De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: trcjz2005/638
datum: 08-03-2005
onderwerp: Vragen van de leden Waalkens (PvdA) en Atsma (CDA) over
inbeslagname JorwertTRC/2005/238
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
In antwoord op de vragen gesteld door de leden Waalkens (PvdA) en
Atsma (CDA) over de inbeslagname in Jorwert (vragen ingezonden 18
januari 2005), bericht ik u, mede namens de Minister van Justitie, als
volgt.
1.
Is het u bekend dat op 7 januari 2005 in Jorwert op een
melkveehouderijbedrijf het vee in beslag is genomen?
Ja.
2, 4 en 6.
Wat is de rol van de Landelijke Inspectie Dienst (LID), de Algemene
Inspectie Dienst (AID) en de Officier van Justitie in deze?
Kunt u aangeven hoe de procedure loopt voorafgaande aan de
inbeslagname?
Hoe zijn de overheden bij de inbeslagname betrokken?
Op 7 januari 2005 is door een inspecteur van de LID telefonisch
contact opgenomen met de Officier van Justitie te Leeuwarden. In dit
overleg heeft de LID-inspecteur zijn voornemen kenbaar gemaakt om
diezelfde dag de betrokken veestapel te beoordelen en zonodig in
beslag te nemen wegens overtreding van artikel 36, eerste lid, van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Op basis van de verstrekte
informatie heeft de Officier van Justitie ingestemd met de
inbeslagname van het vee, waarbij een machtiging tot vervreemding van
het vee werd afgegeven, omdat de kosten van bewaring van het vee niet
in een redelijke verhouding stonden tot de waarde ervan (artikel 117,
tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering).
In het overleg met de Officier van Justitie is ook besproken dat
alleen de LID-inspecteur en een dierenarts, niet zijnde de vaste
dierenarts, zich naar het bedrijf zouden begeven. Vooraf is de
inschatting gemaakt dat dit geen problemen zou geven, omdat de
eigenaresse van de veestapel bij eerdere bezoeken aan het bedrijf
altijd coöperatief was geweest. In dit geval bleek dat anders te zijn.
Zij sloot zichzelf op in de cabine van haar tractor en dreigde
zichzelf in brand te steken. In verband met deze situatie is er op de
middag van 7 januari 2005 en in het begin van de avond uitvoerig
telefonisch overleg gevoerd tussen de Officier van Justitie en de
districtschef van de politie Sneek. Nadat deze dreigende situatie door
ingrijpen van de politie Sneek was beëindigd, is alsnog al het vee van
het terrein afgevoerd.
De AID heeft in het kader van deze inbeslagname geen rol gespeeld.
3.
Is het u bekend dat de burgemeester van Littenseradiel inmiddels
opheldering heeft gevraagd aan de Officier van Justitie naar
aanleiding van de inbeslagname? Wat is de reactie van de Officier van
Justitie op de door de burgemeester gestelde vragen?
De burgemeester van de gemeente Littenseradiel heeft op 10 januari
2005 telefonisch contact opgenomen met de plaatsvervangend
Hoofdofficier van Justitie te Leeuwarden. Zij heeft, vanuit haar
verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde, de vraag
gesteld waarom zij niet van tevoren is geïnformeerd over de op handen
zijnde inbeslagname, terwijl ook de lokale politie van het district
Sneek hiervan niet op de hoogte was gesteld. Het gesprek ging niet
over de merites van de inbeslagname zelf. Op 13 januari 2005 is de
burgemeester terzake door het Openbaar Ministerie geïnformeerd,
waarbij het kernpunt was - zoals weergegeven in het antwoord op de
vragen 2, 4 en 6 - dat vooraf de inschatting was gemaakt dat geen
verstoring van de openbare orde dreigde.
Daarbij heeft de plaatsvervangend Hoofdofficier van Justitie overigens
wel aangegeven dat hij het wenselijk acht dat in alle gevallen waarin
tot inbeslagname van dieren wordt overgegaan, de verantwoordelijke
instantie van tevoren contact opneemt met de plaatselijke politie, om
het voornemen tot optreden tijdig te melden en zonodig gebruik te
maken van lokale bekendheid met de persoon of de specifieke situatie.
Een brief met deze strekking zal nog naar de LID worden gezonden.
