Rijksuniversiteit Groningen

032 - 'Play offs in het voetbal waardeloos systeem'

Datum: 22 maart 2005

Play off wedstrijden zullen absoluut niet helpen om de sterkste Nederlandse voetbalteams te laten deelnemen aan de Europese competities. Dit stelt hoogleraar sporteconomie Ruud H. Koning in zijn oratie die hij op 22 maart 2005 uitspreekt aan de Rijksuniversiteit Groningen. De KNVB hoopt in de toekomst te voorkomen - bijvoorbeeld met een play off systeem - dat de gelukkigste, en niet de beste teams 'Europa in gaan'. Koning becijferde dat play offs eerder het tegendeel bewerkstelligen. Verder legt de sporteconoom in zijn oratie uit dat slechts 75 procent van de landskampioenen voetbal terecht de schaal winnen en dat het wereldrecord vérspringen volgens de statistiek nooit de grens van 9,04 meter zal doorbreken -bij de huidige stand van de techniek.

Voorafgaand aan de oratie is er een internationaal, tweedaags congres over sporteconomie. Zoals in de Verenigde Staten al eerder, is in de laatste vijftien jaar ook in Europa de sporteconomie tot ontwikkeling gekomen, met name geïnspireerd door de commercialisering van het betaalde voetbal. Sporteconomen analyseren sport, in de meest brede zin van het woord, als een economische activiteit. Dat wil zeggen, hoe kunnen schaarse middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet om bepaalde doelen te bereiken?

Waardeloos

De kans dat, op basis van uitsluitend de reguliere competitie, de twee beste in plaats van de twee fortuinlijkste voetbalteams zich plaatsten voor de (voorronde) Champions League is 55 procent. `De eindrangschikking in de competitie komt nu eenmaal voor een deel door "een beetje geluk op de juiste momenten" tot stand', berekende Koning. `Via de voorgestelde play off wedstrijden krijgt idealiter het team dat eigenlijk tweede had moeten worden, maar door pech lager eindigde, alsnog een kans. Toch kan datzelfde team ook in die play offs natuurlijk weer verliezen. Met name vanwege dit zeer onzekere karakter blijkt de kans dat we de twee beste teams overhouden te dalen naar slechts 38 procent. De play offs zijn dus een waardeloos systeem om een sterkere deelname aan Europese toernooien te bereiken, zoals de KNVB wenst.'

Toeval uitsluiten

De hoogleraar trekt zijn conclusies uit een vergelijking tussen een gesimuleerde, 'ideale' competitie en de daadwerkelijke uitslagen. De ranglijst zoals die nu wordt vastgesteld na een volledige voetbalcompetitie met uit- en thuiswedstrijden tegen elke tegenstander, wordt door veel mensen beschouwd als de `eerlijkste' methode. `Maar het spelen van twee, drie of vier keer tegen elke tegenstander zou een preciezere eindstand opleveren', aldus Koning. `Want daarmee sluit je toeval uit. Toeval speelt, zeker in sporten als voetbal waarin slechts weinig doelpunten worden gemaakt, een belangrijke rol. In de praktijk stuit het op onoverkomelijke praktische bezwaren, maar in een statistisch model kunnen we de competitie op de computer natuurlijk uit net zoveel ronden laten bestaan als we zelf willen. Tienduizend dus. Dat levert een ranglijst op die niet meer het gevolg is van toeval, maar alleen de daadwerkelijke kwaliteiten van de teams reflecteert.'

Terechte kampioen

Door de eindstand die voorkomt uit de statistische experimenten van de sporteconoom te vergelijken met de werkelijke eindstand, wordt duidelijk of de kampioen een terechte winnaar is en niet een toevallige. Koning: `We hebben, op basis van de resultaten over de elf afgelopen seizoenen, berekend dat de kans dat het team met statistisch de beste kwaliteiten inderdaad ook de competitie wint, varieert van 45 tot bijna 100 procent. Gemiddeld genomen is de kans op een terechte kampioen 75 procent.'

Record verspringen

Het modelleren van relatief zeldzame gebeurtenissen is zowel in de economie als de sport interessant. Zo willen banken en verzekeraars extreme risico's die zij lopen kwantificeren en willen organisatoren van sportevenementen de kans op wereldrecords inschatten, met name als dit leidt tot extra bonussen voor de atleet. Koning: `Bij het voorspellen van topprestaties is informatie over gemiddelde atleten nauwelijks informatief. Het wereldrecord verspringen staat bijvoorbeeld op 8,95 meter. Bij het voorspellen op de kans van verbetering daarvan, gebruiken we alleen de sprongen boven de 8,35 meter. In 37 jaar is dat slechts 92 keer gebeurd. De zogenaamde `extreme waarden theorie' biedt hier hulp. De verdeling van die sprongen blijkt begrensd te zijn en die grens ligt op 9,04 meter. Dit is een schatting voor het ultieme record dat, met de huidige stand van techniek, gesprongen zou kunnen worden."

Noot voor de pers


-