De Nederlandse Bank


Ten geleide van het ECB Maandbericht januari 2005 Nieuwsbericht Datum20/01/2005
OrganisatieDNB

In zijn vergadering op 13 januari 2005 gehouden vergadering heeft de Raad van Bestuur van de ECB besloten de minimale inschrijvingsrente voor de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem onveranderd te laten op 2,0%. De rente op de marginale beleningsfaciliteit en die op de depositofaciliteit werden eveneens onveranderd gelaten op respectievelijk 3,0% en 1,0%.

Hoewel de korte-termijn inflatoire druk aanhoudt, is deze recentelijk enigszins afgenomen, voornamelijk ten gevolge van de daling van de olieprijzen ten opzichte van de hoogste waarden die in oktober te zien zijn geweest. Tegelijkertijd zijn er thans geen significante aanwijzingen dat zich in het eurogebied onderliggende inflatoire druk ontwikkelt. Dienovereenkomstig heeft de Raad van Bestuur de basisrentetarieven van de ECB onveranderd gelaten op hun historisch lage niveau. Er blijven echter opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn bestaan, en aanhoudende waakzaamheid ten aanzien van deze risico's is van essentieel belang. Om te beginnen met de economische analyse die ten grondslag ligt aan de beoordeling van de Raad van Bestuur: de tweede raming door Eurostat van de reële bbp-groei kwartaal-op-kwartaal in het derde kwartaal bevestigde de voorafgaande raming van 0,3%. Hoewel de gegevens betreffende het vierde kwartaal nog niet volledig zijn, lijken de laatste macro-economische gegevens en enquêteresultaten, hoewel daarbij sprake is van een gemengd beeld, te wijzen op aanhoudende gematigde groei. Vooruitblikkend, blijven de condities voor zich voortzettende economische groei aanwezig. Wat betreft de externe factoren zal de mondiale groei naar verwachting robuust blijven. De kracht van de mondiale vraag zou de uitvoer van het eurogebied moeten blijven ondersteunen. Wat betreft de binnenlandse factoren zouden de investeringen moeten worden gesteund door de zeer gunstige financieringscondities in het eurogebied, verbeterde bedrijfswinsten en de grotere efficiëntie van bedrijven nu deze blijven herstructuren. Daarnaast is het waarschijnlijk dat de ontwikkeling van de particuliere consumptie in de pas zal lopen met die van het reëel besteedbare inkomen. De consumptie zou tevens worden gesteund indien onzekerheden ten aanzien van de omvang en voortgang van begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen in het eurogebied zouden afnemen. De neerwaartse risico's voor de economische vooruitzichten die voortvloeien uit de olieprijsontwikkelingen zijn de afgelopen weken enigszins afgenomen. Wat betreft de wisselkoers bevestigde de Raad van Bestuur zijn tijdens de sterke stijging van de euro naar voren gebrachte standpunt dat dergelijke bewegingen onwelkom zijn en niet wenselijk voor de economische groei. Wat betreft de prijzen, bedroeg volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat de HICP-inflatie op jaarbasis in december 2,3%, vergeleken met 2,2% in november. Gedurende de komende maanden zullen de HICP-inflatiecijfers op jaarbasis waarschijnlijk boven 2% blijven liggen, ondanks de recente daling van de olieprijzen. Verder vooruitkijkend geeft de beschikbare informatie echter aan dat, indien zich geen verdere negatieve schokken voordoen, de HICP-inflatie in de loop van 2005 tot onder 2% zal dalen. Daarnaast duiden de laatste indicatoren er niet op dat zich onderliggende binnenlandse inflatoire druk ontwikkelt in het eurogebied. De loonstijgingen blijven beperkt, tegen de achtergrond van aanhoudende gematigde economische groei en zwakke arbeidsmarkten. In de context van globaal genomen gunstige vooruitzichten voor de prijsontwikkelingen op de middellange termijn, dient rekening te worden gehouden met opwaartse risico's voor prijsstabiliteit. Gezien de voorafgaande olieprijsstijgingen blijft de noodzaak bestaan tweede-ronde-effecten in de loon- en prijsvorming in de gehele economie te vermijden. Verantwoordelijkheidsgevoel bij de sociale partners blijft zeer belangrijk. Daarnaast