VVD



Nieuws

9 mrt 2005 - Bergingsproblematiek weer aan de orde Tweede-Kamerfractie na uitspraak

Vragen van de leden Aptroot en Luchtenveld (beide VVD) aan de ministers van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat over de autobergingsproblemen.

1. De rechtbank te Rotterdam heeft een uitspraak gedaan op 22 december 2004 betreffende de "autobergers versus de Staat", inhoudende dat het stelsel van Incident Management leidt tot ernstige beperking van de mededinging op de markt voor tweede transport en op de markt voor vervangend vervoer. De rechter is van mening dat de markten voor eerste en tweede berging in elkaars verlengde liggen. Welke stappen zetten de bewindslieden om de geconstateerde ernstige beperking van mededinging op te heffen? Dient de oorspronkelijke ontheffing van de NMa voor de eerste berging nu niet te worden ingetrokken? Zo nee, waarom niet?

2. Klopt het dat besloten is tegen deze uitspraak niet in beroep te gaan? Zo ja, waarom niet?

3. Kunnen de bewindslieden aangeven hoe de dienstverlening onder het stelsel van Incident Management werkt, zoals de wachttijden en of de hulpverlening adequaat is?

4. Zijn de berichten juist dat door het niet inzetten van de dichtst bijzijnde bergingsbedrijven er langere wachttijden zijn en dat soms de benodigde hulpverleningsvoertuigen ontbreken? Wat is hierover je mening?

5. Heeft het gisteren, 8 maart, liefst méér dan 4 uur 15 minuten geduurd voordat op de Rijksweg Santpoort-Velsen een bergingsvoertuig ter plaatse kwam waardoor de Rijksweg al die tijd geblokkeerd was? Hoe kijkt u hier tegen aan?

6. Zijn de berichten juist dat bij eerdere ongevallen ernstiger verwondingen en zelfs dodelijke slachtoffers het gevolg zijn die te voorkomen waren indien er géén beperkingen waren bij het inschakelen van de berger die het snelst aanwezig kan zijn of over het benodigde hulpverleningsvoertuig beschikt? Zo nee, kunt u dan schetsen hoe de huidige stand van zaken is?

7. Zijn de bewindslieden het met de VVD-Fractie eens dat zowel de berichten over falende hulpverlening als de rechtelijke uitspraak betekenen dat een nieuwe regeling spoedeisend is? Zo nee, waarom niet?

8. Wanneer komen de bewindslieden met een nieuwe regeling die zowel adequate hulpverlening als concurrentie zeker stelt?

9. Zijn de ministers bereid per direct een noodmaatregel te treffen die snelle en adequate berging mogelijk maakt, zoals in het verleden, met mogelijkheid van inschakeling van alle bergers die aan de eisen van snelheid en kwaliteit voldoen? Zo nee, waarom niet?

10. Dient daarbij het dwingend bepalen van de berger door verzekeraars, die door eigen afspraken en voorkeuren de keuze voor de beste berger direct na het incident onmogelijk maken, niet te worden beëindigd? Zo nee, waarom niet?