Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
22 december AFP 2004-1095 U
2004
Onderwerp
Bestuurlijk overleg WOZ
Hierbij doe ik u verslag van het bestuurlijk
overleg dat ik op 10 november heb gevoerd met de
VNG en Unie van Waterschappen over de Wet
Waardering Onroerende Zaken (WOZ). Daarbij zijn
ook twee punten ter sprake gekomen die ik u had
toegezegd in dit overleg te bespreken, namelijk
het WOZ-datacentrum en het voorstel voor
objecten in aanbouw. Graag ga ik hier allereerst
op in. Daarna doe ik u verslag van de overige
punten.
Tijdens de parlementaire behandeling van het
wetsvoorstel WOZ is de gemeentelijke
gegevenslevering aan het WOZ-datacentrum aan de
orde gekomen. Daarbij is gesignaleerd dat het
profijt van het WOZ-datacentrum groter wordt
naarmate meer gemeenten gegevens aanleveren. Ik
heb destijds aan u toegezegd om met de VNG te
bespreken op welke wijze deze
gegevensaanlevering verder versterkt kan worden.
Dit heb ik gedaan. De VNG heeft in het
bestuurlijk overleg aangegeven dat zij het voor
gemeenten aantrekkelijker wil maken om gegevens
aan te leveren, bijvoorbeeld door erop te wijzen
dat daardoor taxatiewijzers kunnen worden
opgesteld. De VNG heeft toegezegd dat zij een
ledenbrief zal sturen aan alle gemeenten met
daarin het verzoek om inhoudelijke gegevens te
verstrekken aan het WOZ-datacentrum. We hebben
afgesproken dat over een jaar zal worden bezien
hoeveel gemeenten daadwerkelijk gegevens hebben
aangeleverd aan het WOZ-datacentrum. Daarbij heb
ik aangegeven dat volgend jaar wat mij betreft
minstens 300 gemeenten dit gedaan moeten hebben.
Wanneer dit streefgetal niet gehaald wordt zou
overwogen kunnen worden bij AMvB te regelen dat
gemeenten hiertoe verplicht worden.
Het tweede gesprekspunt dat ik op uw verzoek heb
besproken betreft het voorstel voor objecten in
aanbouw. Door het lid Fierens is gevraagd of het
voorstel dat in het wetsvoorstel is opgenomen in
een situatie van jaarlijkse waardebepaling nog
wel voor de hand ligt. Partijen hebben
geconstateerd dat het voorstel zoals opgenomen
in het wetsvoorstel een aanmerkelijke
verbetering ten opzichte van de huidige situatie
zal inhouden. Er wordt geconstateerd dat een
waardebepaling van objecten in aanbouw die
slechts uitgaat van grondwaarde op nadelen kan
stuiten omdat sommige objecten langer dan een
jaar in aanbouw zijn. Het is uiteraard van
belang om in de gaten te houden of het
wetsvoorstel WOZ het gewenste effect heeft. Op
het moment dat de situatie daartoe aanleiding
geeft kan het voorstel voor objecten in aanbouw
worden heroverwogen.
Daarnaast is ook over andere punten gesproken.
Dit betreft onder andere de vereenvoudiging van
de objectafbakening gebouwd/ongebouwd van de
waterschapsheffingen, het kostenforfait voor
2005 en de waardeklassen.
De Unie van Waterschappen heeft aangegeven dat
doelmatigere objectafbakening mogelijk lijkt en
dat daarmee bij benadering ¤ 10 mln aan kosten
bij waterschappen en gemeenten kan worden
bespaard.
Het macro kostenforfait voor de WOZ zal in 2005
¤ 130 mln bedragen; na indexatie is dit ruim ¤
132 mln. De besparing die door het wetsvoorstel
wordt gerealiseerd bedraagt ca. ¤ 13 mln.
Daarnaast zijn gemeenten gecompenseerd voor de
kosten van invoering van de tweede feitelijke
gerechtelijke instantie.
Over waardeklassen is door partijen aangegeven
dat deze zodanig zouden moeten worden uitgewerkt
dat ze niet strijdig zijn met breder gebruik van
de WOZ-waarden. Op grond daarvan zal een
concreet voorstel worden uitgewerkt dat opnieuw
in het bestuurlijk overleg kan worden besproken.
Naar het zich nu laat aanzien zou deze
uitwerking het opnemen van waardeklassen in de
desbetreffende heffingswetten kunnen behelzen.
De staatssecretaris van Financiën,
mr. drs J.G. Wijn
Ministerie van Financiën