Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
5 april 2005
Ons kenmerk
RWS/UTVCNL/2005/1443
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

-
Uw kenmerk
2040510420
Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens mijn collega van Economische Zaken de antwoorden toekomen op de Kamervragen van de leden Aptroot en Luchtenveld inzake autobergingsproblematiek.


1. Welke stappen zet u om de door de rechtbank te Rotterdam in een uitspraak, betreffende de "autobergers versus de Staat" gedaan op 22 december 2004, geconstateerde ernstige beperking van mededinging op te heffen? Dient de oorspronkelijke ontheffing van de NMa voor de eerste berging nu niet te worden ingetrokken? Zo neen, waarom niet?


1. Ik hecht eraan allereerst te benadrukken dat de Rechtbank te Rotterdam niet heeft geconstateerd dat het stelsel van Incident Management leidt tot een ernstige beperking van de mededinging. De Rechtbank oordeelt niet dat de Mededingingswet wordt overtreden. De Rechtbank heeft zich niet uitgesproken over de vraag of de ontheffing dient te worden ingetrokken.

In de rechterlijke procedure heeft een aantal bergers onder andere betoogd dat het huidige stelsel van Incident Management zou leiden tot een verstoring van de mededinging op het gebied van zogeheten tweede berging en vervangend vervoer. De Rechtbank is van oordeel dat de d-g NMa de klacht van deze bergers op dit punt beter had moeten onderzoeken. De Rechtbank verwijst de zaak terug naar de d-g NMa, die nu een (nieuw) besluit op bezwaar moet nemen. De d-g NMa heeft na bestudering van de uitspraak besloten dit nader onderzoek te gaan verrichten.
2. Klopt het dat besloten is tegen deze uitspraak niet in beroep te gaan? Zo ja, waarom niet?


2. De d-g NMa heeft geen hoger beroep ingesteld omdat hij het oordeel van de Rechtbank volgt en een nader onderzoek zal verrichten.


3. Kunt u aangeven hoe de dienstverlening onder het stelsel van Incident Management werkt, zoals ten aanzien van de wachttijden, en of de hulpverlening adequaat is?

3. Hulpverlening en dienstverlening zijn twee verschillende taakvelden. Dienstverlening, het afvoeren van gestrande voertuigen is een private aangelegenheid. Eerstelijns hulpverlening aan slachtoffers bij incidenten is een taak van de wettelijk daarvoor aan-gewezen hulpverleners als politie, brandweer en ambulancediensten. Ik heb geen signalen dat dit niet op orde is. De dienstverlening van bergingsbedrijven in het kader van Incident Management voor het afvoeren van gestrande motorvoertuigen is in

orde. Behoudens enkele uitzonderingen worden er geen overschrijdingen van de aanrijdtijden geconstateerd.
Ik wijs u hierbij tevens op mijn brief van 20 september 2004 aan de Tweede Kamer (TK 2003-2004, 29 200 XII, nr. 159), waarin deze verantwoordelijkheden zijn aangegeven.


4. Klopt het dat door het niet inzetten van de dichtstbijzijnde bergingsbedrijven de wachttijden langer zijn en dat soms de benodigde hulpverleningsvoertuigen ontbreken? Wat is hierover uw mening?

4. In een situatie met marktwerking wordt niet altijd de dichtstbijzijnde berger gecontracteerd. Een en ander is afhankelijk van de prijs/kwaliteit verhouding van de inschrijving van de bergingsbedrijven. Zoals reeds bij vraag 3 aangegeven zijn er behoudens enige uitzonderingen geen structurele overschrijdingen van de aanrijdtijden van bergingsbedrijven geconstateerd.
De doelstelling van Incident Management is om de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen. Dit door gezamenlijk kwaliteitseisen op te stellen en met deze kwaliteitseisen de markt te benaderen. Door periodieke aanbestedingen gaat er een goede prikkel uit aan de gecontracteerde bedrijven om de kwaliteit te waarborgen. Hierdoor ontstaat er een open markt voor alle bergingsbedrijven. De in het kader van Incident Management gecontracteerde personenautobergers hebben allen de contractuele verplichting om binnen een tijd van 20 minuten na ontvangst van de melding ter plaatse te zijn op de incidentlocatie. Hierbij wordt uitgegaan van een situatie van ongehinderd verkeer. Voor wegen, welke door de wegbeheerder zijn aangewezen als Incident Management wegen, geldt voor de zogenaamde 'zware berging' een aanrijtijd van 30 minuten. Bij deze zware berging wordt het dichtstbijzijnde geselecteerde bedrijf ingezet.


5. Is het waar dat op 8 maart 2005 het méér dan 4 uur en 15 minuten heeft geduurd voordat op de Rijksweg Santpoort-Velsen een bergingsvoertuig ter plaatse kwam waardoor de Rijksweg al die tijd geblokkeerd was? Zo ja, wat vindt u hiervan?

