Den Haag, 5 januari 2005

VRAGEN VAN DE LEDEN KOENDERS EN EIJSINK (BEIDEN PvdA) AAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

OVER DE VERGOEDINGEN BIJ DE UITGEZONDEN MILITAIREN IN IRAK

1. Hoe lang is bij het ministerie van Defensie al kennis van toenemende onvrede over de vergoedingen bij de uitgezonden militairen in Irak? Hoe is dit kenbaar gemaakt en op welke wijze is er wanneer door het ministerie op gereageerd?

2. Is het juist dat militairen die bijvoorbeeld in Noorwegen oefenen, meer toelage krijgen? Hoe is dit te rijmen met de waardering van de professie van uitgezonden militairen en respect voor hun missie in Irak en Afghanistan?

3.Is het juist dat er sprake is van eventuele acties van militairen en zullen deze dan alleen in Nederland plaatsvinden?

4.Kan de toelage van uitgezonden militairen in Irak en elders direct worden aangepast aan inflatie en koersrisico s als gevolg van de stijgende eurokoers? Kan er tevens zo spoedig mogelijk een regeling komen die meer permanent op basis van effectieve koopkracht wordt vastgesteld?