Toespraak van Minister van Defensie Henk Kamp voor de 3de Nationale onderofficiersconferentie

14-3-2005 11:21:00

Onderofficieren, dames en heren, het is een voorrecht u hier vandaag toe te spreken. Ik wil graag stilstaan bij enige onderwerpen waar ook uw aandacht naar uitgaat.

Onlangs heb ik bekendgemaakt dat speciale eenheden van de Nederlandse krijgsmacht gaan deelnemen aan de strijd tegen het terrorisme in Afghanistan. Ondersteund door Chinook helikopters zullen het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers een belangrijke maar niet ongevaarlijke missie uitvoeren. U weet dat ik om operationele redenen niet kan ingaan op de details van deze missie. Het is echter allerminst een sprong in het diepe, maar een missie die zorgvuldig is voorbereid en die ik met het volste vertrouwen tegemoet zie. Er heeft zorgvuldige besluitvorming plaatsgevonden, waarbij lessen die geleerd zijn bij andere moeilijke missies zijn meegenomen. De missie is bij uitstek een voorbeeld van de professionaliteit van onze krijgsmacht en zij is illustratief voor de ontwikkeling die Defensie doormaakt naar een volledig expeditionair inzetbare krijgsmacht.

De ervaringen met de recente missies in Bosnië, Afghanistan en Irak hebben mij gesterkt in de overtuiging dat we met de Nederlandse krijgsmacht op de goede weg zijn. En ook mijn collegas in het buitenland spreken met waardering over de professionaliteit van onze krijgsmacht. Ik heb dan ook ingestemd met deze missie in Afghanistan omdat ik een groot vertrouwen heb in de krijgsmacht van nu. Een krijgsmacht waarin u, onderofficieren, een belangrijke rol speelt. Tijdens mijn bezoeken aan de uitzendgebieden zie ik iedere keer opnieuw dat u als onderofficier de spil bent waar het bij de uitvoering van operaties om draait.

Als ik denk aan een onderofficier, denk ik aan een leider die een grote verantwoordelijkheid draagt. U bent degene die er op de moeilijke momenten moet staan. U bent degene die, als het erop aankomt, snel moet beslissen over het gebruik van geweld. Beslissingen die kunnen gaan over leven of dood. Beslissingen om twee voor twaalf, bij wijze van spreken. Maar anders dan in de gelijknamige televisiequiz ontbreekt de tijd om even iets in de boeken op te zoeken. U wordt geconfronteerd met ethische dilemmas, waarvan dikwijls pas achteraf is vast te stellen wat de beste oplossing was. U neemt beslissingen waarvan uw soldaten en matrozen verwachten dat het de beste zijn. Dat zijn de momenten waarop de strepen op uw schouders of op uw mouwen het zwaarst drukken.

Uw beslissingen moeten vervolgens zonder discussie worden uitgevoerd. Onder crisisomstandigheden is er geen ruimte voor overleg en inspraak. Uw groepsleden moeten elkaar blindelings kunnen vinden en een vertrouwen hebben in uw professionaliteit. Dat vertrouwen is iets waar voortdurend aan moet worden gewerkt. Uw rang alleen is daarvoor niet voldoende. Door uitdagend te oefenen, door de lat steeds opnieuw hoog te leggen en door er altijd te staan wanneer dat nodig is, dwingt u dat vertrouwen af. U bent in hart en nieren militair en weet beter dan wie ook wat militair vakmanschap is. Die kwaliteiten zijn absoluut noodzakelijk voor uw collegas die in Afghanistan ingezet worden in de strijd tegen het terrorisme: zij vormen geen vredesmacht die stabiliteit garandeert, maar moeten in moeilijke omstandigheden inlichtingen verzamelen en inzicht krijgen en zichzelf zonodig gevechtsomstandigheden tegen terroristen verdedigen.

Ik zei het zojuist al, keer op keer als ik onze eenheden in Bosnië, Afghanistan en Irak bezoek, ervaar ik aan den lijve welke belangrijke rol onderofficieren in deze operaties vervullen. U verzekert de goede uitvoering van opdrachten als "spin in het web" die bevelvoering en uitvoering met elkaar verbindt.

In Nederland vervullen onderofficieren een belangrijke rol bij de opleiding en training van de mannen en vrouwen op wie een beroep kan woorden gedaan voor operaties over de gehele wereld. Ook hier bent u een leider en een voorbeeld.

Buitenstaanders hebben nog wel eens een beeld van de onderofficier als de schreeuwende instructeur die zijn pupillen over de hindernisbaan jaagt. In speelfilms wordt dit beeld maar al te vaak bevestigd: de drill-instructor als karikatuur van zichzelf. De legendarische generaal Dwight Eisenhower zei echter eens: "Leidinggeven bestaat niet in mensen op hun hoofd timmeren. Dat is mishandeling, geen leiderschap." Ik heb zelf kunnen vaststellen dat u, onze onderofficier, dat heel goed beseft. Ik heb respect voor de onderofficieren die ik in Irak heb bezig gezien. Na een ingrijpende gebeurtenis, zoals een schotenwisseling of een mortieraanval, stonden zij klaar voor hun soldaten. Zij demonstreerden als leider hoe belangrijk zorg is en wat het betekent verantwoordelijk te zijn voor "hun" groep, of eenheid. Het zijn de onderofficieren die voorop gaan, zowel in de opleiding als in werkelijke operaties.

Dames en heren,

Ik kom nu te spreken over de grootscheepse reorganisaties die Defensie doormaakt. Ik kan mij indenken dat er collegas in de zaal zitten die bij alle lovende woorden die ik heb uitgesproken toch ook daaraan denken. Zo zijn er onder u onderofficieren die ik heb moeten aanwijzen als zogenaamde "knelpuntcategorie". Ik denk, bijvoorbeeld, aan de onderofficieren van het Marinevliegkamp Valkenburg, aan koks en chefhofmeesters bij de landmacht en het defensie interservice-commando, of aan onderofficieren actieve luchtverdediging van de luchtmacht. De Prinsjesdagbrief 2003 liegt er dan ook niet om: we hebben het over één van de grootste reorganisaties in de geschiedenis van de krijgsmacht, waarbij ongeveer 12.000 functies zullen verdwijnen.

De reorganisatie is een vertaling van bezuinigingen. Het allerbelangrijkste doel is de 100% inzetbaarheid en de kwaliteit van de krijgsmacht ondanks de bezuinigingen. De krijgsmacht moet relevant worden gehouden. Er moet voldoende geld zijn voor de beste spullen. Om dat te bereiken moeten de beschikbare financiële middelen worden ingezet voor minder mensen en minder middelen dan voorheen. Dat stelt ons bijvoorbeeld in staat u betere oefenmogelijkheden te bieden en u van beter materieel te voorzien. De vergroting van de inzetbaarheid van de operationele delen van de krijgsmacht is noodzakelijk om onze taken en ambities te kunnen blijven uitvoeren. Alle, vaak ingrijpende maatregelen betreffen een defensieorganisatie die de afgelopen vijftien jaar al sterk is veranderd. Velen onder u hebben de omslag meegemaakt van een krijgsmacht met dienstplichtigen naar een beroepskrijgsmacht die overal ter wereld crisisbeheersingstaken kan uitvoeren. Het proces dat in 2003 met de Prinsjesdagbrief en de Personeelsbrief in gang is gezet en dat de komende jaren zal voortgaan, brengt voor velen van u onzekerheid teweeg. Ik besef terdege dat de reorganisaties, de sluiting van bases en het verdwijnen van functies een zware wissel op trekken. Twee dingen moet u weten: (1) het eindresultaat is een inzetbare en expeditionaire krijgsmacht die waarlijk bijdraagt aan vrede en veiligheid in de wereld. Dat is de beste garantie voor de toekomst voor defensiemedewerkers. (2) Samen met de staatssecretaris zal ik mij blijven inzetten voor de zorgvuldige en correcte uitvoering van de reorganisaties. Het Sociaal Beleidskader Defensie dat op 18 december 2003 met de Centrales van Overheidspersoneel is vastgesteld, staat hiervoor garant.

Dames en heren,

Ik sta nu stil bij nog een onderwerp dat voor velen onder u van persoonlijk belang is. Ik doel op de invoering van het flexibele personeelssysteem. Ook het loopbaanbeleid voor onderofficieren moet zich op de veranderende krijgsmacht richten. Lag in het verleden de nadruk nogal eens op gelijke rechten voor groepen van medewerkers, inmiddels wordt gekozen voor een individuele benadering. Met de introductie van het flexibel personeelssysteem kiest Defensie voor de individualisering van het loopbaanbeleid. Het is belangrijk dat talent in staat wordt gesteld binnen Defensie op te klimmen. Daarom zullen veelbelovende onderofficieren op het laagste en het middenniveau zo vroeg mogelijk worden opgespoord, geselecteerd en begeleid. De uitblinkers komen in aanmerking voor de hoogste onderofficiersrangen of voor een uitloop naar de officiersrangen. Ervaringsopbouw blijft overigens van groot belang, zodat snelle bevordering geen doel op zichzelf mag worden.

Onderofficieren en officieren kunnen dus bij goed functioneren hun loopbaan binnen Defensie vervolgen. Zij die niet in aanmerking komen voor bevordering naar een volgende rang, zullen in de toekomst de defensieorganisatie verlaten. En de toekomst komt dichterbij, want de invoering van het flexibele personeelssysteem is voorzien vanaf 2007. Ook hier, als we spreken over de aanpassing van het personeelssysteem, mag er geen verwarring ontstaan over de zorgvuldigheid waarmee Defensie met vertrekkend personeel omgaat. Zij die de defensieorganisatie verlaten, kunnen rekenen op actieve ondersteuning bij het vinden van werk buiten Defensie. Dit is wat mij betreft een vanzelfsprekendheid.

Dames en heren, niet ondanks maar dankzij alle reorganisaties is de toekomst van de krijgsmacht de moeite waard om u volledig te blijven inzetten. Want ook in de toekomst vervult u als onderofficier een essentiële voorbeeldfunctie. Gisteren heeft u zonder twijfel al veel waardevolle ideeën vernomen. Ik wil daaraan graag een steentje bijdrage leveren.

Naast de strijd tegen terrorisme voert onze krijgsmacht in Afghanistan ook nog een andere missie uit. In de provincie Baghlan werken Nederlandse militairen aan de wederopbouw van Afghanistan. Ook in al-Muthanna in Irak was onze krijgsmacht intensief betrokken bij het opleiden van de lokale politie en het leger. Op kleinere schaal blijft Nederland ook na het vertrek uit al-Muthanna steun verlenen aan de opleiding en de training van politie en leger in Irak.

Dit zijn voorbeelden van de bijdrage die militairen leveren aan de wederopbouw en de ontwikkeling van een land. Defensie zal steeds vaker worden gevraagd mee te helpen aan het weer op poten zetten van zwakke staten. Een belangrijke reden hiervoor is dat militairen voor de noodzakelijke stabiliteit en veiligheid kunnen zorgen. En zonder veiligheid en stabiliteit is vooruitgang in voormalige conflictgebieden ondenkbaar. De krijgsmacht heeft de kennis en deskundigheden in huis om bij te dragen aan de hervorming van politie en krijgsmacht, in vakjargon Security Sector Reform. In landen die opkrabbelen na een periode van oorlog is het essentieel dat er zo snel mogelijk weer een functionerende overheid ontstaat met voldoende gezag om het geweldsmonopolie te herwinnen en te handhaven.

Vanuit deze wetenschap bereiden wij ons voor op een toenemende vraag van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar wederopbouwactiviteiten door militairen. Ik zal hiervoor ook vaker een beroep op u doen. Steeds vaker blijkt dat bij wederopbouwactiviteiten de inzet van onderofficieren én officieren vereist is. Deze missies worden "kaderzwaar" ingevuld, omdat er geen grote rol voor soldaten is. Ik voorzie een toename van dergelijke kaderzware missies. Het gaat overigens niet alleen om uitzendingen in eenheidsverband. Ik denk dat uw kwaliteiten ook kunnen worden benut in een team van civiele ontwikkelingswerkers en diplomaten. Ik sta dan ook open voor verzoeken van mijn collegas Bot van Buitenlandse Zaken en Van Ardenne voor Ontwikkelingssamenwerking waarbij een beroep wordt gedaan op uw inzet als militair-technisch deskundige. Uw vakmanschap, uw voorbeeldfunctie en uw instructeurkwaliteiten zijn waardevolle onderdelen van de inspanningen die de Nederlandse regering kan leveren om vrede en veiligheid te bevorderen.

Missies zullen steeds complexer en veelzijdiger worden, of het nu gaat om de strijd tegen terroristen door speciale eenheden, of de training van Afghaanse, Irakese of Afrikaanse mannen en vrouwen die deel gaan uitmaken van een nieuwe krijgsmacht. Vakmanschap en ervaring zijn bij uitstek begrippen die gepaard gaan met de professie van de onderofficier. Daarom zullen wij de mening van de onderofficier, úw mening, serieus nemen. Als we nadenken over de toekomst, is uw mening van belang. Ik zal daar ruimte voor creëren. Ruimte om zelf mee te denken over de positie van de onderofficier in een veranderende krijgsmacht.

Ook deze bijeenkomst biedt talrijke mogelijkheden voor inspirerende gedachtewisselingen. Met de hier gepresenteerde beleidsvisie op de rol en positie van de onderofficier in de Nederlandse krijgsmacht hebben de krijgsmachtadjudant en de krijgsmachtdeeladjudanten de weg naar de toekomst aangeven. Deze conferentie demonstreert ook de veerkracht van het korps onderofficieren en de vastberadenheid er samen het beste van te maken.

Deze combinatie van visie en daadkracht spreekt mij bijzonder aan. Alleen dan ben je in staat een verschil te maken, om veranderingen op gang te brengen en om mensen te activeren. Visie moet wat mij betreft niet worden verward met visioenen over een ideale eindsituatie. Politici die daar last van hebben, zijn niet te benijden. Helmut Schmidt, de voormalige Duitse bondskanselier, heeft eens gezegd: "Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen". Nee, waar ik op doel is een visie op wat goed en slecht is en wat krom is en recht. Geen fratsen, maar duidelijke doelen stellen, daaraan vasthouden en de handen uit de mouwen steken om het in de praktijk waar te maken.

Ik herken dat in u en zoals u zich manifesteert in de krijgsmacht. Ik beschouw het als een voorrecht met u te mogen samenwerken in deze periode van mijn leven. U bent de medewerkers die elke baas en elke organisatie zichzelf toewenst: loyaal, professioneel, met het hart op de goede plek. Defensie prijst zich gelukkig met u. Ik zie uit naar de resultaten van deze onderofficiersconferentie en reken ook in de toekomst op uw inzet voor en loyaliteit aan de krijgsmacht. Ik wens u het allerbeste en dank u voor uw aandacht.