Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA DEN HAAG Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
AVB/VDB/04 78269
Onderwerp Datum
Rapport arbo-preventiebeleid in grote 23 december 2004
ondernemingen
Hierbij bied ik u ter informatie de rapportage `Arbobeleid of preventiecultuur? Een onderzoek naar
de aard en omvang van het arbo-preventiebeleid in grote ondernemingen' aan. Het rapport
verschaft inzicht in de wijze waarop grote ondernemingen omgaan met arbobeleid. Doel van het
onderzoek was de aard, omvang en achtergronden van het arbogerelateerde preventiebeleid van
grote ondernemingen (meer dan 200 werknemers) in beeld te krijgen. Om hier inzicht in te krijgen
is gebruikgemaakt van een telefonische enquête en casestudies.
Resultaten onderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven met meer dan 200 werknemers over het algemeen vrij actief
zijn in het nemen van maatregelen op het gebied van arbeidsomstandigheden. Een aanzienlijk deel
van de bedrijven lijkt meer te doen dan wettelijk wordt vereist. Bij een beperkter aantal bedrijven
kan zelfs gezegd worden dat er sprake is van een preventiecultuur. Dat wil zeggen dat men in die
bedrijven meer doet dan op basis van wettelijke vereisten noodzakelijk is en dat de implementatie
van een goed arbo-preventiebeleid breed in de organisatie wordt gedragen. Het ontstaan van een
preventiecultuur lijkt vooral samen te hangen met de persoonlijke inbreng van de directie en het
management en positieve ervaringen met eerder gevoerd beleid.
Verder wil ik de volgende hoofdpunten uit het onderzoek onder uw aandacht brengen:
Als redenen voor het voeren van arbobeleid noemen vrijwel alle bedrijven (92%) (spontaan) de
gezondheid en het behoud van de werknemers. Daarnaast noemt men verplichtingen vanuit
wetgeving of CAO (36%) en economische motieven (23%). Bedrijven in de bedrijfstak
dienstverlening (37%) en publieke sector (30%) noemen vaker dan bedrijven in de bedrijfstak
bouw en industrie (17%) de verplichtingen in de Arbowet als reden voor het voeren van
arbobeleid.
In vrijwel alle bedrijven (85%) is een arbocoördinator en/of een afdeling personeelszaken
betrokken bij het arbobeleid. Daarnaast is bij een deel van de bedrijven de ondernemingsraad
2 AVB/VDB/04 78269
(51%), een speciale arbocommissie (50%) en/of de directie (40%) hierbij betrokken. In vrijwel
alle bedrijven worden er één of meerdere informatiebronnen geraadpleegd op het gebied van
arbeidsomstandigheden: 90% een vaktijdschrift en/of internet; 71% een arbodienst; 48% de
brancheorganisatie en 30% de overheid. Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven slechts in beperkte
mate communiceren over hun arbobeleid. Dit gebeurt meestal via het (sociaal) jaarverslag.
Onderwerpen waarvoor de meeste bedrijven preventief beleid hebben ontwikkeld zijn `houding,
repeterende bewegingen en beeldschermgebruik' (83%) en `ongewenste omgangsvormen' (77%).
Daarnaast heeft ruim de helft van de bedrijven preventief beleid voor kracht zetten, lawaai,
gevaarlijk werk, gevaarlijke stoffen en werkdruk. Vrijwel alle bedrijven zeggen dat zij
medewerkers bij indiensttreding voorlichting geven over arbeidsomstandigheden. Voorlichting vindt
verder bij de meeste bedrijven plaats in het werkoverleg of bij aanvang van nieuwe
werkzaamheden. Vrijwel alle bedrijven zeggen bedrijfsongevallen te registreren en de meeste
bedrijven registreren bovendien de bijna-ongevallen (72%). De informatie over ongevallen wordt
veelal gebruikt om een rapportage op te stellen en beleid te maken voor preventie.
In de voorafgaande twaalf maanden heeft 43% van de bedrijven diensten (in het kader van
arbeidsomstandigheden of verzuimbegeleiding) ingekocht buiten de arbodienst om. Van de
ondervraagde bedrijven heeft 71% in de voorafgaande twaalf maanden producten gekocht gericht
op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Het gaat daarbij met name om meubilair,
hulpmiddelen bij beeldschermwerk, persoonlijke beschermingsmiddelen en ergonomische
hulpmiddelen ter verlichting van de fysieke belasting. Ruim de helft van de bedrijven (58%) vraagt
bij de inkoop van producten die binnen het bedrijf worden gebruikt altijd om specifieke informatie
omtrent de eigenschappen en gebruiksrisico's.
Ruim driekwart van de bedrijven (77%) zegt maatregelen te hebben getroffen om een gezonde
leefwijze bij werknemers te stimuleren. Deze bedrijven hebben met name maatregelen genomen op
de gebieden stoppen met roken (cursus, therapie) (77%), gezonde werkhouding / ergonomie
(47%) en sport / lichaamsbeweging (37%).
Tevens blijkt uit de casestudies dat er sprake is van een combinatie van factoren die bepaalt in
hoeverre bedrijven activiteiten ondernemen op het gebied van arbeidsomstandigheden. Interne
factoren, zoals de betrokkenheid van de directie bij het arbobeleid, kunnen worden beïnvloed door
positieve ervaringen met arbobeleid. Een hoog ziekteverzuim en/of een hoog aantal
bedrijfsongevallen kan ook leiden tot een verhoogde aandacht. Bij fysieke belasting en veiligheid
hebben werkgevers meer het gevoel dat ze daar iets aan kunnen doen. Voor breed gedragen
arbobeleid is de betrokkenheid van medewerkers bovendien van belang. In de praktijk blijkt een
deel van de medewerkers de arboregels niet volledig na te leven. Voor de uitvoering van
maatregelen zijn de beschikbaarheid van financiële middelen en van informatie over wat te doen om
de arbeidsomstandigheden te verbeteren, belangrijke voorwaarden. Externe factoren die invloed
hebben op het arbobeleid zijn wetgeving, met name de Arbowet en vereisten van opdrachtgevers.
Uit de casestudies is gebleken dat positieve ervaringen van de directie met arbobeleid, zoals een
daling in het ziekteverzuim, de WAO-instroom of het aantal bedrijfsongevallen, deze groep
werkgevers motiveert tot het nemen van verdere maatregelen. Een knelpunt hierbij is dat men
3 AVB/VDB/04 78269
veelal niet de bijdrage van afzonderlijke maatregelen kan bepalen. Voor een aantal bedrijven
vormen financiële beperkingen de remming op het nemen van arbomaatregelen.
Beleidsconclusies
Uit het onderzoek komt een beeld naar voren van bedrijven die over het algemeen het interne
arbobeleid actief ter hand nemen en daar ook een adequate interne organisatie voor hebben. Ook
uit onderzoek van de Arbeidsinspectie (Arbomonitor 2003; u aangeboden bij de Arbobalans
2004) blijkt dat grote ondernemingen vaker preventiemaatregelen treffen. Mede in het licht van de
evaluatie Arbowet (zie de adviesaanvraag aan de SER terzake van 29 oktober jl.) vind ik dat deze
resultaten ook zijn effect moeten hebben op de uit te oefenen inspectiedruk op deze categorie
bedrijven. Leidraad voor inspectie blijft daarbij stevige inzet bij hoge risico's en laag
nalevingsniveau en een beperkte inzet bij lage risico's. Een en ander laat daarnaast onverlet de
gangbare werkwijze ten aanzien van het onderzoeken van arbeidsongevallen en klachten van
werknemers, alsmede de Major Hazard-bedrijven (de bedrijven die onder de BRZO-bepalingen
vallen).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Bijlage(n):
Eindrapport `Arbobeleid of preventiecultuur? Een onderzoek naar de aard en omvang van het
arbo-preventiebeleid in grote ondernemingen'
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid