Algemene Onderwijsbond

Vervangings- en Participatiefonds op rand van faillissement, AOb woest
OCW komt afspraak niet na: scholen worden de dupe

Als er niet snel een oplossing komt is de kans heel groot dat het Vervangingsfonds (Vf) en Participatiefonds (Pf) voor het onderwijs binnen enkele maanden niet meer de kosten van vervanging en werkloosheid kunnen vergoeden aan scholen die zijn aangesloten. De scholen worden hiervan de dupe omdat zij dan zelf deze kosten moeten gaan betalen.
Het Bestuur van de fondsen heeft meerdere malen met OCW gesproken over de problematiek, maar dit heeft tot nu toe geen concrete oplossing opgeleverd. Het ministerie komt zijn afspraken met Vf/Pf niet na.

De Algemene Onderwijsbond is woest over de gang van zaken. "Al maanden wordt geprobeerd om het ministerie op haar verantwoordelijkheid te wijzen. Er zijn immers afspraken gemaakt om de vervanging en de wachtgelden overeind te houden, maar het ministerie komt de beloften niet na", zegt dagelijks bestuur Ton Rolvink van de Algemene Onderwijsbond in een reactie op het nieuws van het Vervangings- en participatiefonds. "Dat betekent dat straks scholen geen vervangers kunnen betalen of dat zij voor de wachtgelden geld moeten zoeken en dus gedwongen zijn om te bezuinigen op mensen die voor de klas staan."

Tweede oproep
Het Bestuur van het Vervangingsfonds en participatiefonds kan en wil zijn verantwoordelijkheid niet langer dragen voor deze situatie en vreest een faillissement. Het Bestuur heeft op 23 december 2004 daarom na veelvuldig overleg met OCW, nogmaals een brief gestuurd, met een oproep aan minister Van der Hoeven ten einde de ernst van de situatie kracht bij te zetten. Het Bestuur had al eerder een 'brandbrief' (op 19 november jl.) gestuurd naar de minister van OCW en de leden van de Vaste Kamercommissie OCW, met daarin dezelfde oproep. Naar verwachting zullen de fondsen binnenkort aan de uitkeringsinstantie UWV en aan de scholen in het primair en voortgezet onderwijs, moeten laten weten dat de kosten van werkloosheidsuitkeringen, respectievelijk de vervangingsdeclaraties van onderwijs(ondersteunend) personeel niet meer vergoed kunnen worden door de fondsen.

OCW komt afspraak niet na
De scholen in het primair en voortgezet onderwijs betalen premie aan de fondsen. Deze premie is gelijk aan de opslag die scholen van OCW ontvangen. Met deze vergoeding kunnen scholen de premies aan de fondsen betalen. Maar de premies die scholen de afgelopen jaren aan de fondsen betaalden zijn niet kostendekkend: de uitgaven van de fondsen voor vervanging en werkloosheid in het onderwijs zijn hoger dan de inkomsten (premies). Dit betekent dat scholen gemiddeld meer declareren dan zij aan premies betalen. Natuurlijk zijn er ook scholen die weinig declareren of zelf de vervangingskosten betalen. Met de sociale partners is destijds afgesproken dat het risico door alle scholen gezamenlijk wordt gedragen. De fondsen vulden het 'gat' tussen inkomsten en uitgaven aan met geld uit de reserves die de laatste jaren zijn opgebouwd. Nu de bodem van de reserves in zicht komt, heeft het Bestuur van Vf/Pf al meerdere keren aan OCW aangegeven, dat de premie moet worden verhoogd om de volledige kosten te kunnen dekken. Dit betekent echter dat OCW op haar beurt ook de opslag moet verhogen. Dit is tussen Vf/Pf en OCW medio 2003 (in de beheersovereenkomst) afgesproken. Gebeurt dit niet, dan is de vergoeding (opslag) die scholen van OCW krijgen niet toereikend om de premie te kunnen betalen en zijn ze genoodzaakt om uit eigen middelen de kosten voor de premie aan te vullen, wat ten koste gaat van het primaire leerproces. Het Bestuur van Vf/Pf vindt dit onaanvaardbaar, omdat op die manier de financiële problemen bij de scholen worden neergelegd. Ook het ministerie van OCW is van mening dat de rekening niet mag worden afgewenteld op de scholen. Maar zegt geen middelen te hebben om het tekort aan te vullen.

Bijdrage van scholen?
Als bijdrage aan een oplossing voor de financiële problemen zijn er door het Bestuur van de fondsen maatregelen genomen om te proberen meer evenwicht tussen de inkomsten (premies) en uitgaven (vervangings- en werkloosheidskosten) aan te brengen. Maatregelen die er op neerkwamen dat er van de scholen een bijdrage is gevraagd voor de oplossing van de financiële problemen. Zo bestaat er vanaf 1 augustus 2004 een verschil tussen premie en opslag in het primair onderwijs, waardoor PO-scholen uit eigen middelen bij moeten dragen aan de vervangingsuitgaven. En onlangs heeft het Bestuur van het Vf moeten besluiten om geen premieteruggaaf te verlenen aan scholen die (veel) minder dan gemiddeld bij het fonds declareren. Met name die laatste maatregel werkt ongetwijfeld zeer demotiverend bij die scholen die er met veel inspanningen in zijn geslaagd het ziekteverzuim terug te dringen (wat het fonds van harte stimuleert). De protesten hiertegen stromen inmiddels bij het Vf binnen. Hetzelfde geldt voor het versoberen van de, toch al magere, reglementaire vergoeding voor de kosten van vervanging; die maatregelen komen er op neer dat scholen nog meer uit eigen middelen aan vervanging van onderwijspersoneel moeten gaan betalen.

Conclusie
De conclusie die het Bestuur trekt is dat de verantwoordelijkheid voor de huidige financiële situatie bij OCW ligt, aangezien OCW de gemaakte afspraken niet nakomt. Dus: een gezond financieel fonds en scholen niet de dupe laten worden.