---

Brieven aan de Kamer
---

Integrale helikoptercapaciteit

7-3-2005 13:55:00

Hierbij reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 1 maart jl. (uw kenmerk Def-05-29) om een reactie op de brief van de gedeputeerde van Economische Zaken van de provincie Noord-Holland en de burgemeester van Den Helder van 22 februari 2005. De stellers van deze brief geven drie argumenten om toch alle NH90 helikopters op marinevliegkamp De Kooy te plaatsen.

Voordat ik inga op de verschillende deelaspecten die in genoemde brief aan de orde komen, wijs ik er volledigheidshalve nogmaals op dat Defensie bij haar afweging om de twaalf fregattenhelikopters (NH90-NFH Nato Frigate Helicopter) op marinevliegkamp De Kooy te plaatsen en de acht maritieme transporthelikopters (NH90-MTTH Marinised Tactical Transport Helicopter) op vliegbasis Gilze-Rijen, àlle relevante aspecten integraal in beschouwing heeft genomen. Centraal bij deze defensiebrede afweging stond het uitgangspunt dat de maritieme transporthelikopter voor krijgsmachtbrede transporttaken wordt ingezet. Op Gilze-Rijen worden ook de overige transporthelikopters van Defensie samengebracht en wordt tevens de staf van het "joint" Defensie Helikopter Commando gevestigd.

Door nu afzonderlijk in te gaan op deelaspecten die aan deze defensiebrede afweging ten grondslag liggen, bestaat het risico dat het grotere geheel naar de achtergrond wordt gedrongen. Daarom acht ik het van belang dat de discussie over het NH90-plaatsingsbesluit tijdens het geplande Algemeen Overleg op 8 maart aanstaande integraal wordt gevoerd.

Kostenaspect Het eerste argument dat in de brief van de gedeputeerde en van de burgemeester wordt aangevoerd om toch alle NH90´s op De Kooy te plaatsen, betreft het kostenaspect. Stellers refereren daarbij aan mijn brief van 17 december 2004 waarin werd gesteld dat de concentratie van het hoger onderhoud van alle helikopters op Gilze-Rijen een eenmalige investering van 5 miljoen vergt, terwijl volgens hen de investeringskosten aanzienlijk hoger zijn. Zij zien daarbij echter mijn Kamerbrief van 30 december over het hoofd waarin ik een correctie op de brief van 17 december aanbreng en meld dat de extra investeringen niet 5 maar per saldo 15 miljoen bedragen. De stellers van de brief van 22 februari hanteren deze raming zelf ook onder verwijzing naar de defensiestudie "Integrale helikoptercapaciteit".

Ook de Gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie (GMC) had in haar brief van 13 januari 2005 een opmerking op dit punt. Volgens de commissie vormt het bedrag van 15 miljoen de ondergrens van het in de helikopterstudie genoemde bedrag van 15 tot 25 miljoen aan extra investeringen op Gilze-Rijen. Dat is op zichzelf juist, maar de hoogte hiervan is sterk afhankelijk van de timing van de noodzakelijke nieuwbouw: naarmate langer wordt gewacht, lopen de geschatte kosten op. Defensie is echter voornemens de geplande nieuwbouw zo snel mogelijk van start te laten gaan als gevolg waarvan de benodigde investeringen op 15 miljoen worden geraamd.

Verder plaatsen de gedeputeerde en de burgemeester, net als de GMC in haar brief van 24 december 2004, kanttekeningen bij de personele besparing die volgens Defensie wordt gerealiseerd door het hoger onderhoud op Gilze-Rijen te concentreren. Volgens hen wordt dit voordeel deels weer tenietgedaan door een toename van de materieelexploitatie op De Kooy omdat ook daar (lager) onderhoud aan de NH-90 wordt verricht. Dit argument lijkt op zichzelf juist, maar hierop is mijn betoog van hierboven van toepassing dat we ons niet moeten laten leiden door deelafwegingen, maar door een totale, integrale, afweging.

Onderhoud is namelijk slechts een van de aspecten waarop efficiencywinst kan worden geboekt. Daarnaast zijn er andere bedrijfsvoeringsprocessen waarop synergie valt te bereiken door alle transporthelikopters op Gilze-Rijen te concentreren zoals bij opleidingen, trainingen, bevoorrading en algemene ondersteuning. Dit nog los van het gegeven dat Defensie hoge verwachtingen heeft van de mate waarin het Defensie Helikopter Commando in staat is om alle transporthelikopters defensiebreed doelmatig en doeltreffend te beheren en in te zetten. De oprichting van het Defensie Helikopter Commando, dat zal worden bemand door militairen van alle krijgsmachtdelen, en de concentratie van alle transporthelikopters op één locatie zullen ook een impuls geven aan de verbetering van de operationele inzetbaarheid van dit essentiële vervoersmiddel.

De gedeputeerde en de burgemeester zijn verder de mening toegedaan dat er mogelijk sprake is van een desinvestering indien niet alle NH90-helikopters op marinevliegkamp De Kooy worden gestationeerd. Op De Kooy is inderdaad reeds infrastructuur voor de komst van de NH90 gerealiseerd, maar dit betreft vooral algemene gebouwen en voorzieningen die ook voor de NFH-versie nodig zijn. De hangaars voor de MTTH-versie zijn nog niet gerealiseerd. Het daarvoor gereserveerde geld wordt nu voor Gilze-Rijen aangewend.

Vliegbewegingen Het tweede argument dat de gedeputeerde en de burgemeester noemen om alle NH90´s op De Kooy te plaatsen, is dat volgens hen de beschikbare geluidsruimte voldoende is om in de toekomst civiele groei mogelijk te maken. Zij stellen daarmee de uitspraak van Defensie in haar brief van 17 december ter discussie, dat de komst van de acht maritieme transport NH90´s op den duur ten koste zou gaan van de civiele geluidsruimte en dús van economische groeimogelijkheden in de civiele sector.

Bij hun berekeningen gaan de gedeputeerde en de burgemeester, evenals eerder de GMC in haar brief van 13 januari, echter uit van onjuiste gegevens. Zij stellen het aantal militaire vliegbewegingen voor twintig NH90´s op afgerond 12.000 vliegbewegingen (de GMC hanteert hiervoor het aantal van 11.000 vliegbewegingen). Maar dit getal is gebaseerd op het aantal militaire vluchten in 2003 met de Lynx-helikopter die aan het eind van zijn technische levensduur is en daardoor thans minder inzetbaar is dan de NH90 zal zijn.

Het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart laboratorium heeft in een eerder stadium in het kader van een mogelijke stationering van alle defensiehelikopters op Gilze-Rijen een studie naar de geluidsbelasting uitgevoerd. Daarbij is uitgegaan van de opgave van de Koninklijke marine van 11.000 vliegbewegingen voor de NFH´s én van 8.000 voor de MTTH´s, samen 19.000. Dat getal levert een heel ander beeld op voor de mogelijke civiele doorgroei op De Kooy. Inderdaad is er ook bij dit hogere aantal nog steeds ruimte om het aantal civiele vliegbewegingen in 2006 met 2.000 te laten groeien. Maar de mogelijkheid, waarover de gedeputeerde en de burgemeester alsmede de GMC spreken, om het aantal civiele vluchten daarna nog te laten groeien is bij de huidige geluidsruimte beperkt. Dus blijft Defensie bij haar stelling dat de komst van de acht maritieme transporthelikopters op den duur ten koste gaat van de civiele geluidsruimte.

Regionaal-economische redenen Het afgelopen jaar hebben we in meer dan één opzicht oog gehad voor de sociaal-economische positie van Den Helder. Het besluit De Kooy open te houden is daarvan het eerste bewijs. Om reden van doelmatigheid had het onze voorkeur mettertijd de gehele helikoptervloot te concentreren op Gilze-Rijen. Na intensieve besprekingen met de civiele medegebruiker, de gemeente en de provincie hebben wij besloten die concentratie slechts gedeeltelijk door te voeren. Volgens afspraak kan het aantal civiele vliegbewegingen de komende jaren worden uitgebreid, zodat ook nieuwe bedrijvigheid naar Den Helder kan worden gehaald. Dat zal de regio minder afhankelijk maken van Defensie.

In de tweede plaats betekent de keuze voor Den Helder als vestigingsplaats voor het operationeel commando van de Koninklijke marine en voor de commandant van het Korps mariniers en zijn staf dat zon 300 hoogwaardige functies naar Den Helder komen. Dat betekent in ieder geval een kwalitatieve versterking van de beroepsbevolking daar.

In de derde plaats wordt gewerkt aan de ontwikkeling van civiel medegebruik van het Marinebedrijf. Momenteel wordt voor de afdeling conservering gezocht naar geïnteresseerde marktpartijen, binnenkort volgt de afdeling kalibratie. Als marktpartijen meer werk naar het Marinebedrijf halen, betekent dat een grotere doelmatigheid en dus besparing voor Defensie en extra werk voor de regio.

In de beleidskeuzes van Defensie voeren overwegingen van militair-operationele en financiële aard noodzakelijkerwijs de boventoon. Maar het bovenstaande onderstreept dat wij daarnaast wel degelijk rekening houden met de sociaal-economische situatie in de regio Den

Helder. Dat was ook de strekking van de brief van de staatssecretaris van 18 november 2004 over de uitvoering van de motie-Bakker over Den Helder.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

H.G.J. Kamp