dienen de ontwikkelingen in de indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen nauwlettend te worden gevolgd. Wat betreft de monetaire analyse, bevestigen de meest recente gegevens de eerdere beoordeling van de Raad van Bestuur. De monetaire groei en de groei van de kredietverlening werden in de tweede helft van 2004 krachtiger, grotendeels als gevolg van het aanhoudend lage rentepeil. Gezien de kracht van de monetaire dynamiek gedurende de afgelopen paar jaar, blijft er aanzienlijk meer liquiditeit voorhanden in het eurogebied dan benodigd is ter financiering van niet-inflatoire groei. Over het geheel genomen wijst de monetaire analyse op opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange tot langere termijn. Tegelijkertijd zou de combinatie van hoge overliquiditeit en sterke groei van de kredietverlening in enkele landen een bron kunnen gaan vormen van onhoudbare prijsstijgingen op de vastgoedmarkten. Samenvattend wijst de economische analyse er op dat de onderliggende binnenlandse inflatoire druk beperkt is, maar dat de opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn nauwgezet moeten worden gevolgd. In dit verband is het van essentieel belang dat er geen overloopeffecten optreden van huidige korte-termijnontwikkelingen in de consumptieprijsinflatie naar de inflatieverwachtingen voor de lange termijn. Toetsing van de gegevens aan die van de monetaire analyse ondersteunt de noodzaak waakzaam te blijven met betrekking tot de verwerkelijking van risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn. Wat betreft zowel het begrotingsbeleid als de structurele hervormingen, zullen de overheden en instellingen van de Europese Unie zich in de loop van 2005 voor veel belangrijke opgaven gesteld zien. De belangrijkste opgave is de noodzaak de overheidsfinanciën te versterken door snel buitensporige tekorten te corrigeren en terug te keren naar een proces van krachtige begrotingsconsolidatie. Bovendien bestaat in de gehele Europese Unie de noodzaak om een oplossing te vinden voor de aanzienlijke implicaties die de vergrijzing van de bevolking heeft voor bestaande pensioen- en sociale-verzekeringsstelsels. Verder bestaat de behoefte om thans de aanhoudende discussie rond het Europese begrotingskader op overtuigende en vertrouwenwekkende wijze af te ronden. Het huidige begrotingskader, zoals vastgelegd in het Verdrag en het Pact voor Stabiliteit en Groei, vormt een hoeksteen van de Economische en Monetaire Unie en is daarom van essentieel belang voor het verankeren van verwachtingen betreffende begrotingsdiscipline. De Raad van Bestuur is er van overtuigd dat verbeteringen bij de tenuitvoerlegging van het Pact mogelijk zijn. Tegelijkertijd herhaalt de Raad zijn standpunt dat het contraproductief zou zijn de desbetreffende Verordeningen te wijzigen, de tekortlimiet van 3% op te rekken, of de buitensporige-tekortenprocedure te verzwakken. Wat betreft het structureel beleid, biedt de binnenkort op te maken tussenbalans van de Lissabon-strategie de mogelijkheid een hernieuwde impuls te geven aan structurele hervormingen in Europa, zoals werd aanbevolen in het recentelijk gepubliceerde rapport van de door Wim Kok voorgezeten High Level Group. De Raad van Bestuur steunt ten sterkste een hervormingsagenda gericht op het verhogen van de werkgelegenheidsgroei, het bevorderen van investeringen en het stimuleren van innovatie en productiviteit. Voortgang op deze terreinen verhoogt niet alleen het onderliggende groeipotentieel van de economie van het eurogebied op de middellange termijn, maar helpt tevens op de wat kortere termijn het vertrouwen van consumenten en producenten te schragen. Dit nummer van het Maandbericht bevat twee artikelen. Het eerste artikel beschrijft het in het Nieuw Bazels Kapitaalakkoord vastgelegde herziene kader voor kapitaalvereisten van banken. Tevens wordt ingegaan op de mogelijke implicaties van het nieuwe kader en de toepassing ervan binnen de EU. Het tweede artikel behandelt de veranderende patronen in de financiële stromen naar opkomende markteconomieën.