Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag


- Directie Zuidoost en Oost-Europa

Afdeling Westelijke Balkan

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 6 januari 2005

Behandeld


- Pauline Diepenbroek


Kenmerk


- DZO/WB-303/2004

Telefoon


- 070-3485157


Blad


- 1/1

Fax


- 070-3485329


Bijlage(n)


- 1


- pauline.diepenbroek@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van de leden Bakker en Koenders over de afwijzing van het onderzoeksproject "Listening to Srebrenica's women survivors"


-

Graag - bied ik u hierbij- , mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - de leden- Bakker en Koenders over - de afwijzing van het onderzoeksproject "Listening to Srebrenica's women survivors". Deze vragen werden ingezonden op - 15 december 2004 met kenmerk - 2040504990.


- De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Bakker (D66) en Koenders (PvdA) over de afwijzing van het onderzoeksproject "Listening to Srebrenica's women survivors".

Vraag 1

Is het waar dat het u het onderzoeksvoorstel "Listening to Srebrenica's women survivors" , ondanks het feit dat het voorstel na een aanvankelijk formele afwijzing in overleg met uw ministerie geherformuleerd is opnieuw heeft afgewezen omdat het te weinig zou bijdragen aan de verzoening in de regio vanwege het wetenschappelijke karakter van het voorstel? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat u beziet of er op het gebied van verzoening in de regio activiteiten ontplooid kunnen worden?

Vraag 3

Waarom zou het wetenschappelijke onderzoek niet of onvoldoende bij kunnen dragen aan verzoening binnen de regio? Is wetenschappelijk onderzoek niet bij uitstek het middel om op objectieve en kritische wijze informatie te verzamelen en te analyseren om vervolgens een beeld te krijgen van het leed en de wijze waarop hiermee omgegaan kan worden? Zo ja, waarom heeft u het voorstel afgewezen? Zo neen, wat voor een soort activiteiten heeft u wel voor ogen om de verzoening in de regio te bevorderen?

Vraag 4

Deelt u de stelling dat erkenning van leed een belangrijke stap is om verzoening in een regio te bewerkstellingen en dat wetenschappelijk onderzoek hier bij uitstek aan kan bijdragen? Zo neen op welke wijze dragen de door u genoemde activiteiten in vraag 3 daaraan bij?

Antwoord

Activiteiten die beogen bij te dragen aan verzoening in de regio kunnen in aanmerking komen voor financiering in het kader van de notitie "Regionale Benadering Westelijke Balkan", die op 11 maart 2003 aan de Kamer werd gezonden. Hierbij zal ieder daartoe strekkend projectvoorstel op zijn merites worden beoordeeld. Tot nu toe is daartoe één activiteit goedgekeurd, te weten het "Video letters" project, waarmee mensen die elkaar tijdens de conflicten uit het oog zijn verloren, weer met elkaar in contact worden gebracht. Van deze activiteit worden ook documentaires gemaakt. Deze zullen in 2005 door de publieke omroepen in de landen van voormalig Joegoslavië gelijktijdig worden uitgezonden, en bereiken daarmee een zeer breed publiek. Daarnaast worden uit het bilaterale OS-programma in Bosnië-Herzegovina activiteiten ondersteund die bijdragen aan verwerking en verzoening, zoals de ondersteuning van de International Commission on Missing Persons (ICMP), en programma's op het gebied van minderhedenterugkeer.

De opzet van het bedoelde voorstel is gebaseerd op diepte-interviews met vrouwen die hun familieleden in juli 1995 in en rond Srebrenica hebben verloren, op basis waarvan vervolgens een boek gepubliceerd zal worden in het Nederlands, Engels en Bosnisch. Voor deze individuele vrouwen kan de mogelijkheid die hen geboden wordt hun verhaal te doen inderdaad een belangrijke stap zijn in het verwerkingsproces. Ik meen echter dat een wetenschappelijke publicatie als deze niet de maatschappelijke reikwijdte zal hebben die noodzakelijk is om financiering uit OS-middelen te kunnen rechtvaardigen. Het voorstel past evenmin in het gepubliceerde beleidsvoornemen voor financiering van onderzoek, nr. DCO-210/04 d.d. 2 juli 2004.

Vraag 5

Is het waar dat de verzoeningscommissie Bosnië, het International Committee for Missing Persons (ICMP), verschillende gremia van de Bosnische regering en verschillende vrouwenorganisaties een dergelijk onderzoek aanbevolen hebben? 2) Zo ja, waarom heeft u het voorstel dan toch afgewezen?

Antwoord

Ja. Het voorstel is afgewezen omdat het niet paste binnen de voor de relevante OS-programma's geldende criteria.

Vraag 6

Bent u bereid het onderzoeksvoorstel alsnog toe te kennen? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Nee, om de hiervoor en aan de indiener van het onderzoeksvoorstel genoemde redenen.


1) Brief d.d. 1 december, kenmerk DZO/WB-276/2004


2) Zie ondermeer de "letters of recommendation", annex III bij het onderzoeksvoorstel.

===