CDA Den Haag


CDA Scheveningen: visserijbelangen haven blijven voorop staan

Arnold van der Heijden, voorzitter CDA Scheveningen

De stadsdeelwerkgroep CDA Scheveningen heeft dinsdagavond 8 maart haar visie gepresenteerd over de toekomst van de Scheveningse haven. Bij deze bijeenkomst waren naast de CDA leden, Scheveningers en ondernemers, stadsdeelwethouder Wilbert Stolte en CDA raadslid Wil Vonk aanwezig. Gastsprekers waren de heer K. Taal (onderzoeker LEI Wageningen/Den Haag) en de heer J. van Nieuwenhuyzen (manager-director United Fish Action).

De visie van het CDA Scheveningen is gebouwd op twee pijlers. De eerste pijler is de uitbreiding en innovatie van de maritieme bedrijvigheid. De tweede pijler is de verdere ontwikkeling van de toeristische sector.

Pijlers
De eerste pijler. Manifest in de visie van het CDA Scheveningen is het behoud van de identiteit van Scheveningen als vissershaven. De maritieme sector verdiend versterking, uitbreiding en innovatie, in het bijzonder de visserijketen. Zo kan er mogelijk een grote vishandelsmarkt van (inter)nationale vissoorten voor handel én consument worden gerealiseerd.

De tweede pijler. Het toerisme werd als een onmisbaar marktsegment voor de verdere ontwikkeling van het havengebied genoemd, maar dient additioneel te zijn aan de belangen van de visserijketen. Onderzocht dient te worden of er mogelijkheden zijn voor cruisschepen om in Scheveningen kunnen aanmeren.

Tijdens deze bijeenkomst werd duidelijk dat het "vijf voor twaalf is". Samen optrekken door op korte termijn in het totale havengebied te investeren is geboden. Daarbij dient de grootst mogelijke zorgvuldigheid te worden betracht bij de invulling van het Norfolk-terrein. Welke ontwikkeling dan ook zal worden ingevuld, mag deze de belangen van het visserijgebeuren geenszins in de weg staan.

De discussie was intensief en verliep in een prettige, constructieve sfeer. De uitkomsten van deze bijeenkomst zijn van invloed op het verkiezingsprogramma van het CDA Den Haag voor de gemeenteraadsverkiezing op 8 maart 2006.