Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
UB/K/2004/82102
Onderwerp Datum
effecten van de samenwerking UWV-CWI op 23 december 2004
het terrein van toetsing van bepaalde
reorganisatieontslagen
Met mijn brief van 18 november 2003 (Kamerstukken II 2003/04, 26448, nr. 95) heb ik u
geïnformeerd over de samenwerking tussen CWI en UWV op het terrein van toetsing van
bepaalde reorganisatieontslagen in het kader van de toepassing van de WW. Deze samenwerking
was op dat moment recent van start gegaan. Ik heb in bedoelde brief aangegeven te verwachten
dat ik u vóór 1 december 2004 kan berichten over het effect van deze samenwerking op de
toepassing van de WW. In deze brief ga ik hierop nader in.
De samenwerking bestaat eruit, dat CWI aan UWV desgevraagd advies uitbrengt, in die gevallen
waarin UWV bij de beoordeling van de WW-aanvraag vaststelt dat er twijfel is aan de noodzaak
van het ontslag en er van inhoudelijk verweer door de werknemer tegen het ontslag niet of
onvoldoende is gebleken. Het advies van CWI strekt ter beoordeling van de vraag naar de kans
op succes van een verweer van de werknemer, indien dit zou zijn geleverd. Uitgangspunt is dat
UWV zelf toetst of het betreffende ontslag om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is.
UWV bepaalt per geval of voldoende informatie aanwezig is voor het nemen van een beslissing
zonder dat advies wordt gevraagd aan CWI. Als UWV twijfelt aan de noodzaak van het ontslag
en de werknemer heeft niet of onvoldoende inhoudelijk verweer gevoerd, wordt CWI om advies
gevraagd.
Ik heb op 23 oktober 2003 goedkeuring verleend aan CWI, op grond van artikel 13 van de Wet
SUWI, voor de uitvoering deze andere taak.
Er zijn tot 1 oktober 2004 door CWI 906 verzoeken van UWV om advies ontvangen en in
behandeling genomen. Het aantal verzoeken om advies zal naar verwachting voor 2004 op
ongeveer 1200 uitkomen. Bij aanvang van de samenwerking is het aantal te verwachten verzoeken
geprognosticeerd op 10.000 per jaar. Begin dit jaar heeft UWV op basis van de eerste
maandcijfers de prognose tussentijds al bijgesteld naar 1000-2000 per jaar.
2
UWV heeft geen aanwijzingen van oververtegenwoordiging van één of meerdere bepaalde
sectoren. Er zijn geen sectoren aan te wijzen waarin uitzonderlijk vaak advies aan de CWI wordt
gevraagd.
Hoewel de eerste cijfers in dit voorjaar duidden op een mogelijke oververtegenwoordiging van de
sector bouw (zie mijn antwoorden op vragen van de Tweede Kamer van 24 maart 2004;
Kamerstukken II 2003/04, 26448, nr. 124) , blijkt dit over het gehele jaar genomen niet het geval
te zijn.
Uit informatie van UWV blijkt dat er drie oorzaken voor de achterblijvende realisatie ten opzichte
van de aanvankelijke prognose van 10.000 zijn aan te geven.
Allereerst blijken veel dossiers meer informatie dan voorheen te bevatten, zodat UWV in staat is
zonder adviesaanvraag aan CWI een beslissing over de aanvraag te nemen. UWV heeft vorig jaar
een uitgebreide publiciteitscampagne gehouden. UWV neemt aan dat werkgevers, werknemers en
andere betrokkenen - zoals advocaten en rechtshulpverleners hierdoor weten dat UWV bij
ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen die niet primair via CWI zijn gelopen scherper
toetst en zonodig advies vraagt aan CWI .
Verder is UWV gebleken dat nog niet in alle gevallen die zich daarvoor leenden advies is gevraagd
aan CWI. UWV geeft voorts aan dat gebleken is dat niet alle vestigingen de procedure conform de
richtlijnen uitvoerden.
Inmiddels heeft UWV de procedure nogmaals onder de aandacht van de uitvoering gebracht en
zijn de interne richtlijnen bij UWV hierover aangescherpt. Er is ook een format voor interne
rapportage ontwikkeld waarin de uitvoering moet vastleggen waarom al dan niet advies aan CWI
is gevraagd, zodat de besluitvorming achteraf traceerbaar is, en dus duidelijker kan worden
gemaakt waarom al dan niet advies aan CWI is gevraagd.
UWV heeft nog geen prognose voor 2005 vastgesteld. UWV voert momenteel intern nog een
onderzoek uit naar de voor 2005 te verwachten aantallen. De verwachting is dat de prognose voor
2005 fors naar beneden zal moeten worden bijgesteld ten opzichte van het aanvankelijke cijfer van
10.000 gevallen voor 2004.
Ik vind de verklaring van UWV over het achterblijven van de aangevraagde adviezen en de hieruit
voortvloeiende verbetermaatregelen die UWV heeft getroffen op dit moment voldoende. Ik zal
UWV vragen om mij over de effecten van de aangekondigde verbetermaatregelen op het aantal
aangevraagde adviezen na een half jaar (rond 1 mei 2005) te informeren.
Er zijn tot 1 oktober 2004 inmiddels 518 (van de 906 ontvangen) verzoeken om advies door CWI
afgehandeld. Uit informatie van CWI blijkt ten aanzien van de resultaten van de afgehandelde
adviezen het volgende:
· In 69% van de gevallen, waarin om advies is verzocht, zou CWI een ontslagvergunning
hebben verleend.
· In 8% van de gevallen zou CWI een ontslagvergunning hebben geweigerd.
· In 21% van de gevallen heeft CWI geen oordeel kunnen geven. Er is onvoldoende
informatie geleverd door werknemer en/of werkgever, zodat een oordeel niet mogelijk
blijkt. Nagenoeg in al deze gevallen is door UWV ook beslist de WW-uitkering te
weigeren omdat niet is komen vast te staan, dat werknemer terecht geen verweer heeft
3
gevoerd. Er is hierover twijfel ontstaan en die twijfel is niet weggenomen omdat werknemer
en/of werkgever ondanks verzoek hiertoe geen aanvullende informatie of verklaring hebben
gegeven.
· In 2% van de gevallen is het verzoek om advies door UWV uiteindelijk ingetrokken.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat in bijna 1/3 e (8% + 21%) van de (twijfel)gevallen, die in
het kader van een verscherpte toets door UWV om advies aan CWI zijn voorgelegd, niet is
komen vast te staan dat het beroep op de WW terecht was dan wel dat werknemer de twijfel over
een terecht beroep op de WW niet heeft kunnen wegnemen en die twijfel dus is blijven
voortbestaan, zodat in nagenoeg al deze gevallen UWV is overgegaan tot een weigering van de
WW-uitkering.
Gelet op deze resultaten ligt een voortzetting van de samenwerking, die in eerste instantie is
bedoeld voor het jaar 2004, voor de hand na 1 januari 2005. Een verzoek van UWV en CWI
daartoe heeft mij op dit moment nog niet bereikt. Uit informatie van UWV blijkt, dat UWV uiterlijk
einde november 2004 een beslissing neemt over voortzetting van de samenwerking in 2005. Indien
UWV hierop positief beslist zullen UWV en CWI een verzoek aan mij dienen te richten om
goedkeuring voor de voortzetting van de samenwerking.
Het is overigens niet zo dat onterecht ontslag van een werknemer automatisch inhoud dat de WW
door of voor één persoon wordt misbruikt. Immers, als niet de ontslagen werknemer maar een
collega (terecht) zou zijn ontslagen, zou dit ook WW-lasten tot gevolg hebben gehad. De
benadeling van de WW bestaat dan uit het mogelijke kortere recht van de
laatsbedoelde werknemer en wellicht betere werkhervattingskansen, maar niet uit het gehele
bedrag van de WW-uitkering. Hoe dan ook, er zou een werknemer zijn ontslagen.
Afgezet tegen de jaarlijkse instroom van ongeveer 500.000 personen in de WW, betekent 1.000
gevallen waarvan het terechte beroep op de WW niet vaststaat, ongeveer 0,2% van het totale
bestand.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A. J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid