Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van directeur-generaal Van der Vlist namens staatssecretaris Van Geel bij de opening van het International automobile congress op 9 maart 2005 in Amsterdam.

Dames en heren,

Kan een probleem een product worden, of liever; kan een autowrak een nieuw leven als product tegemoet gaan? Als het aan mij ligt wel en, belangrijker nog, het kán ook. Er moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan voordat het zover is. Zo is innovatie noodzakelijk, net als dat producenten van auto's dan goed zullen moeten samenwerken. Ik kom hier nog over te spreken, maar voordat ik daarop kom, wil ik eerst kort terugblikken op wat er de laatste jaren zoal is gebeurd.

Eind jaren tachtig hadden wij in Nederland een probleem. Ons land bood plek aan eindeloze bergen autowrakken. Destijds waren zo'n 2800 autodemontagebedrijven actief in Nederland. Die bedrijven werkten echter zonder economische basis voor een professionele werkwijze, en deden geen investeringen in het milieu. Het uiteindelijke gevolg hiervan waren talloze gevallen van bodemverontreiniging in Nederland. Het beleid in de jaren negentig moest aan die situatie een einde maken. Autodemontagebedrijven hadden voortaan een vergunning nodig en er werd bovendien gesnoeid in de wildgroei aan bedrijven. Een groot aantal bedrijven is inderdaad gestopt, aangemoedigd door een financiële tegemoetkoming. En er gebeurde nog iets. De zogeheten producentenverantwoordelijkheid werd ingevoerd, iets wat later uitmondde in Auto Reclycling Nederland (ARN). Dit betekende een belangrijke impuls voor wat tot dan toe nog te vaak ontbrak; er werd professioneel gewerkt en er werd geïnvesteerd in milieumaatregelen.

Die ontwikkelingen hebben veel veranderd aan de praktijk. Producenten en importeurs werken nu samen met andere partijen in de verwerkingsketen (ARN). En daarmee worden resultaten geboekt. Ik zal u er een paar noemen. Door die samenwerking wordt 90 procent van de autowrakken - dat zijn er ongeveer driehonderdduizend - door ARN verwerkt. De auto's worden door professionele bedrijven op milieuvriendelijke wijze gedemonteerd. Inmiddels zijn er verschillende verwerkingstechnieken van de grond gekomen. De cijfers zijn er dan ook naar. Het recyclingpercentage is nu 86 procent en het shredderafval is met 50 procent teruggebracht. En vanzelfsprekend onderzoekt ARN voortdurend hoe het inname- en verwerkingssysteem beter kan.

Dat is wat mij betreft een resultaat, bereikt door noeste arbeid in verschillende schakels van de keten, om zeer trots op te zijn. Daarvoor wil ik graag een compliment maken. Maar nu moeten wij door. De doelstelling van 95 procent nuttige toepassing in 2007 wordt nu nog niet gehaald. En de ervaring leert dat de laatste procenten altijd wat meer inspanning vergen dan de eerste. Er zal dus geïnnoveerd moeten worden en nog meer worden samengewerkt. Overigens staat het doel van de 95 procent in de Richtlijn autowrakken pas gepland voor 2015. Ik kom hier zo op terug.

Ik wil eerst terug naar mijn eerdere vraag. Kan een autowrak een product worden? Die vraag kan ik bevestigend beantwoorden. In de toekomst zal er nagenoeg geen afval meer zijn in de traditionele zin van het woord. Vrijwel al het afval moet worden omgezet in grondstoffen en brandstoffen. Uiteindelijk moet het zo zijn dat afvalbeleid overbodig is; het moet versmelten met beleid voor industrie, producten, stoffen en energie.
En dat is geen toekomstmuziek, want nu al wordt 80% van het afval nuttig toegepast door een internationale industrie. Een groot deel van het afval is eigenlijk al een product, brandstof of grondstof. Het komt in de handel op een vrije markt, die zich tot over onze landsgrenzen uitstrekt. Het ligt dus binnen handbereik, maar wij zijn er natuurlijk nog niet.

Zo verschuift de aandacht van Nederland steeds meer naar het Europese afvalbeleid, zeker omdat de internationale markt, en dan vooral de Europese, steeds belangrijker wordt. Het is echter bepaald geen eenvoudige klus om Europees afvalbeleid op te zetten. Er lopen nog verschillende discussies, zoals bijvoorbeeld over open grenzen en harmonisering. Over beide onderwerpen wil ik kort iets zeggen.

Te beginnen met de discussie over open grenzen. Afval dat nuttig kan worden toegepast, heeft geen beperkingen voor grensoverschrijdend transport. Dat is mooi, want zo kunnen wij maximaal gebruik maken van alle technische mogelijkheden en capaciteit dat voor handen is in verschillende landen. Dat bevordert concurrentie, wat vervolgens weer een goede bodem is voor innovatie en lagere kosten. Zo kunnen wij ons voordeel doen met de mogelijkheden die de internationale wereld biedt.

Ook voor afval dat verbrand zal worden, werken wij toe naar een markt met open grenzen. Ook daar geldt dat wij zo kunnen profiteren van technologieën die beschikbaar zijn in het buitenland. Eigenlijk blijft alleen storten van afval een binnenlandse aangelegenheid, in ieder geval wat Nederland betreft. De reden is dat wij andere landen niet mogen opzadelen met een eeuwigdurende zorg voor afval dat niet kan worden verbrand of toegepast. Op Europees niveau zal het storten steeds meer worden teruggedrongen. Het is goed om te zien dat steeds meer lidstaten, onder invloed van de Richtlijn Storten, instrumenten zoals stortverboden en stortbelasting gaan inzetten om het storten te beperken.

Over harmonisering wil ik het volgende kwijt. Wij streven vanzelfsprekend naar een zo groot mogelijke harmonisatie, maar ik erken tegelijkertijd dat er altijd verschillen zijn én blijven. Voor elke lidstaat zal soms gelden dat, door de eigen specifieke situatie, andere keuzes logischer of wenselijker zijn. Dat gaat ook op voor Nederland.

In Nederland bijvoorbeeld was het, puur door ruimtegebrek, eerder nodig om beleid te maken dat storten van afval zou verbieden. Ook het probleem van de autowrakken dat ik aan het begin van mijn verhaal beschreef, zorgde ervoor dat Nederland al regels had nog voordat de Richtlijn autowrakken van kracht werd. Op sommige punten zijn wij dan ook afgeweken van de Richtlijn. Ik zal daar twee voorbeelden van noemen.

Een eerste voorbeeld is het besluit om het zogeheten normadressaat te leggen bij de producenten en importeurs van auto's. Deze gedachtegang kwam voort uit ervaring met andere productregelgeving, zoals die voor batterijen, autobanden en elektrische en elektronische apparaten. Het is het beste als het normadressaat bij één partij ligt, omdat dan helder is wie kan worden aangesproken als de doelstellingen niet zijn gehaald.
Een ander voorbeeld is de doelstelling om in 2007 95 procent van het afval nuttig toe te passen. Ik zei er net al iets over. In Nederland bestond al een systeem voor inname en verwerking dat een hoog percentage behaalde voor materiaalhergebruik en nuttige toepassing. Dat wilden wij natuurlijk zo houden, maar wij hadden nog meer ambitie. Overigens leek dat toen ook haalbaar.

Nederland is bereid te bespreken of de door de overheid gestelde kaders bijstelling behoeven. Daarom sta ik ook open voor een discussie met ARN om te bekijken of die doelstelling van 95% nuttige toepassing voor 2007, moet worden herzien. ARN heeft immers aangegeven deze doelstelling niet binnen de gestelde termijn te kunnen halen. Ik wil daar dus over praten, maar dan verwacht ik wel dat ook de producenten en importeurs van auto's duidelijk maken wat zij van plan zijn. Zij hebben namelijk een sturende positie en zijn daardoor in staat om het inname- en verwerkingssysteem vorm te geven. Dit geldt ook voor de te ontwikkelen en in te zetten verwerkingstechnieken. De ervaring leert immers dat het loont om samen te werken en kennis uit te wisselen. Dat betekent dus zowel nog meer dan nu al gebeurt, samenwerken met andere schakels in de keten, als ook een onderlinge samenwerking tussen de producenten en importeurs.

Producenten en importeurs van auto's hebben echter ook aan het begin van de keten mogelijkheden om de samenstelling van de auto's te beïnvloeden. Ik denk dat auto's op zo'n manier samen te stellen zijn, dat ze goed te recyclen zijn; design for recycling dus. De autobranche heeft een enorme innovatieve kracht. De ontwikkelingen gaan razendsnel. Het zou mooi zijn als deze innovatieve kracht te gebruiken is om nieuwe technologieën te verzinnen en te maken, en zo de doelstelling te kunnen bereiken. Daar wordt niet alleen Nederland beter van, maar alle lidstaten.

Doe dat dus, werk samen en bundel de krachten! Want alleen dan kan een wrak een nieuw leven als product tegemoet zien. De autobranche is een innovatieve sector, gebruik dat!

Dank