Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Nieuwjaarsspeech van staatssecretaris Van Geel over innovatie, leefomgeving, regelneverij en de positie van Brabant. De bewindsman sprak deze speech op woensdag 5 januari 2005 voor de Kamer van Koophandel Eindhoven.

Dames en heren,

Ik ben blij dat ik weer thuis in Brabant ben. Als voorzitter van de Europese Raad van Milieuministers ben ik het afgelopen jaar heel veel in het buitenland geweest.
Op zich leuk, leerzaam en spannend, maar zoals u allen weet: 'Alleen op weg naar Brabant wordt de wereld warmer'. En dat besef je goed, zo zwervend over al die luchthavens in de wereld.
Ook in een ander opzicht was ik snel weer thuis. De kritiek op de regelneverij van de overheid, geuit door de voorzitter, de heer Joch van de Vall, kwam mij heel bekend voor. Als gedeputeerde was dat een centraal thema in onze contacten.
Dat kan twee dingen betekenen: Óf het bedrijfsleven klaagt altijd, óf de overheid heeft nooit iets aan de problemen gedaan. Niet om het gezellig te houden, maar het is beide niet waar. Ik kom daar nog op terug.

De centrale thema's van mijn reactie op de rede van uw voorzitter zijn de volgende;
leefomgeving, innovatie, regels en de positie van Brabant. Ik zal ze achtereenvolgens bespreken.

Milieu, leefomgeving
Ik begin met ons milieu -eenraarwoordeigenlijk.Hetgaat natuurlijk gewoon om de kwaliteit van onze leefomgeving. En die is de laatste jaren gelukkig sterk verbeterd; bodem, lucht en water zijn aanzienlijk schoner geworden. Maar er is nog veel te doen. Bijvoorbeeld omdat de luchtkwaliteit en chemische stoffen onze gezondheid nog steeds bedreigen en de gevolgen van klimaatverandering steeds zichtbaarder worden.Maar ook omdat een schoon milieu, een aantrekkelijke leefomgeving dus, een zeer belangrijke vestigingsfactor is.
In de concurrentiestrijd van Brabant met de omliggende regio's is deze kwaliteit uiteindelijk doorslaggevend.
In mijn ogen is er alleen toekomst voor Brabant als wij ons, wat onze leefomgeving betreft, als A1-locatie positioneren tussen metropolen als de Randstand, het Ruhrgebied en de grote Belgische steden. Als we dat niet doen, dan worden we de rafelige rand van deze gebieden. U kent die gebieden wel; alles wat goedkoop en lelijk is, zit daar. De kwaliteit zit in de hoogstedelijke centra.

Inzet voor ons leefmilieu blijft daarom noodzakelijk. Om verschillende redenen:

* op morele gronden, omdat wij onze rotzooi niet doorgeven aan toekomstige generaties;

* op economische gronden, omdat investeren in ons leefmilieu goed is voor onze concurrentiepositie en niet investeren uiteindelijk zelfs veel duurder is. Bijvoorbeeld als dat leidt tot schade aan onze gezondheid.

Om kort te gaan; wat we willen met ons milieu staat hopelijk ook voor u niet ter discussie.
Maar als het gaat om de instrumenten, de regels waarmee wij onze doelen willen bereiken, heeft de voorzitter wél een punt.

Regels
Ingewikkeld, bureaucratisch, veel administratieve en bestuurlijke lasten, enzovoorts. Dat moet en dat zal ook veranderen. Allereerst worden nu voorbereidingen getroffen om op grote schaal gedetailleerde vergunningen op milieugebied om te zetten in algemene regels waaraan bedrijven en instellingen zich moeten houden. Ik zal u niet vermoeien met de techniek, maar voor het midden- en kleinbedrijf zal op jaarbasis ongeveer 220 miljoen euro minder aan administratieve lasten komen. Simpel omdat een groot deel van die bedrijven geen milieuvergunningen meer nodig hebben.

Vervolgens ontwikkelen we nu nieuwe instrumenten die eenvoudiger en slimmer zijn, en die veel meer aansluiten bij de keuzes die het bedrijfsleven gewend is te maken. Emissiehandel is daarvan een voorbeeld.

Innovaties
En last but not least; we zullen eraan bijdragen dat investeren in duurzaamheid en milieu een káns wordt voor economische groei, in plaats van een belemmering. Dat klinkt wat cryptisch, dus zal ik dat nu wat uitwerken. Vooral ook omdat dit rechtstreeks te maken heeft met innovatie, en dan ben ik in deze regio aan het juiste adres.

Grondstoffen en energie zijn duur. Hier efficiënt mee omgaan is daarom goed voor de portemonnee, maar óók goed voor het milieu. De helft van de milieuvervuiling komt immers door het gebruik van energie en grondstoffen.
Stimuleren van innovaties op dit gebied is geweldig lonend, juist ook voor onze internationale concurrentiepositie.
De redenen daarover zijn heel simpel:

* Een flexibele arbeidsmarkt zoals de Verenigde Staten die kennen, is on-Europees. Het lukt ons nooit om op dit punt te concurreren;
* Wat de lonen betreft, kunnen wij nooit concurreren met China of India.

Maar niemand gaat efficiënter om met energie en grondstoffen dan Europa, en dat voordeel moeten we bij stijgende prijzen uitbuiten en doorontwikkelen. En daar profiteert ook het milieu ongelooflijk van. Eco-efficiënt noemen we dat.

Ons beleid moet erop gericht zijn de belemmeringen weg te nemen om tot deze eco-efficiënte innovaties te komen. En die belemmeringen zijn deels dezelfde als die we aantreffen bij innovaties in zijn algemeenheid: Kennis is er voldoende, de productontwikkeling is vaak fantastisch, maar bij de marktintroductie stokt het. Onvoldoende marktvolume, probleem van niet afgeschreven investeringen uit het verleden, gebrek aan risicokapitaal voor vooral het MKB, milieukosten die nu afgewenteld worden op anderen. En dat is de reden dat ik mij tijdens mijn voorzitterschap van de Milieuraad in Europa al sterk gericht heb op het verbeteren van de marktkansen voor eco-efficiënte innovaties.

Instrumenten daarbij:

* versnelde afschrijvingsmogelijkheden

* introduceren van groen beleggen in Europees verband (een geweldig instrument)

* de overheid als launching customer (15% van ons BNP wordt door de overheden gekocht)

Binnen Europa is afgesproken dat ik - ondanks het feit dat Luxemburg nu voorzitter is - deze kar, in goed overleg met het Europese bedrijfsleven, zal blijven trekken. Op 21 december is daarvoor in aanwezigheid van alle Europese maatschappelijke en werkgeversorganisaties in Brussel het officiële startsein gegeven om dit stimulerende beleid verder te ontwikkelen.
Hiermee zal dit proces een kernpunt zijn van mijn beleid; laten zien dat milieu geen probleem is, maar een kans. Geen kostenpost, maar een bron van economische groei.
Ik ben ook blij dat in Brabant er veel aandacht wordt geschonken aan samenwerking op het gebied van innovatie en verwacht daar veel van.

En dan de positie van Brabant in het politieke krachtenveld.

Positie van Brabant
Theo Hurks en Wim van der Leegte hebben analyses gemaakt met als boodschap dat Brabant naar verhouding onvoldoende invloed in Den Haag heeft. Het aantal Kamerleden in relatie tot ons inwonertal, gebruiken ze dan als maatstaf. En ze hebben gelijk; in vergelijking tot Amsterdam heeft deze stad tien keer zo veel Kamerleden. Over het Kabinet zal ik maar niets zeggen
Ook de beïnvloeding, de lobby, kent nog verbeterpunten. Is nog te incidenteel, niet structureel doordacht, te veel persoonsgericht. En de oorzaken van dit alles liggen bij de Brabanders zelf! Allereerst doet Brabant het in tal van opzichten gewoon goed. De urgentie, betrokkenheid, de verbetenheid die vaak zo kenmerkend is voor het gedrag van achtergebleven groepen of regio's, ontbreekt. Het emancipatieproces is voltooid, het generaliteitsland is iets voor de geschiedenisboeken, we zijn niet langer het achterland van de Randstad maar het voorland van Europa.

Als tweede oorzaak voor de verminderde scherpte, noem ik het verlies aan identiteit. Ons grote aanpassingsvermogen aan de omstandigheden heeft ons economisch groot gemaakt (landbouw en industrie), maar datzelfde aanpassingsvermogen zorgt er ook voor dat wij slordig omgaan met onze Brabantse identiteit.
En dan heb ik het niet zozeer over de culturele uitingen ervan, zoals de gilden, het verenigingsleven, maar over het gevoel dat we samen ergens voor staan.

Kortom; de natuurlijke scherpte zijn wij kwijt, terwijl wij heel goed weten dat, ook al ben je de beste, je dan extra moet opletten. De wedstrijd PSV-Roda is ook van belang, om maar eens een pijnlijke herinnering op te halen.

De scherpte kan alleen terug komen als we duidelijk weten wat we willen.
In mijn ogen zou de wens om als Brabant ook in de toekomst de middelen te hebben om bij te kunnen dragen aan de welvaart van dit land, een centraal thema moeten zijn.
We dragen nu 1/7 deel bij aan ons Bruto Nationaal Product. We willen de investeringen, de middelen, hebben om dit aandeel te kunnen blijven leveren. Geen gezeur, geen gevoelens van achterstelling, maar positief, zakelijk beargumenteerd.
Dries van Agt heeft dat 1/7 deel al eens als doctrine geformuleerd. Een doctrine is misschien wat te veel, maar als vertrekpunt in de discussie is het heel werkbaar.
Maar het kan alleen als wij op alle plekken, duidelijk en eenduidig zijn, samenwerken en ons nooit tegen elkaar laten uitspelen.

Misschien moeten we elkaar in Brabant nog maar eens goed in de ogen kijken of wat we nu doen, wel voldoende is.

Ten slotte nog dit. Er zijn nog veel wensen in deze regio om de economische structuur te versterken. Terechte wensen. Maar in een economisch sterk Brabant - Booming Brabant, weet u wel - moeten wij ons ook verantwoordelijk voelen voor óns erfgoed, ónze natuur, óns landschap, ónze normen en waarden, verankerd in het verleden. Zonder deze verankering zal het spook van sociale ontworteling in Brabant gaan rondwaren.

Even tussendoor. Is er een mooier Brabants woord dan 'ons'? De Vlamingen hebben 'goesting' als hun mooiste woord gekozen. Hier zou 'ons' hoog scoren. 'Met onze Jan naar ons moeder' lijkt mij de winnende combinatie.
Maar terug naar Booming Brabant. Het verbinden van een sterke economische groei aan de basiskenmerken van onze Brabantse samenhang en ons landschap, is dé uitdaging van de komende jaren. Zo kom ik weer terug bij het begin van mijn t oespraak.Thuisvoelenenthuisblíjven voelen in Booming Brabant, moet onze drijfveer zijn.

En ten slotte, ten slotte. Ik heb gesproken over het soms wat al te relativerende, nuchtere karakter van de Brabander. Maar eerlijk is eerlijk; het is en blijft ook een prachtige eigenschap. Zeker als relativering gepaard gaat met zelfvertrouwen en trots. En dat laatste is nooit mooier verwoord dan door die Eindhovenaar die in de jaren '70 op de Kennedylaan werd aangesproken door een man in een sportauto die vroeg hoe hij bij PSV kon komen. 'Heel veel trainen, mijnheer Cruyff, héél véél trainen', zei die Eindhovenaar toen. Het ga U goed!