Ingezonden persbericht


Persbericht, 19 januari 2005

Uiltjes laten zich niet versnipperen,

sommige vijanden wel

HETEREN (Gld.) / UTRECHT Het anjeruiltje weet ondanks de ver uit elkaar liggende snippers leefgebied toch bijna elk plekje met zijn voedselplant te vinden. En legt daar zelfs meer eieren. De vijanden van deze nachtvlinder hebben er meer moeite mee. Jelmer Elzinga van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) ontdekte dat size matters voor snippers landschap, meer dan afstand. Maandag 24 januari promoveert hij in Utrecht.

Het Nederlandse landschap valt uiteen in kleine brokken door wegenbouw, verstedelijking, ontbossing enzovoorts. Op dit lappendeken liggen kleinere natuurlijke leefgebieden verder van elkaar en met verhoudingsgewijs meer grensgebied. Dat heeft de nodige (negatieve) gevolgen voor dier en plant. Maar niet de toegenomen afstanden zijn altijd bepalend. In het door ons onderzochte systeem speelt bij die versnippering van het landschap de grootte van de overgebleven snippers leefgebied een veel grotere rol voor interacties tussen verschillende soorten, dan de afstand tussen de snippers, stelt bioloog Jelmer Elzinga van het NIOO.

Van tevoren verwachtte Elzinga dat sterk geïsoleerde groeiplaatsen van de avondkoekoeksbloem minder te lijden hebben onder rupsenbezoek. Dat blijkt niet zo te zijn. Op bijna elke plek die hij onderzocht langs Rijn en Waal, zaten rupsen van het koekoeksbloemenetende anjeruiltje (Hadena bicruris). In tegenstelling tot deze vlindersoort hebben een aantal natuurlijke vijanden van deze vlinder wel last van versnippering. De vier belangrijkste soorten sluipwespen die de rupsen parasiteren zijn vaker afwezig in kleine landschapsnippers; en één van deze sluipwespen heeft moeite om de meer afgelegen snippers te bereiken.

Zorgt het kleinere aantal vijanden voor meer vraatschade van de rupsen in kleine landschapsnippers? Nee, zo bleek. De sluipwespen die eitjes leggen in de rupsen doden wel de helft van de rupsen, maar de verschillen in parasitering tussen rupsen uit versnipperde en niet-versnipperde landschappen zijn te klein om tot verschillen in rupsenvraat te leiden. Dat lijkt goed nieuws voor de plant, maar het is helaas nog niet het hele verhaal.

Opmerkelijk genoeg zag Elzinga toch een toename van de rupsenvraat bij een hogere graad van versnippering. Maar dit heeft niks te maken met minder sluipwespen, wel met meer vlindereieren. Onderzoeksbegeleider Arjen Biere: Waarschijnlijk is dat het gevolg van veranderend eileggedrag van de vlinder. Op de voedselplanten in kleine snippers leefgebied zetten ze meer eieren af dan op grote groeiplekken. Dat is ook getest met proefveldjes van òf 256 òf maar 16 planten groot. Waardoor het komt? Misschien doordat zo n kleine snipper naar verhouding meer rand heeft. We zien vaak meer eitjes in randen van populaties. Of de vlinders besluiten niet zo gemakkelijk een kleine snipper te verlaten en zetten dan naar verhouding veel eitjes af op de weinige planten.

Voor de koekoeksbloem en haar belagers leidt de huidige versnippering niet tot problemen volgens Elzinga. De meeste onderzochte soorten die zich op deze plant gespecialiseerd hebben kunnen zich nu namelijk redelijk goed verspreiden. Het kan zijn dat deze soorten aangepast zijn aan zelfs een hogere graad van landschapsversnippering. We hebben namelijk aanwijzingen dat de avondkoekoeksbloem de basis van deze voedselketen vroeger veel minder voorkwam in ons land.

De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) subsidieerde het onderzoeksproject binnen het prioriteitsprogramma Biodiversiteit.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum voor Terrestrische Ecologie in Heteren richten de onderzoekers zich op het leven op het land.