European Commission

IP/05/35

Brussel, 13 januari 2005

België en Luxemburg: Commissie neemt juridische stappen voor een betere toepassing van de milieuwetgeving

De Europese Commissie start een juridische procedure tegen België wegens vier inbreuken op de milieuwetgeving en tegen Luxemburg wegens één inbreuk. De procedure heeft tot doel te zorgen dat de lidstaten zo snel mogelijk een einde maken aan de inbreuken op de milieuwetgeving en hun beleid inzake milieubescherming verbeteren. De Commissie heeft besloten België en Luxemburg voor het Europees Hof van Justitie te dagen omdat beide landen de kaderrichtlijn water, de hoeksteen van het EU-beleid inzake waterbescherming, niet volledig in hun nationale wetgeving hebben omgezet. De uiterste omzettingsdatum is bijna een jaar verstreken. De andere procedures van de Commissie tegen België hebben betrekking op het verhandelen van broeikasgasemissierechten, de kwaliteit van benzine en diesel en ozonafbrekende stoffen.

Stavros Dimas, Europees Commissaris voor Milieuzaken, verklaarde: "Ik ben vastbesloten ervoor te zorgen dat de lidstaten de milieumaatregelen die ze hebben goedgekeurd tijdig en op een correcte manier toepassen. Als termijnen niet worden gerespecteerd of als het Gemeenschapsrecht niet zorgvuldig genoeg in nationaal recht wordt omgezet, ondermijnt dit onze inspanningen om de vervuiling terug te dringen en de milieukwaliteit te verbeteren - een vitale taak waarvoor een grote meerderheid van de Europese burgers op ons rekent."

Kaderrichtlijn water

De kaderrichtlijn water legt het algemene raamwerk vast voor de bescherming van alle types wateren in de EU. De richtlijn streeft onder meer naar de bescherming en verbetering van de toestand van de watervoorraden en de bevordering van duurzaam watergebruik door een bescherming op lange termijn van de watervoorraden. De uiterste datum waarop de lidstaten de richtlijn in nationale wetgeving dienden om te zetten was 22 december 2003.

De Commissie daagt België voor het Hof omdat het Waals en het Brussels Gewest de omzetting van de richtlijn nog niet hebben afgerond. Luxemburg wordt ook voor het Hof gedaagd omdat dat land, hoewel het eind oktober reeds ontwerp-omzettingsmaatregelen aangemeld heeft, nog geen termijn heeft meegedeeld waarbinnen die maatregelen zullen worden goedgekeurd.

Andere redenen waarom België voor het Europees Hof van Justitie is gedaagd

De Commissie daagt België eveneens voor het Hof wegens twee andere inbreuken:

* De EU-richtlijn inzake de handel in broeikasgasemissierechten , die België nog niet in nationale wetgeving heeft omgezet, maakt het voorwerp uit van een eerste inbreuk. Deze richtlijn is een fundamenteel onderdeel van het EU-beleid om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen in het kader van het Kyoto-akkoord, en zal ervoor zorgen dat de uitstoot in de energiesector en de industrie tegen de laagste economische kost wordt teruggedrongen. De handel in emissierechten start officieel op 1 januari. Hoewel de richtlijn uiterlijk op 31 december 2003 door de lidstaten moest zijn omgezet in nationale wetgeving, heeft in België tot dusver alleen het Brussels Gewest en Wallonie dat gedaan.

* De tweede zaak betreft de richtlijn van 2003^ tot wijziging van de regels inzake de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof. De richtlijn legt de milieutechnische specificaties vast waaraan benzine en diesel in de EU dienen te beantwoorden, en voorziet met name in een gefaseerde invoering van laagzwavelige brandstoffen om de vervuiling door wegvoertuigen te verminderen. De lidstaten hadden deze richtlijn voor 30 juni 2003 in nationale wetgeving moeten omzetten, maar België heeft deze procedure nog niet afgerond.

Laatste aanmaning aan België inzake ozonafbrekende stoffen

De Commissie zendt België bovendien een laatste aanmaning, ook `met redenen omkleed advies' genoemd, omdat het de EU-verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen niet correct toepast . Tot deze stoffen behoren de CFK's (chloorfluorkoolstoffen), de HCFK's (chloorfluorkoolwaterstoffen), halonen en methylbromide, die vaak gebruikt werden als koelstoffen in koelkasten en klimaatregelingsystemen, als oplosmiddel voor reiniging of als pesticide. Deze verordening is het instrument waarmee de EU de geleidelijke eliminatie nastreeft van het gebruik van deze stoffen omdat ze schadelijk zijn voor de ozonlaag. Ze voorziet in beperkingen op de productie, de import, de export, de toelevering, het gebruik, de lekkage en de terugwinning van dergelijke stoffen en voert een vergunningsplicht in voor de import van deze stoffen.

Geen enkel van de drie Belgische gewesten heeft reeds minimumkwalificaties vastgelegd voor personeel dat betrokken is bij de terugwinning, recycling, regeneratie of vernietiging van ozonafbrekende stoffen, hoewel de uiterste datum daartoe in de verordening vastgesteld werd op 31 december 2001. Bovendien heeft het Waals Gewest niet aangetoond dat het, overeenkomstig de verordening, alle praktisch haalbare maatregelen heeft genomen om lekkage van dergelijke stoffen te voorkomen of te beperken.

Rechtsprocedures

Artikel 226 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid gerechtelijke stappen te nemen tegen een lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt.

Indien de Commissie van oordeel is dat er sprake kan zijn van een inbreuk op de EU-wetgeving die het inleiden van een inbreukprocedure rechtvaardigt, richt zij een formele kennisgeving aan de betrokken lidstaat (eerste schriftelijke aanmaning), waarin zij deze verzoekt binnen een bepaalde termijn, gewoonlijk twee maanden, zijn opmerkingen mede te delen.

Naar gelang van het antwoord van de lidstaat - of wanneer een antwoord uitblijft - kan de Commissie besluiten de lidstaat een "met redenen omkleed advies" (of tweede en laatste schriftelijke waarschuwing) toe te zenden, waarin zij duidelijk en finaal de redenen uiteenzet waarom zij meent dat inbreuk op het Gemeenschapsrecht is gemaakt en waarin zij de lidstaat verzoekt binnen een bepaalde termijn (over het algemeen twee maanden) aan zijn wettelijke verplichtingen te voldoen.

Indien de lidstaat het met redenen omkleed advies naast zich neerlegt, kan de Commissie beslissen de zaak aanhangig te maken bij het Europees Hof van Justitie. Indien het Hof oordeelt dat een inbreuk gepleegd werd op het Verdrag, dient de lidstaat de nodige maatregelen te nemen om zich in overeenstemming te brengen met het Verdrag.

Artikel 228 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid om op te treden tegen een lidstaat die een eerdere uitspraak van het Europees Hof van justitie naast zich neerlegt, eerst door een schriftelijke aanmaning ("ingebrekestelling") en ten slotte een tweede en laatste aanmaning ("met redenen omkleed advies"). Dit artikel biedt de Commissie de mogelijkheid om het Hof te vragen een dwangsom op te leggen aan de betrokken lidstaat. Voor recente gegevens over inbreukprocedures in het algemeen, zie:

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h tm#infractions

---

Richtlijn 2000/60/EG.

Richtlijn 2003/87/EG.

Richtlijn 2003/17/EG tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG.

Verordening (EG) nr. 2037/2000.