http://www.minszw.nl
MIN SZW: Toespraak minister De Geus
Nr. 2005/36
8 maart 2005
De Geus: de CAO-tafel wordt steeds belangrijker
'De CAO-tafel wordt steeds belangrijker. Deeltijd, kinderopvang,
levensloop: het ligt op de CAO-tafel.' Dit zei minister De Geus van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid toen hij de Agenda voor de toekomst
Beijing + 10 in ontvangst nam tijdens een bijeenkomst ter gelegenheid
van internationale vrouwendag op 8 maart in Amsterdam. De Agenda voor
de toekomst is opgesteld door een veertigtal maatschappelijke
organisaties om het emancipatiestreven te bevorderen.
Volgens de minister hebben 'arbeid en zorg'-vrouwen/mannen er alle
belang bij om sterk aan de CAO-tafel vertegenwoordigd te zijn. 'Dat
mogen ze ook verwachten, want de vakbonden en werkgevers hebben altijd
gevraagd de kinderopvang zelf te kunnen regelen. De FNV herhaalt dit
standpunt in de Volkskrant van vandaag: de FNV waarschuwt dat zij
werkgevers nog even de tijd geeft zelf in CAO's de zaken goed te
regelen.'
Emancipatiebeleid blijft nodig volgens de minister. 'Bij mijn
aantreden heb ik er bewust voor gekozen om de nadruk te leggen op het
sociaal-economisch terrein. Daar moeten we nog meer vooruitgang
boeken.' De Geus is ervan overtuigd dat vrouwen een steeds
belangrijker positie gaan innemen op de arbeidsmarkt: 'Omdat de
economie dat vraagt, omdat de vergrijzing moet worden opgevangen en
vooral omdat vrouwen geen genoegen zullen nemen met minder'. De
minister is er ook van overtuigd dat elke toppositie in deeltijd
vervuld kan worden. 'Het is een kwestie van organisatie. En het feit
dat het niet georganiseerd wordt, is absoluut in het nadeel van
vrouwen.' Als voorbeeld noemde de minister een politie-echtpaar.
Allebei hebben ze een hoge leidinggevende functie en werken in
deeltijd. 'En dat in een organisatie met een zeer sterke
beschikbaarheidscultuur', aldus de minister.
Toespraak van minister mr. A.J. de Geus bij het in ontvangst nemen van
de Agenda voor de toekomst Beijing + 10 op 8 maart 2005,
internationale vrouwendag, in Amsterdam.
Laten we eerst de beelden scherp stellen.
Tien jaar geleden, tijdens de Vierde Wereldvrouwenconferentie in
Beijing, bruiste het emancipatiebeleid van energie. Daar werd het
Platform for Action aangenomen, de bron bij uitstek voor een krachtig
emancipatiebeleid. De Nederlandse regering liep samen met de NGO's
voorop. Dat is het ene beeld.
Nu, tien jaar later, staat het emancipatieproces volgens u in
Nederland zo goed als stil. Sterker: als ik een kop in de Telegraaf
van 17 januari mag geloven is er volgens Wendy van der Tol, uw
zegsvrouw, in de afgelopen tien jaar niets verbeterd. En de minister
voor emancipatiebeleid waagt het te opperen dat zijn coördinerende
taak in het volgende kabinet misschien wel achterwege kan blijven. Dat
is het andere beeld.
Twee beelden van toen en nu. Maar klopt uw beeld van nu?
Ik herken uw beeld niet. Leven u en ik dan soms in twee verschillende
werelden?
In de Schaduwrapportage van de NGO's waar de Agenda voor de toekomst
op gebaseerd is, is de centrale vraag: zijn de verwachtingen van
Beijing uitgekomen?
Een aantal kabinetten wordt de maat genomen. En de uitkomst is: het is
niet goed.
Maar is het werkelijk zo'n tranendal? Loopt u niet het risico dat u
vrouwen en mannen het zicht ontneemt op wat er wèl bereikt is? Mede
door de brede vrouwenbeweging. U claimt naar mijn mening te weinig het
succes. Succes geeft positieve energie, de brandstof die nodig is voor
wat er nog te winnen valt.
Ik geef u graag mijn visie.
Een visie vraagt eerst om een beoordeling, een waardering van het
heden. Het eerste luik van mijn toespraak zal dan ook gaan over waar
we staan in het emancipatieproces. Het tweede luik gaat over actueel
beleid. Het derde over de toekomst.
Het scharnier, de verbinding tussen de luiken, is een korte
beschouwing over de waarden die het emancipatieproces moeten
dragen.
Waar staan we in het emancipatieproces?
Mijn eerste vaststelling is: er is veel bereikt. Wie de thematische
hoofdstukken van de Emancipatiemonitor zorgvuldig leest, zal tot die
conclusie moeten komen.
Neem het onderwijs
De stijging van het opleidingsniveau van vrouwen zet gestaag door,
meldt het Sociaal en Cultureel Planbureau in de monitor van 2004.
Vrouwen nemen steeds meer deel aan hogere vormen van onderwijs en
halen sneller hun diploma dan mannen. Het opleidingsniveau van mannen
is in de afgelopen jaren iets gestegen, bij vrouwen is de stijging
groter. Het onderwijsniveau van vrouwen en mannen tot 45 jaar is
ongeveer even hoog. Bij allochtonen van de tweede generatie is er
weinig of geen opleidingsverschil meer tussen mannen en vrouwen. Voor
de toekomst betekent dit dat in alle delen van de bevolking vrouwen
steeds beter opgeleid zullen zijn. Nog steeds volgens het SCP.
Ik vind dit een juweel van een conclusie. Toen de generatie vrouwen en
mannen tot 45 jaar werd geboren - in de jaren zestig van de vorige
eeuw - volgden 4.000 vrouwen een universitaire studie. Nog geen 15%.
Nu zijn vrouwen en mannen in het hoger onderwijs even sterk
vertegenwoordigd.
U en ik weten: Er is geen betere basis, geen betere startpositie dan
een vak beheersen en kennis en vaardigheden in je mars hebben.
Onderwijs is de beste emancipatiemotor die je je kunt voorstellen. En
die motor zal doorwerken in de positie van deze generatie op de
arbeidsmarkt.
Werk en inkomen
De arbeidsparticipatie van vrouwen neemt toe. Ik gebruik nog steeds de
emancipatiemonitor 2004. Volgens het SCP misschien niet snel genoeg om
de doelstelling van 65% in 2010 te halen. Daarvoor moet het tempo in
een hogere versnelling. Daar ben ik het van harte mee eens.
Wat niet valt af te lezen, althans niet direct, is het volgende: de
tijd dat de vrouw op de klapstoel van de arbeidsmarkt zat, is voorbij.
Decennia lang hebben we gezien dat vrouwen werden opgeroepen
bij hoogconjunctuur en net weer zo gemakkelijk aan de kant werden
geschoven als het economisch tegen zat.
Dat deze verschijnselen voorbij zijn, zegt iets over de stevigheid van
de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt.
Zij verstevigen hun positie tegen de economische tegenwind in.
Tegelijkertijd zie ik dat het met de economische zelfstandigheid van
vrouwen niet goed genoeg gaat. Ook al is hier de trend positief. Vier
op de tien vrouwen is economisch zelfstandig. Dat wil zeggen vier op
de tien vrouwen verdienen in ieder geval 70% van het minimumloon, het
bijstandsniveau. Voor mannen ligt de score aanzienlijk hoger. Ruim
zeven op de tien mannen hebben inkomsten uit arbeid op minstens
bijstandsniveau.
Voor veel allochtone vrouwen is een baan en een eigen inkomen nog een
onbereikbaar perspectief.
Werken in deeltijd speelt ongetwijfeld een rol, maar de score voor
economische zelfstandigheid (4 op 10) is onder de maat.
Dat moet beter. Ik houd vast aan het streven dat zes op de tien
vrouwen economisch zelfstandig zijn in 2010. En ik vind ook dat we af
moeten zien te komen van het onverklaarbare loonverschil tussen mannen
en vrouwen. Al neemt het af. Maar bij een loonverschil van 7% werken
vrouwen per jaar drie en een halve week voor niets.
Er mankeert overigens niets aan de wetgeving. Dit zijn verschillen die
hardnekkig standhouden op de werkvloer.
Dan het laatste punt onder het kopje 'wat hebben we bereikt'. Het
thema politieke en maatschappelijke besluitvorming.
Overigens betekent dit niet dat andere thema's minder belangrijk zijn.
Geweld tegen vrouwen en meisjes bijvoorbeeld. Dat is niet alleen een
groot probleem, het is voor degene die het overkomt bijzonder
ingrijpend. Het kan levens verwoesten. Het kabinet heeft dit goed
begrepen en er staat een uitvoerig programma op de rol.
Er zijn meer thema's die het bespreken meer dan waard zijn, maar ik
moet me beperken.
Over vrouwen en besluitvorming dus. In tien jaar tijd steeg het
aandeel van vrouwen in managementfuncties van 14% tot 25%. Dat is
redelijk. Tussen 2000 en 2004 nam het aantal vrouwen in de Raden van
Bestuur toe van bijna 2 tot ruim 4%. Dit gaat over de positie van
vrouwen bij de 250 grootste bedrijven. In het echelon, direct onder de
Raad van Bestuur, zit een behoorlijke vooruitgang. In de lagere
echelons gaat het echter bij deze bedrijven niet opwaarts, maar
neerwaarts. Dat is niet alleen treurig, dat is verspilling van
talent.
Het totale beeld is niet goed genoeg. Er moet beter gepresteerd
worden.
En dat kan. Ik ben van mening dat elke toppositie in deeltijd vervuld
kan worden. Dat is een kwestie van het organiseren van het werk op een
moderne manier. Het heeft niet te maken met 'span of control' of
werklast. Het is een kwestie van organisatie. En het feit dat het n¡et
georganiseerd wordt, is absoluut in het nadeel van vrouwen. Dat het in
de praktijk soms lastig is, dat kan. Maar dat heeft veel meer te maken
met organisatie en communicatie, dan dat het werk naar zijn aard niet
overgedragen en gedeeld zou kunnen worden.
Een politie-echtpaar brengt het in de praktijk. Drie kleine kinderen
en allebei een hoge leidinggevende positie. Zij lid van de
korpsleiding van de regio Utrecht. Hij directeur bij de Algemene
Inlichtingen en Veiligheidsdienst. Allebei werken ze in deeltijd. En
ook collega's gaan zien dat een hoge leidinggevende functie te
combineren is met een gezin. En dat in een organisatie met een zeer
sterke beschikbaarheidscultuur.
Overigens doen we het op nationaal niveau in de politiek niet slecht.
In het parlement en in het kabinet zijn vrouwen goed vertegenwoordigd.
We hebben bijna het punt van evenredigheid bereikt.
Niet in de laatste plaats door hardhandige en publiekelijke
standpuntbepaling vanuit de vrouwenbeweging.
Dat brengt mij op het tweede punt van dit luik over waar staan we in
het emancipatieproces.
De positie van de vrouwenorganisaties.
U stelt zelf in de Agenda voor de toekomst dat de vrouwenbeweging toe
is aan innovatie. Ook Leontien Bijleveld sprak daarover tijdens het
grote congres in januari.
Zij sprak over hervinden, de noodzaak van meer samenhang, meer
inspiratie, meer actie.
Ik vind dit moedig. Het getuigt van durf, want niets is zo moeilijk
als in het openbaar het eigen functioneren tegen het licht te houden.
