Ministerie EZ
Onderzoek wijst uit: Toenemende, maar geen massale verplaatsing van
bedrijfsactiviteiten naar het buitenland
Ministerie van Economische Zaken
Persbericht
31 januari 2005
De afgelopen jaren geven een toename te zien van het aantal bedrijven
dat activiteiten heeft verplaatst en ook gebeurt dit in steeds meer
sectoren. Er kan echter niet worden gesproken van massale verplaatsing
van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland. Dat schrijft
staatssecretaris van Economische Zaken Karien van Gennip vandaag in
een brief aan de Tweede Kamer. Haar conclusies komen onder meer voort
uit onderzoek dat Bureau Berenschot en het Centraal Plan Bureau in
opdracht van het ministerie van Economische Zaken het afgelopen jaar
hebben gedaan. In de sectoren waar verplaatsingen voorkomen heeft 10%
van de bedrijven de afgelopen jaren activiteiten verplaatst, 6% is dat
nog van plan en 84% heeft geen bedrijfsactiviteiten naar het
buitenland verplaatst en is dat ook niet van plan. De meeste
verplaatsingen vinden binnen Europa plaats. Midden- en Oost-Europa
wordt door ruim de helft van de ondervraagde bedrijven genoemd,
gevolgd door West- en Zuid-Europa (42%). Van de bedrijven noemt 16%
China en 11% India als landen waar activiteiten naar toe zijn
verplaatst. Het gaat daarbij voornamelijk om laaggeschoolde produktie
(45%), maar ook hoger geschoolde produktie, marketing en verkoop,
dienstverlening, ICT en R&D worden genoemd. Het directe effect op de
werkgelegenheid is, mede vanwege de sterke dynamiek op de
arbeidsmarkt, relatief beperkt. Ongeveer 1% van de banen die jaarlijks
verdwijnen zijn direct aan verplaatsing naar het buitenland toe te
schrijven. Dit neemt niet weg dat het een ingrijpend proces is voor de
betrokken bedrijven en hun werknemers. Het terugbrengen van kosten is
de belangrijkste drijfveer van bedrijven om hun activiteiten naar het
buitenland te verplaatsen. Het gaat daarbij niet alleen om loonkosten.
Soms speelt ook de overweging om dichter bij een groeiende afzetmarkt
te kunnen produceren. De verplaatsingen bieden kansen voor vergroting
van de concurrentiekracht van bedrijven. Tegelijkertijd profiteert
Nederland ook van verplaatsing van bedrijfsactiviteiten vanuit andere
landen. Om onnodige verplaatsing te voorkomen en aantrekkelijk te
blijven voor buitenlandse investeerders moet de overheid blijven
werken aan een goed vestigings- en ondernemingsklimaat. In toenemende
mate worden eisen gesteld aan het aanpassingsvermogen van onze
economie in het algemeen en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt in
het bijzonder, zo schrijft Van Gennip in haar brief. Het ingezette
beleid, zoals aangekondigd in de onlangs verschenen Groeibrief en
Industriebrief van het ministerie van Economische Zaken, biedt
hiervoor voldoende handvatten. In dat licht is ook het recente akkoord
over een gematigde loonontwikkeling van belang. Daarmee concurreert
Nederland overigens niet zozeer met de lagelonenlanden, maar vooral
ook met andere ontwikkelde markten.
Nadere informatie bij Paula de Jonge, persvoorlichting ministerie van
Economische Zaken, tel. 070 379 7552. De Kamerbrief en het rapport
zijn te vinden op www.ez.nl onder Nieuws en Pers.