5. Ja. Het is correct dat het op 8 maart 2005 ruim 4 uur heeft geduurd eer er een berger ter plaatse is gekomen die het voertuig kon bergen. Het betrof hier een ongeval met een geschaarde buitenlandse vrachtauto. De eerst ingezette zware berger was binnen een redelijke tijd aanwezig. Dit bedrijf is aan de berging begonnen maar bleek niet in staat om het voertuig te bergen in verband met het defect raken van het bergingsvoertuig. Dit bedrijf heeft haar werkzaamheden dan ook beëindigd om verdere schade te voorkomen.
De politie heeft vervolgens diverse andere bergingsbedrijven (6) gevraagd om de berging uit te voeren, doch deze bedrijven hebben om uiteenlopende oorzaken aangegeven dat ze deze berging niet konden uitvoeren alvorens een ander bergingsbedrijf bereid was om de berging uit te voeren. De weg is al deze tijd geblokkeerd geweest.
De Rijksweg in Velsen (verbindingsweg tussen de N202 en de A208) is een weg in beheer bij de gemeente. Op deze weg is geen Incident Management van toepassing. De eigenaar/houder van het voertuig is formeel de eerst aangewezene voor het verwijderen van het voertuig. De kosten voor de inzet van de berger komen dan ook voor rekening van de eigenaar/houder van het voertuig. Het bergingsbedrijf dient

deze kosten zelf te verhalen. Dit is de situatie zoals deze tot 1999 in heel het land gold.
Door Incident Management van toepassing te verklaren op deze wegen kan de wegbeheerder maatregelen treffen om stremmingen op een vlotte en adequate wijze op te heffen.
De Provincie Noord-Holland overweegt om op korte termijn Incident Management van toepassing te verklaren op een deel van haar wegennet ter bevordering van de doorstroming en het voorkomen van files. Het is waarschijnlijk dat als er Incident

Management van toepassing was geweest de stremming van kortere duur was

geweest.


6. Klopt het dat bij eerdere ongevallen ernstige verwondingen en zelfs dodelijke slachtoffers als gevolg van de lange wachttijden te voorkomen waren geweest indien er géén beperkingen waren bij het inschakelen van de berger die het snelst aanwezig kan zijn of over het benodigde hulpverleningsvoertuig beschikt? Zo neen, kunt u dan schetsen hoe de huidige stand van zaken is?


1. Nee. Zoals bij beantwoording van vraag 3 reeds is aangegeven, is hulpverlening aan slachtoffers bij incidenten een taak van de wettelijk daarvoor aangewezen hulpver-leners als politie, brandweer en ambulancediensten. Ik heb geen signalen dat deze hulpverlening niet in orde is. Ik wijs u hierbij op mijn brief van 20 september 2004

aan de Tweede Kamer (TK 2003-2004, 29 200 XII, nr. 159), waarin deze verantwoordelijkheden van de brandweer zijn aangegeven.


7. Deelt u de mening dat zowel de berichten over falende hulpverlening als de rechtelijke uitspraak betekenen dat er met spoed een nieuwe regeling moet komen? Zo neen, waarom niet?

7. Nee. De huidige regeling voldoet goed. Zie ook de beantwoording van vraag 1, 3 en 6.


8. Wanneer komt u met een nieuwe regeling die zowel adequate hulpverlening als concurrentie zeker stelt?

8. Hulpverlening aan slachtoffers bij incidenten is een taak van de wettelijk daarvoor aangewezen hulpverleners als politie, brandweer en ambulancediensten. Bergings-bedrijven zijn geen wettelijke hulpverleners. Bergingsbedrijven worden alleen ingezet voor de afvoer van gestrande voertuigen. De afvoer van gestrande voertuigen is een private zaak. Zie voor meer informatie mijn brief van 20 september 2004 (TK 2003-2004, 29 200 XII, nr. 159).


9. Bent u bereid per direct een noodmaatregel te treffen die snelle en adequate berging mogelijk maakt, zoals in het verleden, met de mogelijkheid om alle bergers die aan de eisen van snelheid en kwaliteit voldoen in te schakelen? Zo neen, waarom niet?

9. Nee. Zoals ik reeds in 2002 heb aangegeven kan ik niet in private contracten ingrijpen. Ik zie daarnaast geen noodzaak om de private partijen op te roepen te komen met andere oplossingen omdat de dienstverlening niet in orde zou zijn.


10. Dient het dwingend bepalen van de berger door de verzekeraars, die door eigen afspraken en voorkeuren de keuze voor de beste berger direct na het incident onmogelijk maken, niet te worden beëindigd? Zo neen, waarom niet?

10. In een situatie zoals de Nederlandse, met marktwerking tussen verzekeraars, alarmcentrales en bergingsbedrijven is het aan de markt tot een optimale dienstverlening te komen voor de klanten van deze bedrijven (consument). Hierbij zal zowel door de

opdrachtnemer als de opdrachtgever een afweging gemaakt moeten worden tussen kwaliteit en prijsstelling. In een situatie met marktwerking zullen er altijd gecontracteerde en niet gecontracteerde bergingsbedrijven blijven. Hierdoor zal er een prikkel uitgaan naar bergingsbedrijven om binnen een redelijke prijsstelling hun diensten

volgens afgesproken kwaliteit aan te bieden.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs