Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
15 maart 2005
Ons kenmerk
DGL/05.U00557
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

-
Uw kenmerk
205-038
Onderwerp
regeling van werkzaamheden

Geachte voorzitter,

Bij brief heeft u mij verzocht te reageren op de vragen die de heer Duyvendak heeft gesteld tijdens de Regeling van werkzaamheden van 9 maart 2005. De heer Duyvendak heeft zijn twijfels geuit over de onafhankelijkheid van de door mij benoemde voorzitter van de commissie die het proces van de evaluatie van het Schipholbeleid toetst. Hierbij ontvangt u mijn reactie op deze vragen en informatie over de stand van zaken over de procescommissie.

Conform het Plan van Aanpak Evaluatie Schipholbeleid heb ik begin maart een procescommissie ingesteld voor de Evaluatie van het Schipholbeleid. De Commissie is ingesteld om de onafhankelijkheid en objectiviteit van de evaluatie van het Schipholbeleid te bewaken. De commissie gaat toezien op de objectieve uitvoering van het effectiviteitsonderzoek en op de manier waarop de ingediende verbetervoorstellen zullen worden behandeld.

Zoals besproken met de Kamer is de commissie samengesteld uit bestuurders en bestuurskundigen die het proces van de evaluatie goed kunnen toetsen. De voorzitter en de leden van de commissie hebben zelf géén inhoudelijke betrokkenheid bij de luchtvaart of binding met het Schipholdossier. Eén van de leden van de commissie is een adviseur die beschikt over relevante luchtvaartkennis. Door deze adviseur te zoeken in het buitenland, is de neutraliteit van de commissie versterkt en ook het internationale perspectief ingebracht.

De commissie zal toezien op de procesgang van de evaluatie door het projectbureau Evaluatie Schipholbeleid en daarover rapporteren aan V&W, VROM en aan de Tweede en Eerste Kamer. Bovendien fungeert de Procescommissie als aanspreekpunt voor de Kamer en omwonenden over de objectieve en zorgvuldige uitvoering van de evaluatie. Naast de begeleiding van het proces van de evaluatie zal de commissie ook worden betrokken bij de uitwerking van het zogenoemde 'toetsingskader': de criteria aan de hand waarvan de verbetervoorstellen zullen worden beoordeeld.

De commissie is op 8 maart 2005 voor de eerste maal bijeen geweest. De commissie zal uiterlijk 1 april 2006 haar eindrapport uitbrengen.

Ik had de heer Blankert bereid gevonden het voorzitterschap van deze commissie op zich te nemen. Ik heb zeer veel vertrouwen in deze voorzitter en in de leden van de commissie en ik heb geen enkele twijfel over de onafhankelijkheid en kundigheid van de heer Blankert. Ik acht hem zeer capabel en hij heeft geen enkel belang in het Schipholbeleid dat nu wordt geëvalueerd.
De heer Blankert heeft echter geen behoefte om te werk te gaan in een situatie waarin uw vertrouwen niet volledig is, en ziet af van zijn eerdere aanbod. Ik betreur dat zeer, maar respecteer zijn beslissing. De heer Blankert heeft overigens geen betrokkenheid gehad bij de Schipholwet die nu wordt geëvalueerd. De heer Blankert is in 1998 vanuit VNO-NCW korte tijd betrokken geweest bij een platform (TOPS) dat over de problematiek van Schiphol ten tijde van het vierbanenstelsel heeft geadviseerd.

Op dit moment ben ik op zoek naar een gelijkwaardige vervanger van de heer Blankert. Ik informeer u zodra ik de commissie compleet heb.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

mw drs M.H. Schultz van Haegen