Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

BESTUURLIJKE VERNIEUWING
Dualisme in gemeente en provincie

toespraak

Evaluatie dualisering gemeentebestuur

Toespraak minister De Graaf bij in ontvangst nemen derde jaarbericht Begeleidingscommissie Vernieuwingsimpuls Dualisme en Lokale Democratie

9 maart 2005

Allereerst dank aan de Begeleidingscommissie voor het derde jaarbericht. Ik zie het jaarbericht als een jaarlijkse barometer van het lokaal bestuur: hoe staan we ervoor? En het is dan natuurlijk altijd goed om - voor de verandering - een positief geluid te horen over het dualisme. Hoe broos en voorzichtig dat ook nog is. Ik zou zeggen: een zwaluw maakt nog geen zomer. Maar het was wel een zwaluw, en die zie je niet veel in de winter.

Natuurlijk had ik graag een sterker effect gezien. Maar ik realiseer me ook dat het versterken van het lokaal bestuur meer vraagt dan een organisatorische ingreep. Structuur is makkelijker te veranderen dan cultuur. En een culturele verandering is wel degelijk nodig om uiteindelijk te bereiken wat we willen: een voor de burger krachtig, herkenbaar en toegankelijk lokaal bestuur.

Dames en heren,
We staan wat die versterking van het lokaal bestuur betreft op de drempel van een nieuwe periode. Tot nu toe ging er veel aandacht uit naar het systeem, de spelregels van het dualisme. De commissie constateert ook dat we veel naar binnen zijn gericht. Ik wil het nu dan ook niet lang over dualisering hebben, en ik zal u uitleggen waarom. De meeste burgers weten niet wat dualisme is. Is dat erg? Nee, als ze maar merken dat het werkt. Ik weet zelf niets van de techniek van auto's, maar ik kan er wel in rijden. Daar gaat het om de komende periode: we moeten het systeem laten werken.

Dat vraagt om meer dan alleen een andere werkwijze in het gemeentehuis. Het college en de raad moeten allebei vanuit hun eigen verantwoordelijkheid meer contact met de samenleving zoeken.

Het is dan ook goed om te zien dat gemeenten díe de deuren naar buiten hebben opengegooid, daarvoor worden beloond. Zij krijgen er meer vertrouwen van de burgers voor terug. Blijkbaar ook van díe groepen die het meeste wantrouwen jegens de overheid hebben.

In verschillende plaatsen zie ik dat met veel enthousiasme op eigen wijze wordt gewerkt aan een intensievere band met de burger. Ik zeg met nadruk: op eigen wijze. Ik zie namelijk geen heil in het in Den Haag omzetten van goedwerkende lokale oplossingen in blauwdrukken. Wat in Delfzijl werkt hoeft niet in Opmeer te werken. Iedere gemeente heeft zijn eigen cultuur, de ene gemeente is de andere niet.
Dit is ook de kern van het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de dualisering gemeentebestuur. De gemeenten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de cultuurverandering op lokaal niveau. De lokale context is een factor van beslissend gewicht.

Dames en heren, cruciaal is de relatie tussen de burger en het gemeentebestuur. Op twee dimensies daarvan ga ik kort in: de burger als kiezer en de burger als consument.
De burger in de rol van kiezer heeft interesse in het gemeentebestuur. Hij wil weten hoe hij de besluitvorming kan beïnvloeden. Merken dat hij wordt gehoord. Een voorwaarde is dat de rolverdeling tussen Raad en College helder is. En helaas misschien: zover zijn we nog niet. Dat was ook een van de conclusies van de stuurgroep Leemhuis. Het is nog wennen aan de nieuwe rolverdeling. Voor de burger moet dít duidelijker worden: het college gaat over de uitvoering en de raad stelt de hoofdlijnen vast en controleert het college.

Ook van belang is dat het voor de burger mogelijk en aantrekkelijk wordt om voor korte tijd - dus niet per sé structureel - actief betrokken te zijn bij zijn gemeentebestuur. Daarin ligt ook een rol voor de politieke fracties. Die moeten open staan, hem aanspreken, als 'zijn' thema onderwerp is van beleidsvorming.

Dit jaar komt daar een opgave. Burgers overtuigen om zich verkiesbaar te stellen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. Overbrengen dat het leuk en belangrijk werk is. Want daar is ons streven op gericht. Dat lukt als de politiek gaat leven, en dat is nog niet zo makkelijk. We zullen daar met alle partijen, en dat zijn veel verenigingen onder de vlag van de VNG, aan werken, om mensen áctief met pássief kiesrecht om te laten gaan.

Dames en heren, voor de burger als consumént, is het niet van belang te weten hoe 'hun bestuur' werkt. Als ze maar merken dat het werkt. Voor de burger als consument is de gemeente een dienstverlener.

Om een goede dienstverlener te zijn, zijn drie elementen cruciaal: pro-activiteit, management van verwachtingen en toegankelijkheid. Ik zal elk element kort toelichten.
Gemeenten weten veel van hun burgers, en ze weten ook welke burgers welke diensten afnemen. Deze informatie zou meer pro-actief kunnen worden ingezet. Een goed voorbeeld is dat sommige gemeenten hun burgers twee maanden voor het verlopen van hun paspoort hierop attenderen.

Niet altijd is duidelijk wat overheid en burger van elkaar kunnen verwachten. Dat kan leiden tot teleurstellingen. Van belang is dan ook het management van verwachtingen. Een goed voorbeeld is het opstellen van een kwaliteitshandvest. Steeds meer gemeenten doen dat. Dit is een contract tussen de gemeente en de burger waarin staat wat de burger mag verwachten van de gemeente. Bijvoorbeeld: welke diensten worden er geleverd, hoelang duurt dat, welke normen gelden er? Deze duidelijkheid draagt bij aan vertrouwen.

Als derde element dat van belang is bij het contact tussen de burger als klant en de gemeente als leverancier, noemde ik de toegankelijkheid. Het invoeren van één servicenummer voor de burger voor vragen of klachten over de gemeente zoals binnenkort in Rotterdam of Amsterdam is daar een goed voorbeeld van. En ook nationaal, het liefst gekoppeld aan de lokale gemeente. In de toekomst hoeft een burger dan maar één telefoonnummer bij de hand te hebben om in contact te komen met de overheid. Hún overheid.

Het zijn voorbeelden van een modern, effectief, klantgericht lokaal bestuur. Een bestuur dat ik voor ogen heb. En ik hoop u met mij.
Wat betekent dat nu? Het college moet zich in ieder geval verantwoordelijk voelen voor een goede uitvoering van de dienstverlening. De rol van de raad hierbij is om het college scherp te houden en ze aan te spreken op het halen van prestaties.

Dames en heren, tot slot. De gemeente moet meerdere soorten burgers tevreden houden. De burger als kiezer en de burger als consument. Een forse opgave.
Maar er is geen reden om somber te zijn. Het lijkt wel of in de huidige tijdsgeest alleen boodschappen doorkomen waarin wordt gezegd dat er zoveel mis is in Nederland. Te weinig wordt er gekeken naar wat er al goed gaat. Daarom zeg ik op deze plaats: er gaat veel goed met het lokaal openbaar bestuur in Nederland! Maar er is ook nog veel te doen, dat blijkt ook uit dit jaarrapport. Dat is, zoals dat heet in modern jargon, onze uitdaging.

Alleen het gesproken woord geldt.

© Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 11 maart 2005