Veel van uw organisaties, niet alle, hebben hun wortels in de grote
emancipatiebewegingen uit de vorige eeuw. Die krachtige massieve
organisaties hebben het moeilijk, zoals blijkt uit het onderzoek
'Landelijk verenigd' dat vorige maand verscheen. De vier grote
vrouwenorganisaties: Zij Actief, de Nederlandse Bond van
Plattelandsvrouwen, Passage en de Nederlandse Vereniging van
Huisvrouwen hadden in 1980 samen nog 259.000 leden. In 2003 nog
148.000.
Hebben de vrouwenorganisaties hun grote emancipatiedoelstellingen
gehaald en moeten zij de behaalde resultaten vieren om zich vervolgens
op te heffen, zoals mevrouw Kleisen-den Ouden van Passage onlangs
schreef in Trouw? Zo'n uitspraak roept uiteraard reacties op. Voor- en
tegenstandsters meldden zich.
Het is niet aan mij om een positie in te nemen. Maar ik heb er wel
enkele gedachten over.
Vergrijzing speelt ongetwijfeld een niet onbelangrijke rol. Maar ik
denk dat het dieper steekt. Als we kijken naar de ledentallen als
uitdrukking van de wilskracht van vrouwen, dan is de vraag
gerechtvaardigd of vrouwen op dit moment nog kiezen voor het middel
van organisaties. Organisatie verwacht een actief lidmaatschap. Op de
bres staan en knokken voor een collectief ideaal. En het is, niet te
vergeten, tijdsintensief. Kennelijk spreekt het minder aan. Ik denk
niet dat de doelen niet aanspreken, al is het wellicht wel goed om na
te denken over meer differentiatie.
Ik denk dat het meer zit in de werkwijze en de organisatievorm.
Ik ben niet pessimistisch. Sterke doelstellingen - en het
emancipatiestreven is een sterke doelstelling - vragen voortdurend om
herijking en bezinning van koers en instrumenten. En maatschappelijke
reactie is onmisbaar.
Op het scharnierpunt, de verbinding tussen wat is bereikt en
toekomstig beleid, is het zinvol om ons te bezinnen op de waarden die
aan het emancipatieproces ten grondslag zouden moeten liggen.
Ik zie vier belangrijke waarden: De waarden van gelijke rechten en
gelijke kansen.
En de waarden van eigen keuzes en eigen uitkomsten.
Gelijke rechten en gelijke kansen zijn van wezenlijk belang. De strijd
voor gelijke rechten en gelijke kansen is van grote betekenis geweest
en gelijkheid in rechten zal te allen tijden door de staat moeten
worden gewaarborgd.
De waarden van eigen keuzes en eigen uitkomsten erkennen de eigenheid
van het individu. De talenten, de ruimte voor ontplooiing, de
eigenheid van man en vrouw.
Het gaat om de mogelijkheid om authentiek te zijn, keuzes te maken die
ook voelen als eigen keuze en niet de keuze van de omgeving.
De waarden van eigen keuzes en eigen uitkomsten houden in dat niet één
bepaalde uitkomst de norm kan zijn. En dat we ook moeten kunnen leven
met verschillende uitkomsten
De waarde van gelijkheid en de waarde van eigenheid vormen samen de
dynamiek van het emancipatieproces. Voor de overheid ligt hier een
belangrijke opdracht: Het waarborgen en bevorderen van gelijke rechten
en gelijke kansen en het slechten van barrières die de keuzevrijheid
beperken. Het gaat om het evenwicht.
Ik stap nu over naar het tweede luik. Dan kunnen we gelijk zien hoe
die waarden zich vertalen in het actuele beleid.
Ik heb bij mijn aantreden, het hele terrein overziende, bewust gekozen
om de focus te leggen op de mijns inziens meest actuele knelpunten.
