Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 22 Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
13.486/HH SV/V&V/04/91407

Onderwerp Datum
Verzoekschrift van de heer Aslantürk 16 februari 2005

Naar aanleiding van uw brief van 29 december met kenmerk 13.486/HH, waarin u aandacht vraagt voor de brief van de heer Aslantürk van 4 oktober 2004 kan ik u het volgende melden.

Een Wajong-uitkering is een uitkering op minimumniveau. De grondslag voor de uitkering is het wettelijk minimumloon per maand exclusief vakantiebijslag, gedeeld door 21,75. Voor een volwassene komt dat neer op 58,15 per dag. Voor personen jonger dan 23 jaar is de grondslag gelijk aan de voor de leeftijd geldende minimumjeugdlonen per maand gedeeld door 21,75. Verder is de hoogte van de uitkering afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Als het inkomen van een jonggehandicapte lager is dan het voor hem geldende sociaal minimum, heeft hij mogelijk recht op een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Mogelijk kan een jonggehandicapte ook aanspraak maken op een gedeeltelijke uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

Betrokkene voert in zijn brief aan dat zijn Wajong-uitkering is gekort omdat hij getrouwd is. Naar aanleiding van deze passage kan ik u melden dat een Wajong-uitkering niet wordt gekort als een jonggehandicapte in het huwelijk treedt. Wat wel de achterliggende reden is dat de uitkering van betrokkene is ingekort, kan ik uit overgelegde informatie niet opmaken. Als betrokkene het niet eens is met de korting op zijn uitkering kan hij daartegen bezwaar maken bij het UWV en vervolgens beroep instellen bij de rechtbank. Uit de overgelegde correspondentie kan ik niet opmaken of betrokkene in bezwaar is gegaan bij het UWV tegen de verlaging van zijn uitkering. Als betrokkene dat niet heeft gedaan is thans de mogelijkheid daartoe ­ gelet op de daarvoor


2

geldende termijnen ­ niet meer aanwezig. Nu voor betrokkene geen beroep meer openstaat, is aan uw verzoek om hem daarvan rechtstreeks in kennis te stellen, geen gevolg gegeven.

Voorts maakt betrokkene in zijn schrijven een opmerking over de mogelijkheid van het aanvragen van een uitkering in het kader van de Werkloosheidswet (WW) door zijn echtgenote. In dit verband deel ik u mee dat het inderdaad juist is dat de echtgenote van betrokkene pas een aanvraag om een werkloosheidsuitkering kan indienen indien zij in het bezit is van een sofinummer. Indien zijn echtgenote nimmer in loondienst in Nederland werkzaamheden heeft verricht, zou een dergelijke aanvraag overigens niet tot de toekenning van een uitkering in het kader van de WW hebben geleid.

Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)