Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag


- Directie Integratie Europa

DIE/IN

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum

7 maart 2005

Auteur


- J.W.H.M.Beaujean


Kenmerk


- DIE-071/2005

Telefoon


- 070 348 48 75


Blad


- 1/3

Fax


- 070 348 40 86

E-mail


- JW.Beaujean@minbuza.nl


Betreft

Beantwoording van vragen van het lid Van Bommel over het bericht dat het kabinet een ´nee´ tegen de Europese grondwet zal negeren.


-


-

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op schriftelijke vragen van het lid Van Bommel (SP) over het bericht dat het kabinet een ´nee´ tegen de Europese grondwet zal negeren Deze vragen werden ingezonden op 21 februari 2005 met als kenmerk 2040508830.

De Minister van Buitenlandse Zaken, De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Dr. B.R. Bot Mr. Drs. A. Nicolaï

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken en de heer Nicolai, staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over het bericht dat het kabinet een ´nee´ tegen de Europese grondwet zal negeren.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de uitspraken van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken) dat "het kabinet staat voor zijn handtekening onder het verdrag. Het referendum is een advies van de bevolking aan de Tweede Kamer en niet een advies van de bevolking aan de regering"?

Antwoord
Ja

Vraag 2
Deelt u de mening dat deze uitspraken verwarrend kunnen zijn, aangezien daarmee de indruk wordt gewekt dat een uitspraak van de bevolking in een referendum er niet toedoet. Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
Nee.

Het referendum is een raadplegend referendum van het parlement. De uitslag van dat referendum is in eerste instantie een advies, dat gericht is aan het parlement. Het parlement besluit immers over het al dan niet aannemen van de goedkeuringswet over het nieuwe verdrag. Zonder de goedkeuring van het parlement zal de regering het nieuwe verdrag niet kunnen ratificeren.

Het optreden van het parlement en het advies dat het parlement van de bevolking vraagt zijn beide dus van belang en doen er zeker toe.

Vraag 3
Denkt u dat van deze uitspraken een opkomstbevorderende werking uit gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
Ja.

Op deze wijze wordt helder dat de Nederlandse bevolking de kans krijgt om het parlement te adviseren over goedkeuring van het nieuwe verdrag.

Die kans zullen vele kiezers ongetwijfeld willen gebruiken.

Vraag 4
Hoe is uw uitspraak, dat een ´neutrale´ benadering door het kabinet van de eventuele campagnes in verband met het referendum voldoende zal zijn, te rijmen met de opstelling van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken), die tot op heden steeds hebben gezegd dat de regering een actieve 'ja' campagne zal gaan voeren? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
De regering zal een actieve 'ja'-campagne voeren, zoals herhaaldelijk gedeeld met het parlement. Die campagne is gericht op het uitdragen van de regeringspositie voor het verdrag. De regering zal bij het uitdragen van die positie pleiten voor de verbeteringen die dit verdrag biedt.

Daarnaast zal de regering op neutrale wijze pleiten voor opkomst bij het referendum, de zogenaamde opkomstbevorderende campagne.

===