Dat de focus op het sociaal-economisch terrein ligt, hoeft geen
verbazing te wekken. Daar zitten nog de nodige barrières, daar kan en
moet vooruitgang geboekt worden. Omdat het economisch belangrijk is en
omdat het sociaal van het grootste belang is. Werk en inkomen is voor
vrouwen de beste bescherming tegen armoede, ook op latere leeftijd.
Mijn voorganger Ad Melkert, benadrukte in 1998 in ditzelfde huis
tijdens het symposium 'Vrouwenarbeid 100 jaar later', de noodzaak om
de emancipatieagenda in de sociaal-economische agenda te vlechten.
Het gaat mij anno 2005 om: kinderopvang, de combinatie werk en privé,
en empowerment.
Eerst empowerment, met name voor allochtone vrouwen.
Voor vrouwen uit etnische minderheden blijft 'empowerment' het
sleutelwoord.
Allochtone vrouwen hebben nog onvoldoende mogelijkheden om de eigen
kracht tot ontwikkeling te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat er een
groot potentieel onbenut blijft.
Met grotere en kleinere projecten proberen we aan te sluiten bij de
zelforganisaties van deze vrouwen. En het slaat aan. Vanmorgen was
staatssecretaris Van Hoof op werkbezoek bij een project voor taal- en
opvoedingsondersteuning in Rotterdam.
Ik was vroeg uit de veren om aan te schuiven bij het
ondernemersontbijt in Den Haag samen met de Commissie PaVEM en de
wethouders. 247 Banen staan open voor allochtone vrouwen.
Gisteren was ik op de landelijke coachdag 'Geef kleur aan je werk!'
van het CWI. Coaching is een goed idee: mensen met een baan én een
netwerk gaan iemand zonder baan en netwerk op weg helpen, coachen, een
stageplek aanbieden.
Gemeenten tonen zich enthousiast voor de campagne' Thuis in Nederland?
Doe mee!'.
Nu het sociaal-economisch terrein. We boeken voortgang.
Na meer dan twintig jaar heeft de kinderopvang eindelijk een
wettelijke basis. Deze wet maakt kinderopvang voor lagere
inkomensgroepen betaalbaar, ongeacht of die door gemeenten dan wel
door andere aanbieders verstrekt wordt. Dat was ook precies de
bedoeling. De werkgever betaalt mee.
Niet iedereen staat het nog even scherp voor de geest, maar onder het
oude stelsel kon de groep met een inkomen op minimumniveau zonder
werkgeversbijdrage überhaupt niet van kinderopvang gebruik maken.
De overheid biedt volledige compensatie in situaties waarin een
werkgever ontbreekt, bijvoorbeeld bij éénoudergezinnen of wanneer één
van de ouders een reïntegratietraject volgt. Wanneer er wel een
werkgever is, maar deze niet bijdraagt, biedt de overheid tijdelijke
compensatie. Voor de lagere inkomens zelfs permanent. Dit jaar betaalt
de overheid voor 830 miljoen euro mee aan de kinderopvang. Ruim
honderd miljoen meer dan in 2004.
De levensloopregeling is nog maar net aangenomen en vanaf 2006
operationeel.
Ik zie een sterk punt dat hopelijk ook gebruikt gaat worden: de
levensloopregeling kan gebruikt worden voor het betalen van
ouderschapsverlof. Werknemers en werkneemsters die meedoen aan de
levensloopregeling krijgen sowieso belastingkorting. Daar bovenop komt
een extra voordeel van ruim 630 euro per maand bij voltijdsverlof als
de levensloopregeling gebruikt wordt voor ouderschapsverlof.
Ik vind het een behoorlijke en noodzakelijke stap vooruit.
Net zoals het voorstel voor uitbreiding van het langdurend zorgverlof
dat nu in de Eerste Kamer ligt.
Dit is geen stagnerend beleid. Dit is beleid dat noodzakelijke kaders
biedt en geld inzet. Tegen de bezuinigingsagenda in.
Dan nu het laatste en derde luik van deze toespraak: de toekomst.
