---
Antwoorden op de vragen over de Arbeidstijdenrichtlijn van mevrouw Smilde (CDA), gesteld
tijdens het Algemeen Overleg over "Raad Sociaal Beleid en Werkgelegenheid" d.d. 2 maart 2005.
Het Europese Hof van Justitie heeft in de arresten Simap1 (2000) en Jaeger2 (2003) bepaald dat
de tijd, die rustend tijdens een aanwezigheidsdienst op de arbeidsplaats wordt doorgebracht, moet
worden aangemerkt als arbeidstijd in de zin van de arbeidstijdenrichtlijn3.
Op 22 september 2004 heeft de Commissie4 een voorstel gedaan voor een herziening van de
richtlijn, waarmee ook de belangrijkste problemen rond aanwezigheidsdiensten ten gevolge van
deze arresten opgelost zouden kunnen worden.
De belangrijkste elementen in het Commissievoorstel zijn:
1. De introductie van twee nieuwe definities (een van aanwezigheidsdienst en een van het
inactieve deel van een aanwezigheidsdienst). Hierdoor behoeven wacht- of slaapuren tijdens
aanwezigheidsdiensten niet langer als arbeidstijd te worden geteld en wordt de kans op
overschrijding van de grens van de gemiddelde arbeidstijd (inclusief overwerk) van 48 uur per
week aanzienlijk beperkt.
2. De standaard referentieperiode voor de berekening van de gemiddelde arbeidstijd (48 uur per
week) blijft 4 maanden maar kan bij wet- of regelgeving worden verlengd tot een jaar.
3. Wanneer de dagelijkse of wekelijkse rust wordt ingekort moet de werknemer in principe
binnen 72 uur een overeenkomstig aantal uren compensatie krijgen.
4. De individuele opt-out van de 48-urige werkweek blijft mogelijk, zij het onder strengere
voorwaarden. De Commissie5 heeft dit als volgt toegelicht:
"Als artikel 6 (maximale wekelijkse arbeidstijd) niet wordt toegepast, moet dat bij collectieve
overeenkomst of een bedrijfsakkoord tussen de sociale partners op het adequate niveau worden
toegestaan.
De tekst van het voorstel bepaalt dat deze voorwaarde niet van toepassing is als er geen
collectieve overeenkomst van kracht is en er in de onderneming of vestiging geen
personeelsvertegenwoordiging is die op grond van de nationale wetgeving en/of
gebruiken bevoegd is een collectieve overeenkomst of een bedrijfsakkoord hierover te
sluiten. In die gevallen is de individuele instemming van de werknemer volgens de
vastgestelde voorwaarden voldoende.
De toestemming bij collectieve overeenkomst of bedrijfsakkoord is noodzakelijk,
maar niet voldoende. De instemming van de werknemer blijft namelijk altijd vereist.
Ten opzichte van de oude situatie worden de voorwaarden duidelijker en strikter
geformuleerd. Zo moet de instemming van de werknemer schriftelijk worden
gegeven, kan deze niet bij het begin van de arbeidsverhouding of tijdens de proeftijd
worden gegeven, is de geldigheidsduur ervan beperkt, wordt een absoluut
1 Hof van Justitie EG, 3 oktober 2000, C-303/98, Simap.
2 Hof van Justitie EG, 9 september 2003, C-151/02, Landeshauptstadt Kiel tegen Norbert Jaeger.
3 Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd.
4 Voorstel voor een Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van
de arbeidstijd, ingediend door de Commissie, Brussel, 22.9.2004,COM(2004) 607 definitief, 2004/0209 (COD).
5 Voorstel voor een Richtlijn, Brussel, 22.9.2004,COM(2004) 607 definitief, 2004/0209 (COD), blz. 6.
---
maximumaantal arbeidsuren vastgesteld en wordt de verplichting tot het bijhouden
van een register nader uitgewerkt."
Gevolgen compensatie 72 uur
De regel van compensatie binnen 72 uur kan tot problemen leiden wanneer bijvoorbeeld enkele
dagen achtereen moet worden overgewerkt waarbij de minimale rust van 11 uur in geringe mate
wordt ingekort (tot bijvoorbeeld 10 uur). Deze inkorting dient dan binnen 72 uur gecompenseerd
te worden. Alle lidstaten hebben aangegeven dat zij een termijn van 72 uur te kort vinden. Tijdens
de Raad van 7 december is overeenstemming bereikt over een verlenging van de door de
Commissie voorgestelde periode van 72 uur voor de toekenning van compenserende rusttijd naar
maximaal 7 dagen, waarvan bij CAO kan worden afgeweken.
Aanwezigheidsdiensten
In de huidige Arbeidstijdenrichtlijn is geen definitie voor aanwezigheidsdiensten opgenomen. Elke
Lidstaat hanteert zijn eigen definitie voor aanwezigheidsdiensten. In het voorstel van de Commissie
worden naast de huidige definities van arbeidstijd en rusttijd dan ook twee nieuwe definities
geïntroduceerd (één van aanwezigheidsdienst en één van het inactieve deel van een
aanwezigheidsdienst). De nieuwe definities luiden als volgt6:
Artikel 1
Richtlijn 2003/88/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 2 worden de punten 1 bis en 1 ter ingevoegd:
"1 bis. "aanwezigheidsdienst": tijd gedurende welke de werknemer op zijn werkplek
beschikbaar moet blijven om op verzoek van de werkgever zijn werkzaamheden te
verrichten of zijn functie uit te oefenen.
1 ter. "wacht- of slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst": tijd gedurende welke de
werknemer aanwezigheidsdienst heeft in de zin van artikel 1 bis, maar door zijn
werkgever niet geroepen wordt om zijn werkzaamheden te verrichten of zijn functie
uit te oefenen."
2. Het volgende artikel 2 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 2 bis
Aanwezigheidsdienst
De wacht- en slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst worden niet als arbeidstijd
beschouwd, tenzij de nationale wetgeving of, overeenkomstig de nationale wetgeving
en/of gebruiken, een collectieve overeenkomst of een bedrijfsakkoord tussen de
sociale partners anders bepaalt.
De tijd gedurende welke de werknemer tijdens de aanwezigheidsdienst
daadwerkelijk zijn werkzaamheden verricht of zijn functie uitoefent, wordt steeds als
arbeidstijd aangemerkt."
In Nederland is de arbeidstijdenrichtlijn geïmplementeerd in de Arbeidstijdenwet (ATW) en het
daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit (ATB). In het ATB is een aanwezigheidsdienst
omschreven als een aaneengesloten periode van hoogstens 24 uur waarbij geldt dat de werknemer
op de werkplek aanwezig moet zijn om op oproep arbeid te verrichten. In het ATB worden voor
6 Voorstel voor een Richtlijn, Brussel, 22.9.2004,COM(2004) 607 definitief, 2004/0209 (COD), blz.9.
4
verschillende sectoren specifieke regels voor de arbeidstijd, alsmede voor aanwezigheidsdiensten
gehanteerd. Er is in de huidige Nederlandse regelgeving reeds sprake van differentiatie naar sector.
Stand van zaken
Tijdens de Raad op 7 december is onder Nederlands voorzitterschap overeenstemming bereikt
over de hoofdlijnen van het eerste deel van de tekst (Simap/Jaeger deel). De onderhandelingen
liepen echter vast op de opt out, waarmee het mogelijk is om af te wijken van de maximale
gemiddelde arbeidstijd van 48 uur per week. Nederland heeft altijd de lijn gevolgd dat het kan
instemmen met het behoud van de opt out, inclusief de mogelijkheid van een individuele opt out,
maar dat daaraan strengere voorwaarden dienen te worden verbonden. Het Luxemburgse
voorzitterschap heeft de gesprekken over de arbeidstijdenrichtlijn voortgezet. Het Kabinet steunt
een snelle herziening van de richtlijn om de financiële en personele consequenties van de arresten
Simap en Jaeger te ondervangen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid