Ingezonden persbericht


Persbericht maandag 7 maart 2005

Kamer debatteert over adoptieplannen Minister Donner

In een reactie op de beleidsbrief over adoptie die minister Donner op 21 februari naar de Tweede Kamer stuurde, hebben vier samenwerkende adoptieouderverenigingen Minister Donner opgeroepen op andere wijze inhoud te geven aan het adoptiebeleid in Nederland. Door aanzienlijke kostenverhoging wordt adoptie onbereikbaar voor veel geschikte aspirant adoptieouders. De limiet die Minister Donner stelt aan de capaciteit is niet in het belang van kinderen noch van adoptieouders. Leeftijdsgrenzen kunnen vrijgesteld worden omdat leeftijd geen competentie is.

De Minister geeft aan dat er meer kinderen naar Nederland komen en dat hij om die reden de kosten van het gezinsonderzoek door de Raad van de Kinderbescherming volledig gaat doorberekenen aan de ouders. De Minister komt met een verhoging van 1.500 naar 1.800 te verlenen beginseltoestemmingen en vraagt daarvoor een 100% kostenverhoging voor adoptie-ouders. Wij vinden dat niet in verhouding tot elkaar staan.

Adoptieouders pleiten al jaren om uitbreiding van de capaciteit. Tot nu toe was Minister Donner van mening dat er niet meer kinderen beschikbaar waren. Volgens het AdoptieOudersOverleg was dit wel het geval. Nu er structureel alleen al uit China meer kinderen naar Nederland komen zonder nagestreefde capaciteitsuitbreiding lijkt het persbericht van Justitie dat er meer adoptiekinderen naar Nederland komen een genereus gebaar van de Minister. Door zijn beoogde maatregel wordt adoptie echter nog duurder en voor een nog grotere groep ouders onbereikbaar.

De Minister blijft bij zijn beleid van regulering van de instroom van het aantal adoptieouders. Daarmee belemmert hij ouders in hun vrije keuze voor gezinsvorming door middel van interlandelijke adoptie. Ouders pleiten voor het volledig vrijgeven van het aantal aanvragen tot beginseltoestemming. Zij vinden het niet in het belang van wachtende kinderen en van adoptieouders om van overheidswege een limiet te stellen.

De Raad voor de Kinderbescherming beschouwt adoptie als een maatregel van internationale kinderbescherming. Gezien dit standpunt van de overheid is de gecontinueerde restrictie van adoptiemogelijkheden een onlogische invulling van het adoptiebeleid, aldus het AdoptieOudersOverleg.

Het AdoptieOudersOverleg pleit voor verruiming van de capaciteit, door het faciliteren van bemiddelaars, de zogenaamde vergunninghouders (bijvoorbeeld via ambassadehulp bij contactontwikkeling), en door het verruimen van de mogelijkheden van zelfdoeners via de weg van deelbemiddeling, met inzet van zorgvuldige controle van de procedure. Randvoorwaarden voor het uitbreiden van de adoptiecapaciteit zijn het verlaten van het 'landenclaimprincipe', waarbij vergunninghouders onderling het alleenrecht op bemiddeling per land verdelen en de instelling van een onafhankelijk toezichthouder op alle partijen die van een adoptiecontact in het buitenland gebruik maken: zowel bemiddelaars als zelfdoeners.

Adoptieouders pleiten ook voor een vergaande vrijgeving van de leeftijdsgrenzen. Deze visie is gebaseerd op het uitgangspunt dat leeftijd geen competentie is, een visie die officieel beleid is in een aantal andere Europese landen zoals het Verenigd Koninkrijk en Finland.

Woensdag 9 maart debatteert de kamer over de beleidsbrief van Minister Donner.

Informatie: Cees van Dijen 020 5136416 Gert Willemsen 030 6915499

Brief AdoptieOudersOverleg aan Minister Donner over adoptiebeleid

Contactadres: Tooroplaan 21, 3141 KN Maassluis, telefoon 010 4271393 / 06 50272376, fax 08 42224361

Aan Zijne Excellentie
De Minister van Justitie
Mr. J.P.H. Donner
Postbus 20301 EH
2500 EA Den Haag

1 maart 2005

Excellentie,

Hierbij zenden wij u in hoofdlijnen onze reactie op uw brief van 21 februari 2005 aan de Tweede Kamer. Separaat zenden wij u een uitgebreide versie van onze reactie
1) Uitgangspunten bij beleid
De grens van een efficiënte adoptieprocedure ligt bij het belang van het kind. Wij willen pleiten voor een nadere uitwerking door alle betrokken partijen in geval het belang van het kind ingezet wordt om standpunten te verdedigen.
U geeft aan dat het enerzijds aan de overheid is om interlandelijke adoptie te faciliteren door het aanbieden van een 'infrastructuur' en anderzijds om het belang van het kind te waarborgen door regels te stellen, toezicht te houden en te monitoren. In onze visie past 'reguleren' niet in deze rij Omtrent onze reactie op het subsidiariteitsbeginsel verwijzen wij graag naar bijlage 1)

2) Ondernomen activiteiten
U stelt dat er door een kortere doorlooptijd niet meer kinderen naar Nederland komen. Het aantal adopties uit China is in Nederland structureel gestegen met maar liefst veertig procent. Het feit dat er wachtende kinderen zijn, is een indringend beroep op onze overheid om onverwijld de Nederlandse beperkingen in regelgeving en uitvoering op te heffen zodat kinderen uit diverse landen een kans krijgen op een plek in een gezin.
3) Aanpak van knelpunten en verbeterpunten
a) adoptiecapaciteit
In uw benadering van de adoptiecapaciteit staat de bedrijfsvoering en capaciteit van de bemiddelaars centraal. Wij zijn echter van mening dat juist het wachtende kind deze positie verdient.Wij achten de restrictieve invulling die door de overheid gegeven wordt aan het begrip adoptiecapaciteit strijdig met de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag. Wij pleiten voor het volledig loslaten van de kwantitatieve regulering van de instroom van adoptieouders.
b) vereenvoudiging adoptieprocedure tot en met afgifte beginseltoestemming Onze inhoudelijke reactie op het Capgemini rapport vindt u in bijlage 2. Wij onderschrijven het voorkeursscenario van Capgemini en geven in ons commentaar aan onder welke randvoorwaarden wij dit scenario wenselijk en uitvoerbaar achten.
Uw beoogde maatregel om de verhoging van het aantal beginseltoestemmingen met 300 op jaarbasis te financieren door doorberekening van de kosten van het gezinsonderzoek aan de aspirant adoptieouder zal tot gevolg hebben dat adoptie voor een te groot aantal mensen financieel niet meer haalbaar zal zijn.
Interlandelijke adoptie is een internationale kinderbeschermingsmaatregel. Daarbij staat het kind centraal, onafhankelijk van het gegeven dat potentiële adoptieouders eveneens een belang hebben bij eventuele adoptie. Waar sprake is van kinderbescherming wordt het belang van het kind geschaad als maatregelen daartoe budgettair gelimiteerd worden.
c) sturing, controle en toezicht
Wij zijn voorstander van onafhankelijk toezicht op alle adoptiecontacten en wel door een instantie die geen belang heeft bij bemiddeling. Dit betekent gelijke controle op de contacten van vergunninghouders en zelfdoeners.
Wij missen het verlaten van het beginsel van de zogenaamde landenclaim bij het verstrekken van vergunningen. Dit uitgangspunt stimuleert vergunninghouders niet tot het ontplooien van nieuwe initiatieven.
Een aanvullende eenzijdige akkoordverklaring van adopties uit niet-verdragslanden biedt slechts een schijnzekerheid en het adoptieproces wordt verder vertraagd. U geeft aan geen grond te zien voor het bestaan van klachten ten aanzien van het functioneren van het Bureau Centrale Autoriteit omdat er vrijwel geen officiële klachten worden ingediend. U gaat daarbij voorbij aan het feit dat in de huidige procedure de volkomen afhankelijkheid van de aspirant-adoptieouders een zeer grote barrière vormt. Het is onze ervaring dat klachten door de betreffende aspirant-adoptieouders niet formeel worden geuit omdat het hen ontbreekt aan vertrouwen dat hun klacht objectief wordt behandeld. Mede om die reden pleiten wij voor een onafhankelijke toezichthouder. e) deelbemiddeling
Onjuist is de stelling dat onder het Haags Adoptieverdrag adoptie uit niet-verdragslanden via deelbemiddeling in beginsel niet mogelijk is. Het Haags Adoptieverdrag voorziet hier in. Uit het vergelijkende dossieronderzoek van het Evaluatierapport komt naar voren dat er kwalitatief geen verschil is vastgesteld tussen de onderzochte dossiers van zowel volledige bemiddeling als deelbemiddeling. Door het instellen van een onafhankelijke toezichthouder op alle partijen wordt het onderscheid tussen beide vormen van adoptie doorbroken en wordt tevens een homogeen kwaliteitsniveau bereikt. f) leeftijdsgrenzen
Uit het evaluatieonderzoek Wobka maken wij niet op dat voor handhaving van de huidige leeftijdsgrenzen een groot draagvlak bestaat. Wij pleiten voor een vergaande vrijgeving van de leeftijdsgrenzen. Deze visie is gebaseerd op het uitgangspunt dat leeftijd geen competentie is, een visie die Centrale Autoriteiten in veel andere landen delen. g) nazorg
Wij merken dat in het adoptieveld soms onterecht een koppeling gelegd wordt tussen 'nazorg' en 'special need' kinderen. Wij willen expliciet aangeven onder 'nazorg' geen medische zorg te verstaan.
Het AdoptieOudersOverleg heeft de (adoptiedeskundige) nazorg op de agenda gezet. Wij zouden het op prijs stellen indien onze aanbevelingen kunnen worden meegenomen bij uw overleg.
Hierbij willen wij opmerken dat de binnenkomst van kinderen niet gereguleerd mag worden met een beroep op de capaciteit van de aanwezige nazorg. Dit wordt versterkt door de uitkomsten van verschillende onderzoeken waaruit bleek dat adoptiekinderen het maatschappelijk niet beter of slechter doen dan biologische kinderen.De geadopteerde kinderen blijken het veel beter te doen in vergelijking met de groep die niet geadopteerd was en in het land van herkomst achterbleef. Hieruit blijkt dat adoptie zeker gezien mag en moet worden als een kinderbeschermingsmaatregel.
Met vriendelijke groet,
AdoptieOudersOverleg
namens LAVA namens AVRD namens BZA namens AdGG
G.W. Willemsen T. Egyedi W.J.A. Halm L. van der Lelij Bijlage 1 subsidiariteitsbeginsel en redelijke termijn voor het doen van afstand Bijlage 2 reactie AdoptieOudersOverleg op Capgemini rapport cc: Centrale Autoriteit Interlandelijke Adoptie, mevrouw H. Lenters Leden Vaste Kamercommissie voor Justitie

1
Contactadres: Tooroplaan 21, 3141 KN Maassluis, telefoon 010 4271393 / 06 50272376, fax 08 42224361 Aan Zijne Excellentie
De Minister van Justitie
Mr. J.P.H. Donner
Postbus 20301 EH
2500 EA Den Haag

1 maart 2005
Excellentie,
Via uw medewerkers van v/h Bureau Centrale Autoriteit ontvingen wij uw brief d.d. 21 februari jl. aan de Tweede Kamer, waarin u uw plan van aanpak voorlegt voor een aantal onderwerpen op het gebied van adoptie. Als bijlage ontvingen wij het Capgemini rapport 'onderzoek vereenvoudiging adoptieprocedure'. Via deze brief zullen wij tevens voldoen aan het verzoek van de Centrale Autoriteit om een reactie op dit rapport. Wij zullen als AdoptieOudersOverleg zoveel mogelijk per deelonderwerp reageren op de punten uit uw brief. Als samenwerkings- en overlegorgaan van diverse adoptieouderverenigingen hebben wij als uitgangspunt dat wij niet gezamenlijk spreken over onderwerpen waar de grondslag van een van de partners dat niet mogelijk maakt. Over die onderwerpen sturen de verenigingen u separaat en in onderling overleg eigen correspondentie.
Voorafgaand aan onze reactie op uw brief stellen wij vast dat in uw brief regelmatig twee verschillende visies op adoptie worden gehanteerd. Adoptie is:
- ofwel een privaatrechtelijke aangelegenheid, waarbij de overheid zich beperkt tot algemene regelgeving op basis van het Haags Adoptieverdrag
- ofwel een volledige verantwoordelijkheid van de Centrale Autoriteit die deze als zodanig ook volledig accepteert
Wij menen dat de eerste omschrijving de voorkeur verdient. De hiermee gepaard gaande stap terug wat betreft beleids- en regelgeving past naar onze mening in het algemene beeld van een terugtredende overheid, met als neveneffect deregulering.
2

1) Uitgangspunten bij beleid
Terecht geeft u aan dat de grens van een efficiënte adoptieprocedure ligt bij het belang van het kind. Het belang van het kind wordt ingezet als motivering voor beleid zonder dat het begrip zelf nader wordt uitgewerkt. Ons inziens dienen alle betrokken partijen in het adoptieveld per beroep op het belang van het kind nader uit te werken hoe dit belang gediend wordt. Als dit niet gebeurt dan dreigt het kind niet meer het onderwerp van aandacht te zijn, maar te figureren als drager van ieders standpunten. Het subsidiariteitsbeginsel en de redelijke termijn die een afstandsmoeder dient te hebben om op haar beslissing terug te komen zijn onderwerpen die een zorgvuldige en genuanceerde afweging behoeven. Beide begrippen dienen geen doel op zich te zijn, maar per concrete situatie dienstig te zijn aan het belang van het betreffende kind en zijn of haar moeder. In bijlage 1 werken we dit nader uit.
U geeft aan dat het enerzijds aan de overheid is om interlandelijke adoptie te faciliteren door het aanbieden van een 'infrastructuur' en anderzijds om het belang van het kind te waarborgen door regels te stellen, toezicht te houden en te monitoren. In onze visie past 'reguleren' niet in deze rij omdat in uw brief herhaaldelijk wordt betoogd dat adoptie een privaatrechtelijke aangelegenheid is. Deze uitspraak is ten principale strijdig met een kwantitatieve regulering.

2) Ondernomen activiteiten
Refererend aan het KPMG rapport uit 2002 stelt u dat er door een kortere doorlooptijd niet meer kinderen naar Nederland komen. In uw brief geeft u tevens aan dat het aantal vanuit China beschikbare kinderen stijgt en naar verwachting blijft stijgen. Ons inziens betekent dit dat met een kortere doorlooptijd meer Nederlandse aspirant-adoptieouders in staat zouden zijn (geweest) een adoptieprocedure uit China af te ronden. De China ouders binnen onze gelederen, verenigd in de Adoptievereniging de Rode Draad, geven al enige jaren aan dat de beschikbaarheid van kinderen vanuit dit land geen knelpuntfactor is en dat de praktische beperking lag en ligt in de capaciteit van de Nederlandse bemiddelaars. Wij stellen vast dat het argument 'niet genoeg beschikbare kinderen', dat werd gebruikt ter verdediging van een nieuw in te voeren wachtlijst door de praktijk wordt gelogenstraft. Het aantal adopties uit China is in Nederland structureel gestegen met maar liefst veertig procent! Het feit dat er wachtende kinderen zijn is een dringend beroep op onze overheid om onverwijld de Nederlandse beperkingen in regelgeving en uitvoering op te heffen teneinde zoveel als mogelijk kinderen uit diverse landen een kans te geven op een plek in een gezin.
3

3) Aanpak van knelpunten en verbeterpunten
a) adoptiecapaciteit
U geeft aan dat de vergunninghouders een stijging verwachten van de adoptiecapaciteit. Daarmee definieert u de adoptiecapaciteit als het aantal adopties dat de Nederlandse vergunninghouders kunnen en willen uitvoeren. Wat aan adopties gerealiseerd wordt is in de beleving van de Centrale Autoriteit daarmee de adoptiecapaciteit. Ons inziens verdient de adoptiecapaciteit een ruimere omschrijving. Het gaat om het aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie beschikbaar is en daar baat bij heeft. Daarmee staat het wachtende kind centraal en niet de bedrijfsvoering en capaciteit van de bemiddelaars. Wij achten de restrictieve invulling die door de overheid gegeven wordt aan het begrip adoptiecapaciteit strijdig met de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag. U geeft aan dat de overheid het belang van het kind mede waarborgt door regulering (blz.3) en dat 'enige vorm van regulering onvermijdelijk is' en geeft aan het aantal beginseltoestemmingen van 1.500 naar 1.800 te kunnen verhogen. Een cijfermatige onderbouwing waarom die bovengrens noodzakelijk is wordt echter niet gegeven. Wij pleiten voor het volledig loslaten van de kwantitatieve regulering van de instroom van adoptieouders, en uit efficiency overwegingen voor het verlengen van de geldigheidsduur van de beginseltoestemming tot 5 jaar. Wij, en met ons de aspirant-adoptieouders, zijn ons er goed van bewust dat een ontvangen beginseltoestemming geen zekerheid geeft voor het voltooien van een interlandelijke adoptie. Wij zijn er tegelijkertijd van overtuigd dat het wegnemen van deze instroombeperking zal leiden tot een efficiëntere werkwijze bij de bemiddelaars. Verder pleiten wij voor het mogelijk maken van het gebruik van buitenlandse adoptiebureaus door Nederlandse adoptieouders. (Waarbij deze bureaus gesitueerd zijn in een verdragsstaat en aldaar geaccrediteerd zijn en onder toezicht staan.) b) vereenvoudiging adoptieprocedure tot en met afgifte beginseltoestemming Onze inhoudelijke reactie op het Capgemini rapport vindt u in bijlage 2. Wij onderschrijven het voorkeursscenario van Capgemini en geven in ons commentaar aan onder welke randvoorwaarden wij dit scenario wenselijk en uitvoerbaar achten. U stelt in deze paragraaf dat interlandelijke adoptie een vrijwillige keuze van aspirantadoptieouders is en dat u om die reden het gezinsonderzoek volledig zal gaan doorbelasten aan de ouders. Eerder in uw brief motiveert u dit besluit met een beroep op de stijging van het aantal mogelijke adopties.
Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de invulling aan het Nederlandse adoptiebeleid hiermee meer van budgettaire en minder van principiële aard wordt. Zoals bekend komt de keuze van de meerderheid van adoptieouders voor adoptie voort uit het gegeven dat zij ongewenst kinderloos zijn en derhalve niet in staat zijn om op
4
biologische wijze ouders te worden. Daarmee is de context van het begrip 'vrijwillig' geschetst.
Dat adoptieouders een eigen belang hebben bij de keus voor interlandelijke adoptie is evident. Dit wordt in het traject voorbereiding en gezinsonderzoek ook als wenselijk beschouwd omdat hier als uitgangspunt gehanteerd wordt dat een louter ideële motivering geen goede grond is voor adoptie.
Uw redenering volgend zou eveneens gepleit kunnen worden voor het afschaffen van de kinderbijslag, omdat gezinsvorming immers altijd een eigen keuze is. Uw beoogde maatregel zal tot gevolg hebben dat adoptie voor een te groot aantal mensen financieel niet meer haalbaar zal zijn en dat daardoor, overigens zeer geschikte, ouders om financiële redenen moeten afzien van het opnemen van een interlandelijk adoptabel kind. Ons inziens wordt het belang van het kind hier niet mee gediend. Wij willen u er hier op attenderen dat met name de alleenstaanden onevenredig worden belast aangezien zij hetzelfde bedrag betalen als een echtpaar. Er zijn nog meer belangrijke bezwaren tegen het volledig doorbelasten van het gezinsonderzoek, wij noemen de meest principiële:
Uitgangspunt van het Nederlandse adoptiebeleid is dat interlandelijke adoptie een internationale kinderbeschermingsmaatregel is. Daarbij staat het kind centraal, onafhankelijk van het gegeven dat potentiële adoptieouders eveneens een belang hebben bij eventuele adoptie. Waar sprake is van kinderbescherming wordt het belang van kinderen geschaad als maatregelen daartoe budgettair gelimiteerd worden. Vanuit het eigen uitgangspunt van de overheid past het eerder om adoptie als vorm van kinderbescherming te faciliteren. Uw voorstel houdt in dat adoptieouders de volledige kosten van voorlichting en gezinsonderzoek zullen gaan betalen. U geeft bij uw voorstel aan adoptie te beschouwen als een privaatrechtelijke aangelegenheid, met als consequentie dat de kosten betaald dienen te worden door de aanvrager(s). In dat geval zullen ouders zich, als logische consequentie, beschouwen als "eigenaar van de capaciteit", omdat deze, in uw voorstel, volledig door hen zal worden gefinancierd.
Hiermee zal iedere vorm van kwantitatieve regulering van de kant van het Ministerie van Justitie overbodig worden waardoor de basis voor deze regulering wegvalt. c) sturing, controle en toezicht
In het inleidende gedeelte van deze paragraaf geeft u aan hoe de verschillende taken en rollen van de bij de adoptieprocedure betrokken organisaties kunnen worden verduidelijkt. Daarmee is de behoefte daaraan reeds aangegeven. Verbetering van de bestaande inefficiënte situatie is ook herhaaldelijk door de Nationale Ombudsman geadviseerd.
5
Als positieve punten ervaren wij de mogelijke acceptatieplicht van adoptieouders door vergunninghouders en het vastleggen van de werkwijze van bemiddelaars in protocollen. Wat wij missen is een uitwerking van de door ons bepleite onafhankelijke toezichthouder. Zoals meerdere keren aan u voorgelegd zijn wij voorstander van onafhankelijk toezicht op alle adoptiecontacten en wel door een instantie die geen belang heeft bij bemiddeling of onderdelen van de procedure. Dit betekent gelijke controle op de contacten van vergunninghouders en zelfdoeners.
Evenzeer missen wij het verlaten van het beginsel van de zogenaamde landenclaim bij het verstrekken van vergunningen. Hierdoor wordt de facto het huidige Convenant vergunninghouders intact gelaten, waarbij zoveel mogelijk bemiddeld wordt op basis van het uitgangspunt 'een vergunninghouder per land'. Dit uitgangspunt stimuleert vergunninghouders niet tot het ontplooien van nieuwe initiatieven. Onder verwijzing naar onze reactie op het Evaluatieonderzoek Wobka herhalen wij ons uitgangspunt dat de aanvullende eenzijdige akkoordverklaring van adopties uit nietverdragslanden slechts schijnzekerheid biedt en het adoptieproces verder vertraagt.i Deze maatregel is ons inziens overbodig en onwenselijk. Indien hiertoe toch overgegaan wordt is het van groot belang dat de gronden van mogelijke weigering vooraf helder en limitatief vastgesteld worden. Mede gezien het feit dat thans ca twee derde van alle adopties uit China (een niet verdragsland) plaatsvinden, heeft dit uitgangspunt vergaande consequenties voor de werkdruk van uw departement en het v/h BCA in het bijzonder. Efficiënter is het van tevoren voorzien van de beginseltoestemming van voorwaarden en eisen. In de praktijk zal dit ook een mogelijke rechtsgang voorkomen op een later en concreter moment in de procedure.
e) deelbemiddeling
Onjuist is de stelling dat onder het Haags Adoptieverdrag adoptie uit niet-verdragslanden via deelbemiddeling in beginsel niet mogelijk is. Het Haags Adoptieverdrag voorziet hier wel in.ii U hebt eerder aangegeven dat een deelbemiddelingsprocedure in de praktijk minder goed controleerbaar zou zijn en verwijst hierbij naar eerder door u gemelde incidenten. Verder geeft u aan dat het Evaluatierapport Wobka dit bevestigt. Hierbij de volgende kanttekeningen:

* Uit het vergelijkende dossieronderzoek van het Evaluatierapport komt glashelder naar voren dat er kwalitatief geen verschil is vastgesteld tussen de onderzochte dossiers van zowel volledige bemiddeling als deelbemiddeling.
* In het Evaluatierapport wordt geen melding gemaakt van ernstige incidenten bij deelbemiddeling. Een gemeld incident is uit de eerste versie van het rapport geschrapt omdat het hier bij nader inzien bleek te gaan om een volledige bemiddeling. Wel wordt in het rapport expliciet melding gemaakt van door adoptieouders gesignaleerde onregelmatigheden bij vergunninghouders en met name de Centrale Autoriteit (blz. 101).

* Verder merken wij op dat de begeleidingscommissie de vraagstelling over deelbemiddeling actief heeft moeten bijsturen. De oorspronkelijke vraag 'in hoeverre
6
deelbemiddeling strijdig zou zijn met het belang van het kind' werd ervaren als een onderzoeksvraag met daarin reeds een besloten antwoord.
* Het feit dat elke deelbemiddeling wordt gecontroleerd en volledige bemiddelingen slechts steekproefsgewijs geeft ons inziens alle aanleiding om zeer voorzichtig te zijn met het geforceerd (willen) aanbrengen van een kwalitatief onderscheid tussen deelbemiddeling en volledige bemiddeling. De vraag of het belang van het kind bij deelbemiddeling voldoende gewaarborgd wordt kan het beste uitgebreid worden met de vraag of ditzelfde belang via volledige bemiddeling gewaarborgd wordt. Door het instellen van een onafhankelijke toezichthouder op alle partijen die gebruik maken van een buitenlands adoptiecontact en die een belang hebben bij bemiddeling (vergunninghouders en zelfdoeners) wordt het geforceerde onderscheid tussen beide vormen van adoptie doorbroken en wordt tevens een homogeen kwaliteitsniveau bereikt. Daarmee schept de overheid waarborgen voor een goede adoptie, onafhankelijk van de keuze van ouders voor een van beide vormen van adoptie. De ouders moeten in die keuze niet alleen formeel vrij zijn maar zich ook daadwerkelijk vrij kunnen voelen om die keuze onafhankelijk te maken, zonder dat de overheid daar druk op uitoefent. Van de laatste situatie is op dit moment duidelijk sprake nu de Raad voor de Kinderbescherming op haar website aangeeft geen voorstander te zijn van deelbemiddeling: "De Raad is geen voorstander van het realiseren van een adoptie langs deze weg. Dit omdat de huidige wet- en regelgeving en uitvoeringspraktijk onvoldoende zekerheid geeft voor een afdoende controle op het verloop van de afstandsprocedure en op het feit of er daadwerkelijk geen andere mogelijkheden voor het kind zijn om op te groeien in een gezin in het land van herkomst" Op ouders die nog wachten op een gezinsonderzoek wordt op deze manier een niet geringe druk uitgeoefend om geen gebruik te maken van een wettelijk toegestane methode van interlandelijke adoptie.
Niet alleen de BZA, maar ook de andere verenigingen in het AdoptieOudersOverleg ervaren dat er door de overheid en sommige ketenpartners op een weinig positieve manier wordt gesproken over deelbemiddeling en dat deze vorm van adoptie in de praktijk wel degelijk wordt tegengewerkt.
Waar u elders in uw brief Frankrijk als voorbeeld aanhaalt (opstelling over VS-adopties) willen wij u oproepen om ook op ander gebied de Franse Centrale Autoriteit als voorbeeld te stellen. Deze publiceert op haar website een lijst met alle goedgekeurde adoptiecontacten ten behoeve van de Franse adoptieouders. De Franse CA vermeldt daarbij ook van welke Franse bemiddelaars eventueel gebruik gemaakt kan worden. De keuze tussen zelfdoen en volledige bemiddeling is daarbij voor Franse ouders vrij. Een navolging van dit voorbeeld voorkomt bovendien een situatie waarin een en hetzelfde contact per geval telkens opnieuw gecontroleerd moet worden. Dit voorkomt onnodig werk en vergroot de adoptiemogelijkheden voor veel aspirant-adoptieouders. Het vermelden van goedgekeurde contacten is een logisch gevolg van de wens van de overheid dat ouders gebruik maken van betrouwbare adoptiekanalen.

7
f) leeftijdsgrenzen
U meldt dat 'vrijwel algemeen ervaren wordt dan handhaving van de huidige leeftijdsgrenzen als wenselijk wordt beschouwd'. Uit het evaluatieonderzoek Wobka maken wij niet op dat voor de huidige grenzen een groot draagvlak bestaat. In onze eerdere reactie op voornoemd rapport hebben wij gepleit voor het loslaten van leeftijdsgrenzen.iii Deze visie is gebaseerd op het uitgangspunt dat leeftijd op zich geen competentie is, een visie die Centrale Autoriteiten in veel andere landen delen. Zo verwoordt het Britse Department of Education and Skills: 'There is no upper age restriction for people applying to become adoptive parents. Age is one consideration among many taken into account in assessing the suitability of prospective adopters. Age is also necessarily linked to general health, fitness and emotional well-being. Adoption agencies are therefore expected to recruit adoptive parents who will have the health and vigour to meet the many and varied demands of children in their growing years and be there for them into adulthood.'
Ook in Finland zijn geen formele leeftijdsgrenzen. Ook daar wordt per gezinsonderzoek, dus op maat, gekeken naar de geschiktheid van ouders, waarbij het aspect leeftijd individueel wordt meegewogen. Het aantal adopties door ouders die ouder zijn dan 45 jaar is daar bijzonder klein, terwijl boven de 50 jaar nauwelijks meer adoptie plaats vindt. De noodzaak voor een formele collectieve regulering van de leeftijdsgrens is naar onze overtuiging onvoldoende aangetoond. Ons inziens kan een leeftijdsgrens beter individueel gekoppeld worden aan de afgegeven beginseltoestemming. Daarnaast zijn wij voorstander van een situatie dat ouders in staat worden gesteld hun adoptieprocedure af te ronden als hun gezinsrapport al in het buitenland ligt en zij tijdens deze laatste fase van hun procedure geconfronteerd worden met de voor hen geldende leeftijdsgrens.
g) nazorg
U geeft in het begin van deze paragraaf aan de het begrip 'nazorg' verschillende aspecten bevat. Wij merken dat in het adoptieveld soms onterecht een koppeling gelegd wordt tussen 'nazorg' en 'special need' kinderen. Wij willen expliciet aangeven onder 'nazorg' geen medische zorg te verstaan.
Het complicerende bij nazorg is het gegeven dat deze gedurende het eerste jaar na aankomst van het kind onder uw verantwoordelijkheid valt en daarna onder het Ministerie van VWS. Wij ervaren het als belangrijk en zeer gewenst dat een sluitend systeem van nazorg tot stand komt. In dit verband is uw opmerking met de ketenpartners te willen overleggen op welke wijze dit kan worden gerealiseerd uitermate plezierig. Uit vragen van adoptieouders weten wij dat het ontbreken van voldoende adoptiedeskundige nazorg als zeer ontberend wordt ervaren. Om die reden heeft het AdoptieOudersoOverleg besloten "nazorg" op de agenda te zetten teneinde mee te helpen invulling te geven aan dit begrip vanuit de behoeften van adoptieouders. Wij zouden het op prijs stellen indien onze aanbevelingen kunnen worden meegenomen bij uw overleg.
8
Verdere zaken die in uw brief aan de orde komen: klachten U geeft aan geen grond te zien voor het bestaan van klachten ten aanzien van het functioneren van het Bureau Centrale Autoriteit omdat er vrijwel geen officiële klachten worden ingediend.iv U gaat daarbij naar onze mening erg gemakkelijk voorbij aan het feit dat in de huidige procedure de volkomen afhankelijkheid van de aspirant-adoptieouders een zeer grote barrière vormt. Als vertegenwoordigers van diverse adoptieouderverenigingen pleiten wij voor een onafhankelijke instantie voor toezicht op interlandelijke adoptie om daarmee de weg te openen naar daadwerkelijke verbetering van het proces van interlandelijke adoptie. Er bereiken ons veel klachten over de tegenwerking die ouders en kinderen ondervinden bij de diverse instanties betrokken bij de interlandelijke adoptie. Deze klachten worden door de betreffende aspirant-adoptieouders niet formeel geuit bij de betrokken instanties uit angst voor repercussies in de eigen procedure of in de procedure van anderen. Het ontbreekt ouders overduidelijk aan vertrouwen dat hun klacht objectief wordt behandeld.
Wij hebben, als adoptieouders met onze reactie op uw plan van aanpak onze verantwoordelijkheid genomen en vertrouwen u hiermee van dienst te zijn. Wij wensen u wijsheid bij het invulling geven aan het adoptiebeleid. Voor verder overleg met Centrale Autoriteit en andere ketenpartners zijn wij graag beschikbaar Met vriendelijke groet,
AdoptieOudersOverleg
namens LAVA namens AVRD namens BZA namens AdGG
G.W. Willemsen T. Egyedi W.J.A. Halm L. van der Lelij B
ijlage 1 subsidiariteitsbeginsel en redelijke termijn voor het doen van afstand Bijlage 2 reactie AdoptieOudersOverleg op Capgemini rapport cc: Centrale Autoriteit Interlandelijke Adoptie, mevrouw H. Lenters Leden Vaste Kamercommissie voor Justitie

9
i Reactie AdoptieOudersOverleg op Evaluatieonderzoek Wobka, blz. 8/9: http://www.zelfdoenersinadoptie.nl/aoo/files/2004.11.08%20reactie%20AOO%20op%20Evaluatieonderzoek%20Wobka.pdf "Een BT op naam biedt slechts een schijnzekerheid en bemoeilijkt het adoptieproces (extra vertraging). Volgens het rapport moet de 'approval' in verdragslanden een formele toetsing zijn op leeftijd en aanwezigheid van de juiste documenten. In de praktijk wordt deze toetsing nu al uitgevoerd door middel van de afgifte van de MVV door de IND in overleg met de vergunninghouder. Uit vrijwel alle niet-verdragslanden die niet MVV-plichtig zijn worden geen kinderen geadopteerd. Het enige land dat aan deze voorwaarden voldoet is de V.S. Dit land heeft een zeer goed ontwikkeld rechtssysteem (waardoor serieuze misstanden hoogst onwaarschijnlijk zijn) en zal bovendien het Haags Adoptieverdrag op afzienbare termijn ratificeren. Door invoering van een BT op naam kunnen kinderen die nu een permanent gezin in Nederland kunnen vinden moeilijker geplaatst worden (er wordt overbodige bureaucratie ingevoerd) en is het mogelijk dat ze langer in een tehuis moeten verblijven. Het suggereert ook dat in een herkomstland de matching niet goed gedaan wordt, of dat men in het herkomstland niet kan bepalen wie wel of niet naar Nederland mag komen. Men diskwalificeert hiermee de Centrale Autoriteit ofwel het Justitiële apparaat van het herkomstland. Het opnemen van voorwaarden in de BT (bijvoorbeeld definitie van doelgroep, aantal) zou voldoende moeten zijn." ii Zelfdoen in verdragslanden onder voorwaarden mogelijk http://www.zelfdoenersinadoptie.nl/nieuws2004.htm 13-02-2004 Door Mr. P. Baur. "Op 14 januari 2004 is door de Raad van State uitspraak gedaan inzake de vraag of het mogelijk is om zelfdoeadoptieprocedures te doen in landen die het Haags Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie hebben getekend en geratificeerd. De Raad van State heeft overwogen dat uit het Verdrag blijkt - artikel 22 van het Verdrag - dat ook taken van de Centrale Autoriteit door andere instellingen of personen kunnen worden uitgevoerd. Vereist is dan wel dat het betreffende land op basis van artikel 22 tweede lid van het Verdrag bij de depositaris van het Verdrag de verklaring aflegt dat deze personen of instellingen zulks gaan doen en de namen en adressen van deze instellingen doorgeeft aan de depositaris.
In de casus die ter beoordeling lag bij de Raad van State was over de betreffende contactpersoon niet een dergelijke verklaring afgelegd. Omdat dit niet gebeurd was had Justitie dit bemiddelingscontact volgens de Raad van State terecht geweigerd. Dat was anders geweest als het contact wel ingeschreven was geweest. Door deze redenering geeft de Raad van State duidelijk aan dat onder het Verdrag aspirant-adoptieouders wel rechtstreeks contact mogen hebben via de weg van zelfdoen, mits het contact maar is ingeschreven. Als het anders was geweest had de Raad van State wel expliciet overwogen dat het Verdrag zelfdoen verbiedt en daarom Justitie terecht had geweigerd.
De Raad van State heeft in de betreffende uitspraak ook impliciet de vraag beantwoord of het Verdrag nu zelfdoen wel of niet toestaat. Immers de stelling van justitie is steeds geweest dat het Verdrag zelfdoen niet mogelijk maakt, omdat het alleen kan lopen via de weg van de Centrale Autoriteit.In dat geval is er dan sprake van een volledige bemiddeling en dus geen weg meer mogelijk voor zelfdoen. De Raad van State overweegt dat in de betreffende casus de aspirant-adoptieouders gebruik hadden mogen maken van het contact, indien het zo zou zijn geweest dat het betreffende bemiddelingscontact door het zendende land ingeschreven was geweest. Daarmee verklaart de Raad van State dus dat zij de door de aspirantadoptieouders gekozen weg niet afwijst; dus ook verklaart dat de weg van zelfdoen zoals deze in deze procedure was gevolgd ook gesanctioneerd is.
Nu de Raad van State de weg van zelfdoen via de inschrijving van het contact bij de depositaris heeft gesanctioneerd kan het ook niet zo zijn dat er dan alleen maar de weg van de volledige bemiddeling gevolgd zou moeten worden. Immers dan had de Raad van State de stelling van justitie onderschreven dat de weg van adoptie alleen bij ondertekening van het Verdrag kan gaan via de Centrale Autoriteit en indien een contact bij de depositaris is ingeschreven, dit gelijk staat met de weg van de Centrale Autoriteit. Dan zou zelfs de in het Verdrag geschapen extra mogelijkheid overbodig zijn. Ook uit de memorie van toelichting bij het Verdrag blijkt dat deze mogelijkheid juist is opengesteld op verzoek van o.a. de Verenigde Staten om zelfdoe adopties mogelijk te laten zijn.

10
iii Reactie AdoptieOudersOverleg op Evaluatieonderzoek Wobka, blz. 10/11 http://www.zelfdoenersinadoptie.nl/aoo/files/2004.11.08%20reactie%20AOO%20op%20Evaluatieonderzoek%20Wobka.pdf "Leeftijd kan in principe losgelaten worden omdat er wordt aangegeven dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat leeftijd van de adoptieouders een relatie heeft met mogelijke problemen bij adoptiekinderen. Verder is het voorlichtings- en screeningstraject dusdanig dat het besef van leeftijd meegewogen wordt. Bovendien zijn ook de wensouders zich terdege bewust van de beperkingen die leeftijd met zich meebrengt. Je ziet daarom ook een natuurlijke afname van het aanbod van adoptieouders met het stijgen van de leeftijd. Als men al er op wil staan een grens te stellen, dan zijn er argumenten om voor 50 jaar te kiezen:
- Nu al wordt voor één-ouder adoptie een leeftijd van 50 jaar gehanteerd voor de partner
- Als een ouder alleen adopteert is er helemaal geen partner. Het aanwezig zijn van een partner zou het normaal gesproken makkelijker moeten maken om kinderen op te voeden, zelfs als die partner al iets ouder is. Het zou zelfs te verdedigen zijn dat bij een één-ouder adoptie een lagere leeftijdsgrens wordt gehanteerd dan bij een twee-ouders adoptie)

- Het is een grens die men in verschillende herkomstlanden alsmede in de ons omringende landen hanteert

- De levensverwachting van de huidige generatie 65 jarigen is voor vrouwen 18,9 jaar en voor mannen 15,2 jaar (bron RIVM), waarbij hoger opgeleiden gemiddeld een nog langere levensverwachting hebben en langer in gezondheid leven. Dit houdt in dat bij een grens van 50 jaar er een nog resterende levensverwachting is van meer dan 25 jaar.
In het evaluatie rapport wordt voorgesteld om de koppeling tussen de leeftijd van de ouders en de opname van een ouder of special need kind te laten vervallen, evenals het IBO onderzoek. Dit is een goede zaak omdat bijzondere geschiktheid niet afhangt van leeftijd maar van capaciteit en stabiliteit." iv "Ik merk op dat mijn ministerie van ouders geen aanhoudende stroom van klachten over tegenwerking ontvangt. Ik wijt dat niet aan de vrees om na melding van een klacht kritisch te worden behandeld.", blz. 10.
Bijlage 1: subsidiariteitsbeginsel en redelijke termijn voor het doen van afstand Subsidiariteitsbeginsel
Een belangrijke eis bij interlandelijke adoptie, voortvloeiend uit het Haags Adoptieverdrag is subsidiariteit. Dit houdt in dat interlandelijke adoptie pas overwogen kan worden als in het land van herkomst geen mogelijkheden zijn voor het vinden van een permanente (familierechtelijke) gezinssituatie voor het betreffende kind.
Een vraag die eigenlijk eerst beantwoord dient te worden is of de wens van de afstandsouder boven de subsidiariteitseis dient te staan. Er zijn goede redenen om er voor te kiezen de wens van de afstandsouder te laten prevaleren, in het belang van de afstandsmoeder zelf en in het belang van het kind.
Waar de Minister in zijn brief aan de Kamer van 21 februari aangeeft dat 'de wens van de biologische moeder wordt gerespecteerd voor deze niet ingaat tegen het belang van het kind en is voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel' vragen wij ons af daarmee recht wordt gedaan aan geboortemoeder en kind.
Wij gaan er van uit dat de moeder zelf zeer goed in staat is te beslissen wat het beste voor haar kind is. Indien zij kan kiezen uit een aantal dossiers van aspirant-adoptieouders en om voor haar moverende reden besluit tot het kiezen van een buitenlands echtpaar, dan mag aangenomen worden dat zij hier bewust het belang van haar kind op het oog heeft. Haar deze keus ontnemen betekent een bevoogding. Landen waar geboortemoeders mogen kiezen uit een aantal dossiers zijn op dit moment Taiwan, de VS en Nederland zelf.
Het systeem van 'open adoption' waarbij de moeder de adoptieouders zelf uitkiest en waarbij contact met de geboortemoeder mogelijk blijft wordt in de VS ervaren als een grote verworvenheid, die goed is voor de verwerking van de geboortemoeder en goed is voor het belang van het kind. Het kind heeft door een 'open adoption' meer informatie over zijn herkomst en over de reden van afstand. Hij of zij kan volledig geïnformeerd worden waarom zijn of haar moeder gekozen heeft voor het gezin waarin hij of zij geplaatst is. Ook voor het verwerkingsproces van het kind is dit van groot belang. De keuze voor interlandelijke adoptie hoeft niet automatisch te betekenen dat het belang van het kind hiermee minder gediend is. Zo blijkt uit onderzoek dat transraciaal interlandelijk geadopteerden minder gedragsproblemen hebben dan in-raciaal geadopteerden. De automatische koppeling van subsidiariteit met landsgrenzen is arbitrair. Stel dat Suriname niet zelfstandig was geworden, zou het Nederlandse standpunt over 'binnenlandse' adopties uit dit landsdeel dan anders zijn? Terug naar de werkelijke situatie: geldt dit dan ook voor een adoptieouder uit de Surinaamse gemeenschap in Nederland die uit Suriname wil adopteren? Als cultuur boven landsgrenzen gesteld wordt, een alleszins verdedigbaar uitgangspunt, dan zouden ook adopties door ouders uit de Nederlandse Chinese gemeenschap vanuit China of Taiwan niet aan het 'landensubsidiariteitsbeginsel' hoeven te voldoen. Dat vervolgens een discussie ontstaat over wie wel of niet bij welke cultuur hoort is evident. De keuze van het Haags Adoptieverdrag voor een land als grens voor subsidiariteit is daarmee voornamelijk pragmatisch. Daarmee wordt inzichtelijk dat subsidiariteit niet gebaat is bij een slaafse opvolging van de letter, maar bij een concrete doordenking per situatie. Indien daar aanleiding toe is kan ons inziens van de subsidiariteitregel op basis van landsgrens worden afgeweken. In ieder geval voor kinderen die nog voldoende jong zijn dat ze geen binding/taalgevoel met een land hebben.
Redelijke termijn voor het doen van afstand
Terecht waakt het Haags Adoptieverdrag voor misbruik bij contact tussen geboorteouders en adoptieouders. Om die reden stelt het Verdrag dat een persoonlijk contact vóór de geboorte niet wenselijk is en dat de biologische moeder na de geboorte een redelijke termijn nodig heeft om op een eventueel besluit tot afstand terug te komen. In tegenstelling tot de meeste andere landen wordt er in de VS meestal al het nodige werk verricht vóór de geboorte omdat de afstandsmoeder al in dat stadium contact opneemt met een adoptiebureau. Het adoptiebureau of de advocaat heeft tijdens de zwangerschap vaak al een aantal ontmoetingen met de afstandsmoeder/vader waarbij sociale en medische achtergrondgegevens worden verzameld. Tevens is het de plicht van de advocaat om de geboortemoeder nadrukkelijk te wijzen op haar rechten als moeder en de juridische consequenties van het tekenen van een afstandsverklaring. Vaak is het zelfs wettelijk verplicht dat de geboortemoeder een reeks gesprekken heeft met een sociaal werker die haar intensieve counseling en begeleiding geeft waardoor de geboortemoeder hulp heeft bij het helder krijgen van alle mogelijke opties en de gevolgen van het kiezen van een van deze opties. In meer dan de helft van de gevallen besluit de afstandsmoeder voor de bevalling het kind toch te houden. Door deze intensieve en professionele begeleiding tijdens de zwangerschap komt het niet vaak voor dat een geboortemoeder zich bedenkt na de bevalling. Tot aan de zogenaamde finalization, een half jaar tot een jaar na de toewijzing van het kind, heeft de moeder de mogelijkheid om op haar besluit terug te komen. De CA formuleert het als criterium voor de bedenktijd "Hierbij dient te worden aangemerkt dat opneming ter adoptie van een kind slechts mogelijk is uit een staat waar, in wet en/of regelgeving, is opgenomen dat de periode waarover de afstandsouder(s) terug kan (kunnen) komen op hun beslissing tot het doen van afstand van het kind in overeenstemming is met de in Nederland aanvaarde normen op dit gebied" Hierover vallen een aantal zaken te zeggen. Ten eerste de vrij selectieve koppeling naar 'wat de norm in Nederland is'. In Nederland is het te vondeling leggen van baby's geen norm. Desondanks ziet de CA geen aanleiding om op basis daarvan kritisch om te gaan met adopties vanuit landen waar dit wel met regelmaat voorkomt. Het respecteren van de culturele context van zendende landen is dus wel degelijk mogelijk. Ten tweede de willekeurige interpretatie van het bedenkmoment. In diverse Amerikaanse staten is bij wet vastgesteld dat een afstandsmoeder een paar dagen tot een paar weken na de bevalling de afstandsverklaring ondertekent. Dit is in het belang van alle partijen: voor het kind, om zich meteen in een veilige situatie te kunnen hechten, voor de afstandsouders, die met het verwerkingsproces kunnen beginnen en voor de adoptieouders, die weten waar ze aan toe zijn. Nadat afstandsouders een dergelijke verklaring hebben ondertekend, kunnen zij deze beslissing in de meeste staten binnen een termijn van 3 dagen tot 3 weken zonder opgaaf van reden herroepen. Vervolgens is er tot aan de definitieve adoptie-uitspraak, vaak een half jaar tot een jaar na de voorlopige adoptie-uitspraak, de wettelijke mogelijkheid om op hun besluit terug te komen. Feit is dat dit de wet- en regelgeving is in de culturele context van de Verenigde Staten. Het is een beproefd systeem en een systeem dat functioneert. Uit onderzoek is gebleken dat minder dan 0,5 procent van de afstandsmoeders zich bedenkt.
Uit een metaonderzoek van Brodzinsky blijkt dat kinderen zich minder goed ontwikkelen wanneer zij opgroeien bij biologische ouders die aanvankelijk hadden besloten hun kind voor adoptie af te staan1. Dit zou een goede reden mogen zijn voor de Nederlandse CA om het Amerikaanse systeem van open adoptie te respecteren en op zijn merites te beoordelen. De negatieve manier waarop de CA VS-adopties tegemoet treedt bevreemdt, temeer waar dit systeem veel overeenkomsten heeft met de binnenlandse adopties in Nederland zelf. Ook bij binnenlandse Nederlandse adopties ligt het accent op de keuzemogelijkheden voor afstandsmoeders, die mogen kiezen uit een aantal voorgelegde dossiers van aspirant-ouders. En ook in Nederland kan een afstandsmoeder ook na drie maanden nog bezwaar aantekenen. Met nadruk willen wij pleiten voor het respecteren van het Amerikaanse systeem van open adopties. Meerdere Amerikaanse adoptiedeskundigen hebben aangegeven dat de VS dit systeem ook zullen handhaven na ratificering van het Haags Adoptieverdrag.
1 David Brodzinsky: Geadopteerd, een levenlang op zoek naar jezelf, Ambo, pag. 22. Oorspronkelijke titel: Being adopted, 1992 I
Bijlage 2:
reactie AOO op Capgemini Onderzoek vereenvoudiging Adoptieprocedure Standpunt AdoptieOudersOverleg
Hoewel wij van mening zijn dat er op detailniveau nog te beantwoorden vragen overblijven in de geschetste scenario's, specifiek in de meest vergaande opties, achten wij de beschreven opzet realistisch.
Hoe ambitieuzer en baanbrekender het veranderingsmodel, hoe steviger de ketenregisseur het veranderingsproces zal moeten aansturen1. Voor een succesvolle implementatie is de aanwezigheid van de volgende competenties een voorwaarde:

* gedegen en positieve visie op interlandelijke adoptie
* inzicht in de internationale ontwikkelingen in interlandelijke adoptie
* het op een lijn kunnen brengen van de verschillende ketenpartners door een sterke communicatie

* vertrouwen bij de diverse gesprekspartners

* vermogen en bereidheid om zelf knopen te kunnen doorhakken waar geen consensus bereikt kan worden
Kijkend naar dit profiel en naar het beeld dat Capgemini schetst van de huidige aansturing van de adoptieketen, herkennen wij hierin niet de drie verschillende afdelingen die tot voor kort werden aangegeven als Bureau Centrale Autoriteit. Van een helder naar buiten gebrachte visie op interlandelijke adoptie is in de afgelopen twee jaar slechts zeer beperkt sprake geweest. In onze beleving besteedt de Centrale Autoriteit haar visie uit aan externe onderzoekbureaus en bestaat er een terughoudendheid om zelf effectief en pro-actief beleid te ontwikkelen. Van een optimale communicatie op basis van ervaren vertrouwen is ons inziens op dit moment onvoldoende sprake.
Desondanks bepleiten wij het meest vergaande veranderingsscenario 4 als voorkeurscenario omdat hiermee de meest optimale efficiencywinst te behalen valt.
Hiertoe zal een grote cultuuromslag bij v/h het BCA dienen plaats te vinden om aan het beoogde verbeterproject sturing te geven.

1 Of zoals Capgemini optekent als verbeteringsvoorstel in de keten: "het voorstel is om de verkokering te doorbreken door meer informatie te laten stromen in de keten, onder de randvoorwaarde van meer sturing" (blz. 69)
II
Korte schets veranderingsscenario's zoals uitgewerkt door Capgemini Scenario 1: het absolute minimum

* gaat uit van minimaal noodzakelijke binnen de grenzen van de wet en het Haags adoptieverdrag

* voorlichting = uitsluitend toesturen handboek
* raadsonderzoek = één gesprek
Scenario 2: meer capaciteit, minder kosten per geval
* bestaande structuur blijft gehandhaafd

* efficiencyverbetering door capaciteitsvergroting met als gevolg minder kosten per geval
Scenario 3: meer efficiëntie met behoud van bestaande structuur
* adoptiekennis bij Raad voor de Kinderbescherming concentreren in regionale adoptieteams

* differentiatie in standaardgesprekken en maatwerk
* terugbrengen van het aantal raadsgesprekken

* onverkort overnemen van positieve adviezen van de Raad door het Ministerie.2
Scenario 4: meer efficiëntie met andere structuur

* efficiency besparingen uit scenario 3 in combinatie met
* herschikking van activiteiten gebaseerde op twee uitgangspunten:
1) uitval adoptieouders zoveel mogelijk vooraan in de procedure organiseren

2) het deel van de voorlichting dat voorbereidt op de adoptie na het gezinsonderzoek organiseren

* hoofdlijn is Voorlichting, Gezinsonderzoek, Voorbereiding voorlichting in grotere groepen van 50 mensen

* intakegesprek door raadsmedewerker gevolgd door raadsonderzoek conform scenario 3

* na positief advies Raad verdere vorming in voorbereidingsbijeenkomsten hoog 3 4
laag 2 1
scenario
mate van efficienty
kwaliteit

2 Deze aanbeveling acht het AdoptieOudersOverleg in íeder van de geschetste scenario's geboden: volgens de onderzoeker zijn hiermee ongeveer twee fte's gemoeid. Het is maatschappelijk onacceptabel dat waar de CA zich de laatste jaren beroept op werkdruk bijna twee mensen full time bezig zijn met het beoordelen van positieve adviezen, waar in de praktijk nooit van wordt afgeweken. Deze arbeidscapaciteit had allang veel efficiënter elders in de keten ingezet kunnen worden om de werkelijke wachtlijstproblemen weg te werken. III
Schema huidige adoptieprocedure tot aan verlening BT Tweede fase adoptieproces
Hoewel het buiten het onderzoeksgebied ligt, willen wij hier specifiek aandacht vragen voor het tweede deel van de adoptieprocedure, de bemiddelingsfase. Dit deel van het traject is evenals bij het eerdere KPMG onderzoek buiten beschouwing gebleven. Bij een structurele verbetering van het adoptietraject is het noodzakelijk dat ook deze tweede fase geoptimaliseerd wordt.
Eerder hebben wij in dit kader gepleit voor

* een proactieve opstelling van de overheid om wat Minister Donner noemt 'het particulier initiatief' (vergunninghouders en zelfdoeners) te faciliteren bij het vinden en ontwikkelen van voor Nederland nieuwe contacten.
* het uit de weg ruimen van capaciteitsbeperkende knelpunten. In dit kader noemen wij de huidige vorm van het Convenant van vergunninghouders, met daarin als grootste discussiepunt de claims van individuele bemiddelaars op volledige landen.
(Het gegeven dat de vergunninghouders onderling verschillend denken over de al of niet beperkende werking van het huidige convenant is reden genoeg om het Convenant nog eens goed tegen het licht te houden.) Aanvullend pleiten wij voor:

* het mogelijk maken van het gebruik van buitenlandse adoptiebureaus door Nederlandse adoptieouders. (Waarbij deze bureaus gesitueerd zijn in een verdragsstaat en aldaar geaccrediteerd zijn en onder toezicht staan.)
* het voor adoptieouders via een website inzichtelijker maken welke adoptiecontacten in het buitenland beschikbaar en goedgekeurd zijn website, conform het systeem van de Franse Centrale Autoriteit


---- --