Ik zie dat er nog het nodige moet gebeuren. De kabinetsdoelstellingen
voor participatie zijn nog niet bereikt. Maar ik ben verre van
pessimistisch. De opwaartse trend zal niet ombuigen.
Dat zou volkomen tegenstrijdig zijn met de kennis, kunde en ervaring
die vrouwen te bieden hebben. Ik herinner u nog even aan het gestegen
opleidingsniveau.
Vrouwen zullen een steeds belangrijker positie innemen op de
arbeidsmarkt. Omdat de economie dat vraagt, omdat de vergrijzing moet
worden opgevangen en vooral omdat vrouwen geen genoegen zullen nemen
met minder.
In uw Agenda voor de toekomst spreekt u de overheid aan. Ik zie echter
nog een aantal andere stakeholders. Minstens zo belanghebbend,
minstens zo verantwoordelijk.
Ik denk aan werknemers- en werkgeversorganisaties. Deeltijd,
kinderopvang, levensloop: het ligt op de CAO-tafel. Vandaag de dag zul
je zien dat de belangen van vrouwen en mannen gelijk op kunnen lopen.
Ook mannen kunnen belang hebben bij deeltijd, bij een bijdrage in de
kinderopvang en in levensloop. Je zou kunnen zeggen dat de knelpunten
op de agenda's van de sociale partners op het terrein van arbeid en
zorg, knelpunten die eigen keuzes en eigen uitkomsten in de weg staan,
zowel voor vrouwen als mannen gelden. De CAO-tafel wordt steeds
belangrijker. 'Arbeid en zorg'-vrouwen/mannen hebben er alle belang
bij om sterk aan die tafel vertegenwoordigd te zijn.
Dat mogen ze ook verwachten. Vakbonden en werkgevers hebben er altijd
om gevraagd om de werkgeversbijdrage aan de kinderopvang zelf te
kunnen regelen. De FNV herhaalt dit standpunt in de Volkskrant van
vandaag: de FNV waarschuwt dat zij werkgevers nog even de tijd geeft
zelf in CAO's de zaken goed te regelen.
Zoals ik al zei in de Groene Amsterdammer ruim een jaar geleden: 'De
vakbond wil het aan de CAO tafel regelen. Prima, ga ervoor
staken'.
Onderschat ook de rol van de gemeenten niet. Daar wordt
arbeidsmarktbeleid gevoerd. Daar wordt beslist over de inzet van
reïntegratiemogelijkheden en middelen. Daar worden veel projecten
uitgevoerd die de positie van vrouwen verstevigen.
Ook de rol van de centrale overheid is belangrijk. Dat is evident. De
overheid moet kaders stellen, voorwaarden scheppen en stimuleren. Er
is een kabinetsbrede verantwoordelijkheid. En dus is het van belang
dat mijn collega's hun verantwoordelijkheid nemen binnen hun eigen
domein. Wat mij betreft is het de vraag of een coördinerend
bewindspersoon de beste verankering biedt.
Aan het eind van deze kabinetsperiode zal de vraag beantwoord moeten
worden of en hoe we verder gaan met dit takenpakket. Na de ronde van
de Visitatiecommissie die nu het emancipatiebeleid van de ministeries
in kaart brengt, zullen we die vraag beantwoorden.
Gendermainstreaming is voor u een belangrijk punt. Voor mij ook.
De kabinetsreactie op de Schaduwrapportage gaat morgen naar de Tweede
Kamer.
Zoals beloofd. U kunt het stuk zo van internet plukken.
Ik sluit af met het laatste nieuws uit New York.
Afgelopen vrijdag heeft de hele Commission on the status of women in
New York verklaard dat de afspraken uit Beijing volledig worden
herbevestigd. Het Platform for Action heeft na tien jaar niets aan
zeggingskracht ingeboet. In uw Agenda voor de toekomst vraagt u nieuw
commitment. U hebt mijn commitment.
08 mrt 05 16:01
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid