Ministerie van Buitenlandse Zaken

inzake een Soedan-strafhof

Beantwoording kamervragen inzake een Soedan-strafhof

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Task Force International Criminal Court
Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

7 maart 2005

Behandeld

Marjolein Jongman

Kenmerk

TF/ICC-044/05

Telefoon

070-3485967

Blad


1/6

Fax

070-3485244

Bijlage(n)


1

marjolein.jongman@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van het lidKoenders (PvdA) over een Soedan-Strafhof

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Koenders (PvdA) over een Soedan-Strafhof. Deze vragen werden ingezonden op 22 februari 2005 met kenmerk 2040508960.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Koenders (PvdA) over een Soedan-Strafhof.

Vraag 1
Heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor het Gemeenschappelijke Buitenland en Veiligheidsbeleid, Solana, namens Nederland gesproken toen hij zijn uitspraken deed over zijn inschatting dat de Verenigde Staten hun zin zouden krijgen voor een nieuw in te stellen Soedan-Strafhof? 1) Heeft hij deze uitspraken namens de Raad van ministers van de EU gedaan?

Antwoord
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor het Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheidsbeleid, Solana, heeft deze uitspraak op eigen titel gedaan. De opvatting die hij heeft uitgedragen op dit punt reflecteert niet het standpunt van de Europese Unie, noch het standpunt van Nederland.

Vraag 2
Gaat u deze opmerkingen aankaarten in uw gesprek met de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, Condoleeza Rice?

Antwoord
Tijdens het gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, mevrouw Condoleeza Rice, dat inmiddels heeft plaatsgevonden op vrijdag 18 februari jl., heb ik de positie van Nederland en de EU over verwijzing van de situatie Darfur door de VN-Veiligheidsraad naar het Internationaal Strafhof (zie antwoord op vraag 3) uiteengezet. Mevrouw Rice heeft niet gerefereerd aan de uitspraken van de heer Solana.

Vraag 3
Welke posities nemen de verschillende EU-lidstaten hierbij in?

Antwoord
De EU-lidstaten staan achter de aanbeveling van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie dat de VN-Veiligheidsraad de situatie Darfur zou moeten verwijzen naar het Internationaal Strafhof. Ik verwijs in dit verband naar de EU Verklaring van 4 februari 2005, over dit onderwerp.

Vraag 4
Hoe verhouden de uitlatingen van de heer Solana zich tot de Nederlandse positie en welke stappen hebt u ondernomen of bent u van plan te ondernemen, onder meer met betrekking tot de aanstaande RAZEB, om ervoor te zorgen dat mogelijke zaken voor het daartoe op te richten Internationale Strafhof komen?

Antwoord
Het belangrijkste is, en daarover verschilt de regering niet van opvatting met de heer Solana, dat daders van gruwelijkheden in Darfur niet onbestraft blijven en dat daartoe nu snel opgetreden wordt. In het ICI-rapport wordt op zakelijk en overtuigende wijze onderbouwd dat het Internationaal Strafhof hiervoor de meest geëigende instantie is en dat een verwijzing naar het Internationaal Strafhof door de Veiligheidsraad zou moeten plaatsvinden. Nederland onderschrijft deze analyse en conclusie. Er is in dit opzicht geen sprake van verschil van inzicht met de heer Solana.

Het is de regering bekend dat de VS gekant is tegen inschakeling van het Internationaal Strafhof. De regering is op basis van het voorgaande echter van mening dat een maximale inspanning moet worden gedaan om te bereiken dat de VS instemmen met, of zich althans niet verzetten tegen verwijzing door de Veiligheidsraad van de situatie Darfur naar het Internationaal Strafhof. Binnen de VN-Veiligheidsraad wordt op dit moment nog gesproken over een tekst voor een nieuwe Soedan-resolutie. Ik acht het dan ook niet opportuun om op dit moment te speculeren over een eventuele mislukking van die inzet. De besluitvorming terzake vindt plaats in de Veiligheidsraad. Aangezien Nederland daarvan geen lid is, probeert de regering via de haar ter beschikking staande diplomatieke kanalen, bilateraal en in EU-verband, invloed in de door ons gewenste richting uit te oefenen.

Vraag 5
Deelt u de mening dat deze uitspraken en een eventueel nieuw in te stellen Hof voor Soedan de (opbouw van een gelegitimeerde) positie van het Internationale Strafhof ondermijnen?

Antwoord
Wat betreft mijn appreciatie van de aangehaalde uitspraken, verwijs ik naar de beantwoording van vraag 4. Overigens is de regering van mening dat met de instelling van een ad hoc tribunaal voor Soedan niet de (opbouw van een gelegitimeerde) positie van het Internationaal Strafhof in het geding is. De procedures voor het aanhangig maken van procedures bij het Hof en de specifieke rol van de VN-Veiligheidsraad op dat punt zijn duidelijk vastgelegd in het Statuut van het ICC. Het is nu van belang dat de Veiligheidsraad zich uitspreekt over de aanbevelingen van de Internationale onderzoekscommissie, waarbij ik hoop dat de aanbevelingen van deze Commissie gevolgd worden. De regering is overigens ook van oordeel dat met de oprichting indertijd van het Internationaal Strafhof is beoogd om een permanent internationaal tribunaal beschikbaar te hebben welke in voorkomend geval met onderzoeken naar c.q. berechting van ernstige misdaden zou kunnen worden belast. Het Internationale Strafhof is operationeel en heeft de vereiste personele en budgettaire middelen om de geconstateerde gruwelijkheden te onderzoeken.

Vraag 6
Hoe verhouden de uitspraken van de heer Solana zich met die van de Hoge Commissaris voor de rechten van de Mens, Louise Arbour, voor de VN-Veiligheidsraad, dat een verwijzing van de zaak naar het Internationale Strafhof de enige geloofwaardige manier is om de in Darfur gepleegde ernstige misdaden te laten berechten?

Antwoord
Mevrouw Arbour heeft zich met haar betoog in de VN-Veiligheidsraad onverkort achter de conclusies van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie gesteld en heeft zich daarmee krachtig ingezet voor verwijzing van de zaak naar het Internationale Strafhof.

Vraag 7
Wat kost, naar uw inschattingen, het instellen van een nieuw Hof aan extra tijd, geld en moeite, terwijl het Strafhof beschikbaar is, in relatie tot de urgentie waartoe VN-secretaris-generaal Kofi Annan heeft opgeroepen om de daders te berechten?

Antwoord
Ik onderschrijf de conclusie van de internationale onderzoekscommissie dat de extra tijd en moeite die gepaard zouden gaan met instelling van een nieuw Hof, speciaal voor Soedan, haaks staan op de gewenste snelle berechting van daders, terwijl het Internationaal Strafhof meteen met onderzoek zou kunnen beginnen. Ook deel ik het oordeel van deze commissie dat de extra kosten die het instellen van een nieuw Hof met zich zou meebrengen, veel hoger liggen dan wanneer het Internationaal Strafhof deze taak op zich zou nemen.