Nationale Ombudsman


Memorandum inzake Samenwerking

tussen

het College bescherming persoonsgegevens (CBP), de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), de Nationale ombudsman (No) en het Studie- en informatiecentrum mensenrechten (SIM)

Overwegende:
dat Nederland de bescherming en bevordering van de rechten van de mens sinds enkele decennia hoog in het vaandel heeft staan, zowel nationaal als internationaal;
dat veel organisaties zich in Nederland en vanuit Nederland op verdienstelijke wijze inzetten voor de bescherming en bevordering van de rechten van de mens;
dat tussen deze organisaties tal van overlegstructuren en samenwerkingsverbanden bestaan;
dat de diversiteit van deze organisaties - zowel qua rechtsvorm, achtergrond, doelstellingen en werkwijze - een van de krachten vormt van de Nederlandse mensenrechtenstructuur;
dat alle landen op grond van de Paris Principles zijn gehouden een nationaal mensenrechteninstituut in te stellen, onder meer belast met de advisering over wetgeving, wetsvoorstellen en andere zaken betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van de mens; het bevorderen van de ratificatie en de implementatie van internationale instrumenten;
het meewerken aan en adviseren over verdragsrapportages; het participeren binnen het VN-systeem en regionale systemen alsmede het samenwerken met andere nationale mensrechteninstituten; het bijdragen aan onderwijs- en onderzoeksprogramma's, incl. onderwijs aan relevante beroepsgroepen; en
het publiceren van rapporten over allerlei vormen van discriminatie en het geven van voorlichting en informatie hierover.
dat Nederland de instelling van nationale mensrechteninstituten in andere landen actief ondersteunt, maar zelf nog altijd een nationaal mensenrechteninstituut ontbeert;
dat de Nederlandse regering zich nog beraadt over de instelling van een nationaal mensenrechteninstituut;
dat vanuit de Raad van Europa en de Europese Unie steeds meer wordt aangedrongen op de instelling van een nationaal mensenrechteninstituut, dat tevens kan fungeren als aanspreek punt voor internationale organisaties, waaronder het Europees Mensenrechten Agentschap, en als partner in internationale samenwerkingsnetwerken;
dat een inventarisatie van bevoegdheden en werkzaamheden van organisaties die zich in of vanuit Nederland inzetten voor de bescherming en bevordering van de rechten van de mens leert dat de in de Paris Principles voorgeschreven taken niet alle worden vervuld;
dat uit eigen ervaring voorts is gebleken dat er grote behoefte bestaat aan coördinatie en afstemming van werkzaamheden tussen de verschillende in Nederland werkzame organisaties; en
dat de complexiteit van het bestaande mensenrechtennetwerk in Nederland, met organisaties met zeer verschillende en soms beperkte mandaten, mede tot gevolg heeft dat organisaties uit Nederland niet in aanmerking kunnen komen voor internationale projecten en niet of niet volwaardig kunnen participeren in internationale samenwerkingverbanden.

Ervan overtuigd:
dat de Paris Principles ook voor Nederland betekenis hebben en opvolging verdienen;
dat een nationaal mensenrechteninstituut in Nederland een belangrijke impuls kan betekenen voor betere samenwerking en afstemming tussen de bestaande organisaties, zowel voor wat betreft de nationale als internationale werkzaamheden;
dat een nationaal mensenrechteninstituut in de Nederlandse context tegelijkertijd alleen bestaansrecht heeft als de instelling hiervan niet ten koste gaat van de (expertise en netwerken van) bestaande organisaties en dat een nationaal mensenrechteninstituut ook niet anderszins gaat concurreren met bestaande organisaties;
dat de instelling van een nationaal mensenrechteninstituut derhalve primair is bedoeld om iets toe te voegen aan de bestaande mensenrechtenstructuur en deze verder te versterken; en
dat de instelling van een nationaal mensenrechteninstituut onder bovengenoemde voorwaarden de steun verdient van eenieder die de rechten van de mens een warm hart toedraagt.

Zijn in het licht van het bovenstaande overeengekomen: dat zij de instelling van een onafhankelijk nationaal mensenrechteninstituut, dat voldoet aan de eisen van de Paris Principles, nader zullen onderzoeken. Voor het eind van 2005 zullen zij hierover advies uitbrengen aan de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, met afschrift aan de beide Kamers van de Staten- Generaal;
dat zij gedurende de onderzoeksfase zo transparant mogelijk zullen opereren en nauw overleg zullen voeren met anderen werkzaam op het terrein van de rechten van de mens, waaronder - met inachtneming van ieders verantwoordelijkheid - onafhankelijke NGO's, in het bijzonder het Nederlands Helsinki Comité (NHC) en het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM);
dat de relatie tussen een nationaal mensenrechteninstituut en NGO's een apart onderwerp van studie vormt;
dat zij ingeval van een positief advies tevens voorstellen zullen doen met betrekking tot:
de taken en bevoegdheden van een Nederlands nationaal mensenrechteninstituut;
de positie van het Nederlandse nationaal mensenrechteninstituut ten opzichte van de overheid en andere organisaties werkzaam op het terrein van de rechten van de mens;
de organisatie(structuur) van zo'n instituut en de mogelijke juridische grondslag;
de (grond)wettelijke en financiële implicaties van een Nederlands nationaal mensenrechteninstituut alsmede voor de deelnemende organisaties; de relatie tussen het nationaal mensenrechteninstituut en NGO's werkzaam op het terrein van de rechten van de mens; en
de rol die ieder van de betrokken organisaties verder kan vervullen bij het nader vorm geven van een Nederlands nationaal mensenrechteninstituut. dat zij gedurende het jaar 2005:
relevante activiteiten zo goed mogelijk op elkaar zullen afstemmen; diverse gezamenlijke activiteiten zullen ontplooien (bijeenkomsten, adviezen, consultatiebijeenkomsten met NGO's, etc.); de mogelijkheden tot het aanvragen van een A-status bij het International Coordinating Committee of National Institutions for the Promotion and Protection of Human Rights nader zullen onderzoeken; en ook overigens zo goed mogelijk wensen te anticiperen en reageren op nieuwe gebeurtenissen en ontwikkelingen op het gebied van de rechten van de mens.

Aldus opgemaakt te 's-Gravenhage, 9 maart 2005

|namens          |namens          |namens          |namens          |
|het Cbp         |de CGB          |de No           |het SIM         |

-----------------------
Resolutie 48/134 van de Algemene Vergadering van de VN van 20 december 1993, annex (A/RES/48/134): 'Principles relating to the Status of National Institutions'.
Brief van Minister De Graaf voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijkrelaties aan de voorzitter van het NJCM, 10 december 2003 (kenmerk 0000018003).
Aanbeveling R(97)14 van het Comité van Ministers Aansluitend inzake de oprichting van nationale mensenrechteninstellingen (30 september 1997). Zie ook General Policy Recommendation nr. 2 van de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI): 'Specialised Bodies to combat Racism, Xenophobia, Anti-Semitism and Intolerance at the National Level' van 13 juni 1997 (CRI (97) 36).
Mededeling van de Commissie, 'The Fundamental Rights Agency. Public consultation document', COM(2004) 693 def., 25 oktober 2004.