Tweede Kamer der Staten Generaal
t.a.v. Griffier voor de vaste commissie
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
9-12-2004 FM 2004-01617 U
Onderwerp
Fiche witwassen-terrorisme financiering
Zoals door u verzocht in uw brief van 9 december
2004 breng ik u door middel van deze brief op de
hoogte van de stand van zaken ten aanzien van de
onderhandelingen over het voorstel voor een
richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
tot voorkoming van het gebruik van het
financiële stelsel voor het witwassen van geld,
met inbegrip van terrorisme-financiering
(hierna derde richtlijn witwassen). Tevens zal
ik ingaan op mijn standpunt ten aanzien van de
administratieve lasten die de implementatie van
deze richtlijn voor het Nederlandse
bedrijfsleven met zich mee zal brengen.
Zoals in het fiche reeds is aangegeven is de
inhoud van de derde richtlijn witwassen
gebaseerd op internationale verplichtingen.
Gekozen is voor Europese regelgeving op dit
gebied, teneinde te komen tot een, waar
mogelijk, geharmoniseerde implementatie van deze
aanbevelingen. Dit mede met het oog een level
playing field binnen de Unie waar het betreft de
kosten die de implementatie van deze bepalingen
met zich meebrengen.
Voorafgaand aan de onderhandelingen is door alle
lidstaten de wens uitgesproken zo spoedig
mogelijk te komen tot de afronding van deze
richtlijn met het oog op de het belang van de
implementatie van deze bepalingen voor de
integriteit van de financiële sector. Deze
houding van de lidstaten heeft er uiteindelijk
in geresulteerd dat reeds onder het Nederlands
voorzitterschap unanieme overeenstemming is
bereikt binnen de Raad over de tekst van deze
richtlijn. Deze tekst zal als uitgangspunt
dienen voor de gesprekken met het Europees
Parlement.
Verdergaande maatregelen op het gebied van
identificatie zijn noodzakelijk teneinde de
financiële markten afdoende te kunnen beschermen
tegen misbruik ten behoeve van het witwassen van
criminele gelden en de financiering van
terrorisme. Het is niet te voorkomen dat
dergelijke maatregelen administratieve lasten
met zich meebrengen. Een indicatieve berekening
van deze lasten is, voor zover mogelijk reeds in
het fiche meegenomen.
De insteek van het Nederlands voorzitterschap
gedurende de onderhandelingen is er echter
steeds op gericht om de lasten die de staande
internationale verplichtingen met zich mee
brengen zoveel mogelijk te beperken. Het belang
hiervan is door mij reeds benadrukt tijdens het
Algemeen Overleg ten behoeve van de informele
Ecofin dat werd gehouden op dinsdag 7
september.
Wij zijn dan ook groot voorstander van de
risico-benadering, die voor de nodige
flexibiliteit zorgt ten aanzien van de
uitvoering van voorgestelde maatregelen zoals
deze thans in de derde richtlijn zijn opgenomen.
Mede vanuit het voorzitterschap is er tijdens de
onderhandelingen succesvol op aangestuurd de
invulling van deze risico-benadering voor zover
mogelijk op nationaal niveau te laten
plaatsvinden teneinde voldoende in te kunnen
spelen op "nationale risico's".
Tijdens de nationale implementatie van deze
richtlijn zal bezien worden hoe deze
risico-benadering nationaal zo breed mogelijk
kan worden toegepast, zonder dat aan de
effectiviteit van de bepalingen zal worden
ingeboet.
Zoals reeds in het fiche is weergegeven speelt
de risico-benadering o.a een belangrijke rol in
bij de bepaling van de "uiteindelijk
gerechtigde", die de belangrijkste stijging van
de administratieve lasten met zich mee zal
brengen.
Overigens is in de berekening zoals deze in het
fiche staat weergegeven uitgegaan van een
percentage van 10 % in de definitie. Door de
Raad is er bewust voor gekozen om het in het
Commissie voorstel figurerende minimumpercentage
van 10 % te verhogen naar 25 %. Dit beperkt het
aantal natuurlijke personen dat als
"uiteindelijk gerechtigde" kan worden betiteld
en daarmee de lasten die met deze bepaling
gepaard zouden kunnen gaan.
Een tweede mogelijke stijging van de
administratieve lasten ontstaat als gevolg van
de uitbreiding van de reikwijdte van de
richtlijn naar alle handelaren in goederen van
grote waarde.
Achtergrond van dit voorstel van de Commissie is
het grote risico dat met dergelijke
cashbetalingen gepaard gaat, onafhankelijk van
de sector waarin deze betaling plaats vindt,
gelet op de anonimiteit van dergelijke
bepalingen. Insteek van Nederland tijdens de
onderhandelingen is steeds geweest om ook op dit
punt de risico-benadering toe te passen en vast
te houden aan de bepalingen in de tweede
richtlijn witwassen, die de mogelijkheid
openhield om de maatregelen toe te passen op die
sectoren waar men nationaal een
integriteits-risico aanwezig achtte. Echter een
meerderheid van de lidstaten bleek voorstander
van uitbreiding van de reikwijdte. Wel is het
voorstel van de Commissie in zoverre aangepast
dat slechts handelaren in goederen onder de
bepalingen vallen indien zij betalingen van meer
dan ¤ 15.000 in cash aanvaarden en niet tevens
diegenen die voor de levering van diensten meer
dan ¤ 15000 in cash ontvangen, zoals
aanvankelijk door de Commissie was voorgesteld.
Onder andere door Nederland is succesvol
beargumenteerd dat risico waar het betreft het
witwassen van criminele gelden zich met name
concentreert op het investeren in waardevolle
goederen.
Overigens staat het betreffende handelaren vrij
om dergelijke contante betalingen te weigeren en
te vragen om een andere wijze van betaling.
Ten slotte wil ik nog ingaan op de nadere
identificatie verplichtingen ten aanzien van de
zogenaamde "political exposed persons", met het
oog op de detectie en bestrijding van corruptie.
Binnen de Raad is uiteindelijk overeengekomen
dat deze nadere identificatie-bepalingen alleen
gelden ten aanzien van zogenaamde political
exposed persons die niet woonachtig zijn in het
land waar de (financiële) dienst wordt
afgenomen. Ook dit is een voorbeeld van een
risico-gerichte benadering teneinde niet
onnodige lasten aan het bedrijfsleven op te
leggen.
De minister van Financiën,
G. Zalm
Ministerie van Financiën