De burgemeester heeft vervolgens laten weten dat haar vragen naar
tevredenheid zijn beantwoord en dat de zaak hiermee voor de gemeente
Littenseradiel afgedaan is.
5.
Welke organisatie (LID of AID) initieert een inbeslagname? Hoe is de
samenwerking tussen beide organisaties?
Zowel buitengewoon opsporingsambtenaren van de AID als van de LID
kunnen naar aanleiding van een geconstateerde overtreding, in casu
verwaarlozing van dieren, contact opnemen met de Officier van Justitie
omtrent gewenste maatregelen, zoals inbeslagname.
In het algemeen gelden tussen LID en AID afspraken omtrent wederzijdse
taken. Deze afspraken komen erop neer dat de AID zich concentreert op
bedrijfsmatig gehouden dieren en de LID op hobbymatig gehouden
dieren/gezelschapsdieren. Op dit uitgangspunt zijn dus uitzonderingen
mogelijk. Voorts kan in voorkomende gevallen in overleg uiteraard ook
samen een bedrijfscontrole worden uitgevoerd.
Geheel los van dit incident was overigens reeds een traject ingezet
teneinde tot actualisering en verduidelijking te komen van bedoelde
afspraken tussen AID en LID. Naar verwachting worden de besprekingen
nog dit voorjaar afgerond. Verwezen wordt verder naar het antwoord op
vraag 9.
7.
Hoe worden de dieren na inbeslagname gehuisvest, wie is dan de
eigenaar van de dieren en wat gebeurt er vervolgens mee?
In zijn algemeenheid geldt dat na de inbeslagname van de dieren de
waarde ervan wordt getaxeerd door een onafhankelijk taxateur. Indien
door de Officier van Justitie een machtiging tot vervreemding is
gegeven, wordt degene die bereid is om de getaxeerde prijs te betalen,
eigenaar van de dieren en draagt hij vanaf dat moment de kosten van
vervoer, stalling en verzorging. Deze procedure is ook in dit geval
gevolgd.
8.
Wat is de rol van vertrouwenscommissies en op welke wijze worden deze
commissies ingeschakeld na signalen van LID en AID?
Een vertrouwenscommissie (bedoeld wordt naar ik aanneem een
vertrouwensteam) probeert veehouders die hun dieren verwaarlozen te
steunen en te helpen bij het oplossen en in de toekomst voorkomen van
welzijnsproblemen bij hun dieren. Veelal geschiedt verwaarlozing
immers niet met opzet en liggen er heel andere oorzaken aan ten
grondslag dan bijvoorbeeld gebrek aan kennis of vakbekwaamheid.
Er is een algemeen telefoonnummer beschikbaar voor alle burgers en dus
ook voor de controleurs van LID of AID om vertrouwensteams in te
lichten over een probleemsituatie. Het vertrouwensteam neemt
vervolgens contact op met de veehouder en beoordeelt of het een
bijdrage kan leveren. Als de verwaarlozing te ernstig is, wordt de AID
ingeschakeld. Als het vertrouwensteam geen voortgang boekt of de
veehouder geen ondersteuning wil, beëindigt het vertrouwensteam zijn
werkzaamheden. Dit wordt gemeld aan de AID.
9.
Hoe oordeelt u over het feit dat de signalen van LID en AID in sommige
situaties niet eensluidend zijn?
De AID bezocht in december het bedrijf en heeft het toen niet nodig
geacht tot overleg met de Officier van Justitie over te gaan over
verdere stappen jegens betrokkene.
De in het antwoord op vraag 5 bedoelde actualisatie van de
werkafspraken tussen AID en LID beoogt de samenwerking tussen AID en
LID verder te optimaliseren. Het kan, vanwege het feit dat de
inschatting over de noodzaak tot optreden deels van subjectieve aard
is, overigens altijd voorkomen dat in een concreet geval verschillend
wordt geoordeeld over de welzijns-of gezondheidssituatie van dieren.
Het is uiteraard wenselijk dit wel zoveel mogelijk te voorkomen.
10.
Kunt u een overzicht geven van het aantal inbeslagnames door
verwaarlozing? Is er sprake van een stijgende trend?
Nauwkeurige, cijfermatige informatie hieromtrent is niet beschikbaar.
Naar indruk van de AID en de LID is er geen sprake van een stijgende
trend.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit