstaande ouder 1.091,51 ( 1.091,05
- gehuwden, beide echtgenoten 65 jaar of ouder 1.216,06 ( 1.217,84
- gehuwden, een echtgenoot jonger dan 65 jaar 1.216,06 ( 1.217,84

Maximale toeslag (art. 25, tweede lid) 229,97 ( 230,36

Verblijf in een inrichting (art. 23, eerste lid)

- alleenstaande of alleenstaande ouder 256,02 ( 250,85
- gehuwden 398,25 ( 390,21

NB. De hierbovengenoemde bedragen zijn inclusief vakantietoeslag
Deze bedraagt van de betreffende bijstandsnorm c.q. toeslag (art. 19, derde lid): 4,4% ( 4,6%

Niet tot de middelen te rekenen bedragen (art. 31, tweede lid)
premie in kader van voorziening gericht op arbeidsinschakeling (onderdeel j) 1.976,= ( ongewijzigd onkostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk (onderdeel k)
- bedrag per week ten hoogste 21,= ( ongewijzigd
- maximum bedrag per jaar 735,= ( ongewijzigd maximaal vrij te laten inkomsten uit arbeid (onderdeel o) 165,= ( ongewijzigd Bijzonder inkomen (art. 33, tweede lid)
In aanmerking te nemen inkomen uit studiefinanciering

- thuisinwonende studerende 286,17 ( 280,17
- uitwonende studerende 514,07 ( 503,30 Buiten beschouwing te laten particuliere oudedagsvoorziening (art. 33, vijfde lid)
- alleenstaande en alleenstaande ouder 16,90 ( 16,75
- echtpaar 33,80 ( 33,50


14

Buiten beschouwing te laten vermogen (art. 34, tweede en derde lid)
in de woning gebonden vermogen voorzover dit minder bedraagt dan 43.100,= ( 42.700,= vermogensgrenzen

- alleenstaande 5.105,= ( 5.065,=
- alleenstaande ouder 10.210,= ( 10.130,=
- gehuwden 10.210,= ( 10.130,=

Drempelbedrag bijzondere bijstand (art. 35, tweede lid) 112,= ( 111,=

Langdurigheidstoeslag (art. 36, vijfde lid)

- gehuwden 466,= ( 462,=
- alleenstaande ouder 418,= ( 415,=
- alleenstaande 327,= ( 324,= II. Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 1-1-2005 (oud) bedrag genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b 160.313,= ( 159.004,= bedrag genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel b 38.147,= ( 37.835,= bedrag genoemd in artikel 3, tweede lid 112.220,= ( 111.303,= percentage genoemd in artikel 6, tweede lid 21,0% ( (20,0%) percentage genoemd in artikel 15, onderdeel a 4,5% ( ongewijzigd maximale geldlening (art. 20, eerste lid) 166.576,= ( 165.216,=

Bedrijfskapitaal om niet aan gevestigde zelfstandige (art. 22) 8.329,= ( 8.261,= Bedrijfskapitaal aan beginnende zelfstandige (art. 24) 30.668,= ( 30.417,= Inkomenseis oudere zelfstandige (art. 25) 6.616,= ( 6.562,= Bijstand voor bedrijfskapitaal oudere zelfstandigen (art. 26) 8.329,= ( 8.261,= Voorbereidingskosten starter (art. 29, eerste lid) 2.534,= ( 2.513,=

Over de bijstand verschuldigde loonbelasting, premies volksverzekeringen en ziekenfondspremie vanaf 1 januari 2005
heffings- premie Ziekenfondswet percentage 1) wn deel 2) wg deel 2) a. personen van 65 jaar en ouder 0,0% 6,61% 0,00% b. personen als bedoeld in artikel 20, eerste lid, 0,0% 1,47% 6,85% onderdelen a en b, en tweede lid, onderdelen a en b, van
de Wet werk en bijstand
c. overige personen 27,0% 1,88% 8,73%

bij onbelaste uitkeringen (o.a. krediethypotheek)

- personen jonger dan 65 jaar 0,0% 1,47% 6,85%
- personen van 65 jaar en ouder 0,0% 6,61% 0,00%


1) het heffingspercentage dient te worden toegepast op de netto bijstand vermeerderd met het werknemersaandeel premie ZFW

2) het opslagpercentage premie Ziekenfondswet (zowel werknemersaandeel als werkgeversaandeel) dient te worden berekend over de netto bijstandsuitkering


15

bijlage 1a

Rekenvoorschrift voor de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen aan het eind van het jaar 2005.
Overzicht met toe te passen percentages en bedragen voor bijstandsgerechtigden jonger dan 65 jaar van 65 jaar en ouder A Loonheffingskorting *) 1.894,00 gehuwden 1.364,00 alleenstaanden 1.651,00

B Tariefpercentage 1e schijf van het 34,40% 16,50% schijventarief

C Tariefpercentage 1e schijf van het 32,479% 15,578% schijventarief na correctie arbeidskorting

D Bruteringspercentage bijstand waarover 59,39% 21,35% Ziekenfondspremie is verschuldigd

E Bruteringspercentage bijstand waarover 52,44% 19,76% geen Ziekenfondspremie is verschuldigd
(bijvoorbeeld partneralimentatie)

F Bruteringsfactor premieloon Zfw 1,0147 1,0661

G Werknemerspremie Zfw 1,45% 6,20%

H Werkgeverspremie Zfw 6,75% n.v.t.


*) De loonheffingskorting wordt in aanmerking genomen voorzover die nog niet bij een andere inhoudingsplichtige
te gelde is gemaakt


16

bijlage 2

Berekening van het nettominimumloon als bedoeld in artikel 37 van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2005

Bruto minimumloon 1.264,80

af: premie Zfw 1,45% 18,33 premie Awf 5,85% *) 0,47 loonheffing 147,16
165,96 netto minimumloon 1.098,84


*) rekening houdend met een franchise van 58,00 per dag

bruto vakantieuitkering 101,18

af: premie Zfw 1,46 premie Awf 5,91 loonheffing 42,82
50,19 netto vakantie-uitkering 50,99

netto minimumloon ex art. 37, eerste lid, WWB 1149,83

Berekening van de bijstandsnorm per maand voor gehuwden, een alleenstaande ouder en een alleenstaande van 21 tot 65 jaar per 1 januari 2005
gehuwden, beide partners 21 jaar of ouder 1.098,84 + 50,99 = 1.149,83 hierin begrepen vakantietoeslag: 4,4% *) van 1.149,83 = 50,59

alleenstaande ouder 21 jaar of ouder 70% van 1.149,83 = 804,88 hierin begrepen vakantietoeslag: 4,4% *) van 804,88 = 35,41

alleenstaande 21 jaar of ouder 50% van 1.149,83 = 574,92 hierin begrepen vakantietoeslag: 4,4% *) van 574,92 = 25,30


*) Het percentage, genoemd in artikel 19, derde lid, geeft de verhouding weer tussen de netto aanspraak op vakantietoeslag en het maandloon inclusief vakantietoeslag die bij het netto minimumloon bestaat.
Netto vakantie-uitkering 50,99
Nettominimumloon 1149,83
verhouding 50,99 / 1149,83 x 100% = 4,435% afgerond 4,4%


17

Bijlage 3 Wijziging van de netto bedragen genoemd in de IOAW en de IOAZ per 1 januari 2005
1-1-2005 (oud) IOAW
netto bedragen genoemd in artikel 5, vierde en vijfde lid, van de IOAW voor: werkloze werknemer en de echtgenoot, beiden 21 jaar of ouder 574,92 ( 575,91

alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder met een of meer kinderen 1.034,85 ( 1.036,64

alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder zonder kinderen

- van 23 jaar of ouder 804,88 ( 806,28
- van 22 jaar 656,91 ( 660,82
- van 21 jaar 578,31 ( 581,02

alleenstaande werkl. werkn. jonger dan 21 jaar met een of meer kinderen
- alleenstaand 1.005,66 ( 1.006,61
- thuisinwonend 753,47 ( 754,32

alleenstaande jonger dan 21 jaar zonder kinderen, alleenwonend 558,70 ( 559,23 alleenstaande jonger dan 21 jaar, thuisinwonend 306,51 ( 306,94

IOAZ
netto bedragen genoemd in artikel 5, vijfde lid, van de IOAZ voor:
gewezen zelfstandige en de echtgenoot 574,92 ( 575,91 alleenstaande gewezen zelfstandige met een of meer kinderen 1.034,85 ( 1.036,64 alleenstaande gewezen zelfstandige zonder kinderen 804,88 ( 806,28

(voor grondslagen zie bijlage 4)


18

bijlage 4 Grondslagen als bedoeld in artikel 5 van de IOAW en de IOAZ per 1 januari 2005 IOAW 1-1-2005 (oud) werkloze werknemer en de echtgenoot met of zonder kinderen 1.345,24 ( 1.346,16 alleenst. werkl. werkn. van 21 jaar of ouder met een of meer kind. 1.227,78 ( 1.225,35 alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder zonder kinderen

- van 23 jaar of ouder 1.045,03 ( 1.040,67
- van 22 jaar 805,04 ( 808,80
- van 21 jaar 679,37 ( 681,51 alleenstaande werkl. werkn. jonger dan 21 jaar met een of meer kinderen
- alleenstaand 1.181,22 ( 1.176,73
- thuisinwonend 772,67 ( 775,23 alleenstaande jonger dan 21 jaar zonder kinderen, alleenwonend 647,60 ( 647,82 alleenstaande jonger dan 21 jaar, thuisinwonend 311,01 ( 310,81 vrij te laten bedragen genoemd in het Inkomensbesluit IOAW

- maximale vrijlating (art. 3, tweede lid, onderdeel d) 265,90 ( 263,12
- premie in het kader van voorziening gericht op 1.976,= ( ongewijzigd arbeidsinschakeling (art. 7, tweede lid, onderdeel h)

- kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk (art. 7, tweede lid, onderdeel i) per week 21,= ( ongewijzigd per jaar 735,= ( ongewijzigd

IOAZ
gewezen zelfstandige en de echtgenoot 1.345,24 ( 1.346,16 alleenstaande gewezen zelfstandige met een of meer kinderen 1.227,78 ( 1.225,35 alleenstaande gewezen zelfstandige zonder kinderen 1.045,03 ( 1.040,67 bedrag genoemd in artikel 5, tweede en derde lid 22.288,= ( 22.716,= buiten beschouwing te laten vermogen (art. 8, tweede lid) 112.220,= ( 111.303,= bedrag genoemd in artikel 5, eerste lid van de Regeling
vermogenswaardering IOAZ (art. 5, eerste lid) 101.484,= ( 101.525,= Correctiepercentage IOAW en IOAZ
vereveningsbijdrage 5,85% ( 5,80% hierbij geldt een franchise per dag van 58,= ( ongewijzigd

Berekening van enkele netto IOAW- en IOAZ-uitkeringen
gehuwde alleenstaande alleenstaande werkloze partner ouder > 23 jaar bruto grondslag 672,62 672,62 1227,78 1045,03 bruto uitkering (grondslag x 100/108) 622,80 622,80 1136,83 967,62 AWf (franchise 58,00 per dag) 5,85% 0,00 0,00 0,00 0,00 Zfw-premie werkgever 6,75% 42,03 42,03 76,73 65,31 tabelloon 661,50 661,50 1210,50 1030,50 loonheffing 69,66 69,66 141,75 *) 196,58 Zfw-premie werknemer 1,45% 9,03 9,03 16,48 14,03 netto uitkering 544,11 544,11 978,60 757,01


19

bruto vakantieaanspraak 49,82 49,82 90,95 77,41 Awf 5,85% 0,00 0,00 0,00 0,00 Zfw-premie werkgever 6,75% 3,36 3,36 6,13 5,22 loonheffing 34,40% 18,29 18,29 33,39 28,42 Zfw-premie werknemer 1,45% 0,72 0,72 1,31 1,12 netto vakantieaanspraak 30,81 30,81 56,25 47,87

totaal netto IOAW/IOAZ 574,92 574,92 1034,85 804,88


*) toelichting in aanmerking genomen loonheffing alleenstaande ouder loonheffing volgens de groene maandtabel 258,50 af: alleenstaande-ouderkorting per maand 116,75 in aanmerking genomen loonheffing 141,75


20

Bijlage 5

Bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen kunstenaars per 1 januari 2005 cf wetsvoorstel
1-1-2005 TK 29574 Bijzonder inkomen (artikel 6)
inkomen uit studiefinanciering

- thuisinwonende studerende 286,17 271,06
- uitwonende studerende 514,07 486,94

Vermogen (artikel 7)
In de woning gebonden vermogen (tweede lid) 43.100,00 42.000,00 Vermogensgrenzen genoemd in derde lid

- alleenstaande 5.105,00 4.975,00
- alleenstaande ouder 10.210,00 9.950,00
- voor de gehuwden tezamen 10.210,00 9.950,00

Toetredingsgrens (artikel 8)

- alleenstaande 1.172,59 1.024,10
- alleenstaande ouder 1.387,21 1.207,43
- gehuwden 1.549,47 1.349,13

Hoogte van de uitkering (artikel 15)

- alleenstaande 735,00 648,04
- alleenstaande ouder 939,33 828,31
- gehuwden 1.073,86 954,73 Maximale hoogte uitkering bij definitieve vaststelling (artikel 16)

- alleenstaande 1.582,08 1.355,98
- alleenstaande ouder 1.968,95 1.673,05
- gehuwden 2.202,24 1.871,42

Berekening van de netto WWIK-uitkering ex. artikel 15, eerste lid, van de WWIK per 1 januari
2005
onderdeel c onderdeel b onderdeel a alleenstaande gehuwden alleenstaande ouder bruto uitkering 735,00 939,33 1073,86 premie Awf (franchise 1256,67 per maand) 5,85% 0,00 0,00 0,00 premie Zfw 10,50% 77,17 98,62 112,75 tabelloon 733,50 936,00 1071,00 totaal heffing *) 94,41 47,33 52,75

netto uitkering 563,42 793,38 908,36


*) toelichting loonheffing alleenstaande ouder en gehuwden
inhouding volgens tabel 164,08 210,58 alleenstaande ouderkorting 116,75 - minstverdienende partnerkorting 157,83 in aanmerking genomen loonheffing 47,33 52,75
21

Bijlage 6

Formules en percentages genoemd in paragraaf 6 (Vakantietoeslag) van de Regeling WWB voor het jaar 2005

Artikel 11. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar met inkomen uit tegenwoordige arbeid
bij een netto inkomen per maand bedraagt de aanspraak gelijk aan of meer dan en minder dan op vakantietoeslag 0,00 448,63 8,00% x ink
448,63 531,84 7,75% x ink - 12,23
531,84 968,34 6,56% x ink - 5,89
968,34 1014,32 1,07% x ink + 47,27
1014,32 1038,63 0,90% x ink + 41,36
1038,63 5,69% x ink - 8,37

Artikel 12. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar met inkomen uit vroegere arbeid
bij een netto inkomen per maand bedraagt de aanspraak gelijk aan of meer dan en minder dan op vakantietoeslag 0,00 423,58 8,00% x ink
423,58 877,25 8,01% x ink - 12,64
877,25 914,91 1,30% x ink + 46,18
914,91 934,81 1,09% x ink + 40,42
934,81 6,95% x ink - 14,32

Artikel 13. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar voor wie geen rekening is gehouden met de algemene heffingskorting
bij een netto inkomen per maand bedraagt de aanspraak gelijk aan of meer dan en minder dan op vakantietoeslag 0,00 719,42 8,00% x ink
719,42 757,07 1,30% x ink + 48,23
757,07 776,98 0,90% x ink + 42,25
776,98 6,95% x ink - 3,35

Artikel 14. Vakantieaanspraak voor personen van 65 jaar of ouder
Percentage genoemd in het eerste lid 5,10% Percentage genoemd in het tweede lid 8,00%


22

Bijlage 7

Herziening bedragen genoemd in de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004
per 1 januari 2005

1-1-2005 (1-1-2004)

Artikel 5, eerste lid
Vergoeding per besluit op een aanvraag van ondernemers in de binnenvaart om 262,- ( ongewijzigd ) verlening van bijstand (art. 56, eerste lid, onderdeel a, Bbz 2004)

Artikel 5, tweede lid

- onderdeel a
voor een uitgebreid rapport betrekking hebbend op bijstandverlening aan een 2.616,- ( 2.604,- ) startende of reeds gevestigde zelfstandige

voor een verkort rapport betrekking hebbend op bijstandsverlening aan een 1.547,- ( 1.540,- ) startende of reeds gevestigde zelfstandige


- onderdeel b
voor een rapport betrekking hebbend op bijstandsverlening aan een oudere of 951,- ( 946,- ) een beëindigende zelfstandige of een nader of vervolgrapport betrekking hebbend op bijstandsverlening aan een zelfstandige

Artikel 5, derde lid
Aan derden opgedragen begeleiding van persoon aan wie algemene bijstand wordt verstrekt

- belanghebbende bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, Bbz 2004 1.577,- ( 1.570,- )
- belanghebbende bedoeld in artikel 2, derde lid, Bbz 2004 3.154,- ( 3.140,- )

Artikel 5, vierde lid
Kosten van een aan derden opgedragen onderzoek betrekking hebbend op een 1.069,- ( 1.065,- ) aanvraag om uitkering op grond van de IOAZ


23


9. Levering gegevens Debiteurenstatistiek door gemeenten met minder dan
20.000 inwoners

Bekendmaking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffende aanwijzing van gemeenten met minder dan 20.000 inwoners met ingang van 1 januari 2005 in het kader van de Debiteurenstatistiek

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt op grond van artikel 3, tweede lid, van de Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ, bekend dat met ingang van 1 januari 2005,

Met betrekking tot de volgende gemeenten met minder dan 20.000 inwoners de verplichting geldt om overeenkomstig bijlage 4 horende bij de Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ gegevens met betrekking tot personen aan wie in het kader van de uitvoering van de WWB, IOAW en IOAZ een betalings- of
aflossingsverplichting is opgelegd te leveren:

Muiden
het Bildt
Amerongen
Opmeer
Goedereede
Ouderkerk
Haelen
Maasdonk
Kollumerland c.a.
Texel
Schoonhoven
Grave
Schinnen
Ommen
Rhenen
Zandvoort
Middelharnis
Sint-Oedenrode
Gennep
Gulpen-Wittem
Zeewolde
Groesbeek
Bodegraven
Eersel
Westerveld


24

's-Gravenhage,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
namens deze,
De Directeur Werk en bijstand,

P.P.L. van Kalmthout

Toelichting
In het kader van administratieve lastenverlichting voor gemeenten is in de Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2005 bepaald dat niet alle gemeenten met minder dan 20.000 inwoners de gegevens voor de debiteurenstatistiek hoeven te leveren aan het CBS. De levering wordt beperkt tot een steekproef uit deze gemeenten. In het bovenstaande staan de gemeenten opgesomd die in de steekproef vallen en dus de gegevens voor de debiteurenstatistiek aan het CBS dienen te leveren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
namens deze,
De Directeur Werk en bijstand,

P.P.L. van Kalmthout


25


11. Uitvoering Langdurigheidstoeslag

Op het gemeenteloket staat de standaardprocedure aangegeven die geldt voor de gegevensuitwisseling inzake de langdurigheidstoeslag tussen gemeenten en UWV. Een aantal gemeenten heeft erop gewezen dat de in deze procedure aangegeven termijn van 3 weken door het UWV regelmatig wordt overschreden. Dit onderwerp is onlangs aan de orde geweest in de werkgroep langdurigheidstoeslag. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van een aantal gemeenten, VNG, Divosa, SZW en UWV, en is onder andere ingesteld om de aanvraagprocedure
langdurigheidstoeslag zo adequaat mogelijk vorm te geven.
Het UWV heeft aangegeven dat de vertraging in het aanleveren van gegevens wordt veroorzaakt doordat de informatieverzoeken moeten worden uitgezet bij de diverse regiokantoren van het UWV en het feit dat het antwoord op de vraag of is afgezien van een arbeidskundig onderzoek een apart dossieronderzoek vergt. Voorts worden er door een aantal gemeenten veel verzoeken tegelijk (bulkverzoeken) met toepassing van de genoemde standaardprocedure ingediend.

Om de doorlooptijd van de gegevensuitwisseling tussen gemeenten-UWV te verkorten, wijs ik u op de volgende 2 mogelijkheden:


1. Bulkverzoeken.

Het UWV biedt de gemeenten de mogelijkheid om bij verzoeken in het kader van de langdurigheidstoeslag van meer dan 100 sofi-nummers in afwijking van de standaardprocedure een digitale maatwerkset terug te leveren.

Wat houdt deze maatwerkset in?

Indien u (in 1 keer) een bulkverzoek indient dat meer dan 100 sofi-nummers bevat dan kan het UWV u een korte en uitgebreide digitale gegevensset retour leveren in plaats van heel veel losse brieven met uitkeringsspecificaties. Dit verkort de doorlooptijd.

Afhankelijk van wat bij het sofi-nummer gevonden wordt aan gegevens ontvangt u van het UWV:


· Een (excel)bestand met daarin de sofi-nummers die:


Ø Niet bekend zijn bij UWV

Ø Geen lopende WAO, WAZ of WAJONG uitkering gedurende 3 jaar hebben
Ø Niet 80-100 arbeidsongeschikt zijn


26


· Een access database met de sofi-nummers met daarbij:


Ø De uitkeringsnaam

Ø De ingangsdatum

Ø De 60 maandbedragen

Ø Of betrokkene inkomsten uit arbeid heeft gehad

Ø Of er is afgezien van het arbeidsdeskundig onderzoek en betrokkene als laatste is gezien door een verzekeringsarts (ja/nee).

U ontvangt daarbij een begeleidend schrijven hoe u met deze database om moet gaan.
Mocht u een dergelijk (eenmalig) bulkverzoek hebben, neem dan contact op met de informatiedesk UWV/GSA (tel 020 687 2400 of per mail: gsa@uwv.nl). U kunt dan bespreken hoe u de gegevens het beste kunt aanleveren (bijvoorbeeld in een excel bestand) en wat de in te schatten doorlooptijd zal zijn.


2. Afhandeling vervolgaanvragen langdurigheidstoeslag.

Vanaf 1 januari 2005 zullen de gemeenten de vervolgaanvragen voor de langdurigheidstoeslag tegemoet kunnen zien. Personen die met ingang van 1 januari 2004 een langdurigheidstoeslag hebben ontvangen, kunnen als zij aan de voorwaarden voldoen na een periode van 12 maanden na datum van eerste toekenning wederom in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. De gemeenten behoeven in die situaties alleen te beoordelen of ook in de afgelopen 12 maanden door betrokkenen voldaan is aan de voorwaarden van de
langdurigheidstoeslag. In deze gevallen is de procedure gegevensuitwisseling gemeenten ­UWV niet van toepassing. De gemeenten kunnen aan de hand van de door betrokkene over te leggen bewijsstukken vaststellen of in de 12 maanden na de laatst toegekende langdurigheidstoeslag aan de voorwaarden van de langdurigheidstoeslag is voldaan. Het blijft voor de gemeenten uiteraard wel mogelijk om bij het UWV de door de betrokkene geleverde individuele gegevens over deze periode van 12 maanden te verifiëren. Voor nieuwe gevallen blijft de procedure gegevensuitwisseling wel van toepassing.


27

12. Automatisch voorlopige teruggaaf 2005

Schatting Belastbaar inkomen bijstandsgerechtigden *)

Bij nieuwe aanvragen en bij wijzigingen in de omstandigheden van de
belanghebbende, die de hoogte van de voorlopige teruggaaf kunnen beïnvloeden zal het nodig zijn dit door te geven aan de Belastingdienst. Op het aanvraagformulier heffingskortingen moet de belanghebbende aan de Belastingdienst opgeven hoe hoog het belastbaar inkomen is dat hij het komende jaar zal hebben.
In dat verband is een overzicht opgesteld van de bijstandsinkomens voor het jaar 2005. De gegevens zijn gebaseerd op de stand van 1 januari 2005.

Voor personen volgt: loon uit vroegere arbeid NB. Alle bedragen zijn inclusief vakantie-uitkering (gebaseerd op de bijstandsnormen van Belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar januari 2005 op jaarbasis) gehuwden, beide partners jonger dan 65 jaar 8850 alleenstaande ouder

- met maximale toeslag 15950
- zonder toeslag 11200 alleenstaande

- met maximale toeslag 13650
- zonder toeslag 8850

Belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer
ten laste komende kinderen
gehuwden, één partner 21 jaar of ouder 7150 gehuwden, beide partners 18, 19 of 20 jaar 4100 ***) alleenstaande ouder 5500 ****)

Belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder
ten laste komende kinderen
gehuwden, één partner 21 jaar of ouder 5050 ***) gehuwden, beide partners 18, 19 of 20 jaar 2600 ***) Alleenstaande
2600 ***)
*) Bij de berekening van de bedragen is uitgegaan van een volledige bijstandsuitkering. Er is geen rekening gehouden met een eventuele samenloop met inkomsten uit tegenwoordige arbeid.
**) In de bedragen is de premie Zfw (wn-deel en wg-deel) begrepen.
***) Het inkomen is niet toereikend om de algemene heffingskorting volledig te vergelden.
****) Het inkomen is niet toereikend om de alleenstaande-ouderkorting volledig te vergelden.
28

13. Overgangsregime Wsw-indicatiestelling

Ten aanzien van het te hanteren overgangsregime is in de subsidiebeschikking Wsw 2005 (kenmerk ABG/GA/04/66338) en de verzamelbrief van november 2004 het volgende aangegeven:

Overgangsregime

· Met ingang van 1 januari 2005 is CWI verantwoordelijk voor de uitvoering van alle nieuwe aanmeldingen voor (her)indicatie en voor de advisering bij opzegging van de dienstbetrekking.

· Onder verantwoordelijkheid van de gemeente dienen nog te worden afgehandeld:
1) aanvragen tot indicatie die vóór 1 januari 2005 zijn ingediend bij de gemeenten c.q. de indicatiecommissie;

2) aanvragen tot herindicatie (indien de geldigheidsduur van een indicatie verstrijkt vóór 1 maart 2005, conform art 8, eerste lid, van het Besluit indicatie sociale werkvoorziening) die vóór 1 januari 2005 zijn ingediend bij de gemeente c.q. de indicatiecommissie;

3) voorgenomen ontslagzaken die vóór 1 januari 2005 in behandeling zijn genomen door de gemeente c.q. de indicatiecommissie;

4) op 1 januari 2005 nog lopende bezwaar- en beroepsprocedures.

Afhandeling van deze lopende zaken gebeurt op basis van de vóór 1 januari 2005 vigerende wet- en regelgeving. Hiervoor zijn gemeenten gefinancierd door verstrekking van middelen uit het centraal budget Wsw 2004.

Zaken die op 1 april 2005 nog niet zijn afgerond worden overgedragen aan CWI in de stand waarin zij zich dan bevinden. Dit geldt ook voor lopende bezwaar- en beroepsprocedures, waarbij de resterende bezwaartermijn gewoon van kracht blijft. Voor een goede overdracht van de lopende zaken is de totstandkoming van samenwerkingsafspraken op lokaal niveau tussen de betrokken partijen van groot belang.

Overgangsregime met betrekking tot de herindicaties:


1. De indicatietermijn loopt af vóór 1 maart 2005:

· De herindicatie wordt nog onder verantwoordelijkheid van de gemeente uitgevoerd op basis van het voor 1-1-2005 geldende recht.


29


2. De indicatietermijn loopt af in de periode van 1 maart 2005 tot 22 april
2005:

· De herindicatie wordt door CWI uitgevoerd op basis van het na 1-1-2005 geldende recht.

· Gemeenten moeten de aanvraag voor deze herindicaties uiterlijk twee maanden vóór afloop van de indicatietermijn indienen bij CWI.

· CWI heeft vanaf het moment van de uiterlijke indieningsdatum maximaal
16 weken de tijd om de herindicatie af te ronden.

Voorbeeld: bij afloop van de indicatietermijn op 14 maart 2005 dient de gemeente op uiterlijk 14 januari (twee maanden van tevoren) de aanvraag tot herindicatie in bij CWI.
De uiterlijke datum waarop CWI de herindicatie dient te hebben afgerond is 6 mei 2005 (zestien weken ná de uiterlijke indieningsdatum), óók als de gemeente de aanvraag al vóór 14 januari 2005 bij CWI heeft ingediend.


3. De indicatietermijn loopt af op of na 23 april 2005:

· De herindicatie wordt door CWI uitgevoerd op basis van het na 1-1-2005 geldende recht.

· Gemeenten dienen de aanvraag voor al deze indicaties uiterlijk 16 weken vóór afloop van de indicatietermijn in bij CWI.

· CWI heeft maximaal 16 weken om de herindicatie-aanvraag te behandelen en af te ronden.

Nadere toelichting:
In het tot 1 januari 2005 geldende Besluit indicatie sociale werkvoorziening geldt voor het gemeentebestuur een aanmeldingstermijn (bij de indicatiecommissie) voor herindicatie van twee maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de indicatie (artikel 8, lid 1).
In het nieuwe Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken dat op
1 januari 2005 in werking treedt, geldt een aanmeldingstermijn (bij de CWI) van 16 weken (artikel 6, lid 1).

In het bovenstaande overgangsregime wordt voor cliënten wier indicatietermijn afloopt in de periode van 1 maart tot 22 april 2005, de aanmeldingstermijn van twee maanden analoog toegepast. De reden daarvoor is dat, als voor deze groep de ­ nieuwe ­ 16 wekentermijn gehanteerd zou worden, herindicatie-aanvragen al vóór 1 januari 2005 bij CWI zouden moeten worden ingediend, terwijl de Wsw-indicatie formeel pas op 1 januari 2005 aan CWI wordt overgedragen.
Daarom is het van belang dat gemeenten de twee maandentermijn blijven hanteren voor de cliënten die in het overgangsregime vallen.


30

Omdat CWI voor alle (her)indicaties een termijn van maximaal 16 weken heeft, kan het in een enkel geval voorkomen dat een indicatietermijn afloopt vóórdat de herindicatie is afgerond. In die gevallen wordt de indicatietermijn geacht door te lopen tot het moment waarop de herindicatie is afgerond. Dit is niet verwijtbaar voor de gemeenten. In het Verslag over de uitvoering (VODU) Wsw en het
accountantsprotocol 2005 zal hieraan aandacht besteed worden.

Het overgangsregime is bedoeld om een goede, soepele overgang van de
indicatiestelling mogelijk te maken. Het is dan ook uitdrukkelijk niet de bedoeling dat gemeenten dossiers tot 1 januari 2005 gaan `opsparen'. Om een soepele overgang verder te bevorderen kunnen gemeenten en CWI op lokaal niveau in onderling overleg afspraken maken over een evenwichtige spreiding van de overdracht van individuele dossiers tussen 1 januari en 1 april 2005. Daarbij geldt dat zaken die het gemeentebestuur c.q. de commissie voor 1-1-2005 in behandeling heeft, worden afgehandeld op basis van het voor 1-1-2005 geldende recht.


31


19. Terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

AAN Postbus 90801
2509 LV Den Haag Voorzitters en leden gemeenteraden Anna van Hannoverstraat 4 i.a.a. Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 colleges van Burgemeester en Wethouders

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer W&B/URP/04/88930 (070) 333 50 59

Onderwerp Datum Contactpersoon Verlening van bijzondere bijstand aan mr. J.J.C. van der Graaff chronisch zieken, gehandicapten en ouderen mr. F.A.M. Janssen

Door middel van deze brief wil ik de aandacht van uw Raad vragen voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.

Bij de behandeling van de SZW-begroting 2005 heeft de Tweede Kamer uitvoerig met de Minister en mij gesproken over de gemeentelijke invulling van de bijzondere bijstand en de gemeentelijke maatregelen om het niet-gebruik van de bijzondere bijstand tegen te gaan. Daarbij is onder meer de brief aan de orde geweest die ik op
26 november 2004 naar de
./. Kamer heb gezonden en die in afschrift is bijgevoegd.

Uit het rapport "Terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte", dat in vorengenoemde brief besproken wordt, blijkt dat veel gemeenten op actieve wijze invulling geven aan de bijzondere bijstand voor de doelgroep en aan maatregelen om het niet-gebruik terug te dringen. Voor deze gemeenten spreek ik mijn waardering uit en ik vertrouw erop dat zij op de ingeslagen weg zullen voortgaan.
Gemeenten die (nog) geen actieve maatregelen hebben getroffen, wil ik nadrukkelijk wijzen op de mogelijkheden die de Wet werk en bijstand biedt voor de verlening van bijzondere bijstand aan de doelgroep chronisch zieken, gehandicapten en ouderen en het belang dat regering en parlement daaraan hechten.


32

Via www.gemeenteloket.minszw.nl kunt u de Handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen en het rapport over de terugdringing van het niet-gebruik downloaden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)


33