Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad Postbus 90801 De heer dr. H.H.F. Wijffels 2509 LV Den Haag Postbus 90405 Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 2509 LK `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer

SV/F&W/2005/25494

Onderwerp Datum Contactpersoon Ontwerpadvies over de 5 april 2005
toekomstbestendigheid van de WW

Geachte heer Wijffels,

Het kabinet heeft kennis genomen van het ontwerpadvies van 1 april 2005 (achterbanversie) over de toekomstbestendigheid van de werkloosheidswet, op basis waarvan de Sociaal Economische Raad in zijn vergadering van 15 april 2005 naar verwachting zal adviseren.

Met het oog op het zorgvuldig verstaan van het uiteindelijke advies wil het kabinet enkele vragen onder uw aandacht brengen.

· Wekeneis: In het ontwerpadvies wordt voorgesteld de wekeneis beperkt aan te scherpen. Door het beperkt aanscherpen van de wekeneis volstaat een minder sterke band met de arbeidsmarkt en worden seizoenswerkloosheid en andere vormen van herhalingswerkloosheid veel minder teruggedrongen dan in de kabinetsplannen. Het participatiebevorderend effect dat kan worden verwacht zal zich minder voordoen. Hoe kan worden voorkomen kan dat ook bij een gering recent arbeidsverleden bij herhaling recht op WW ontstaat? Kan in dit verband ook worden aangegeven of verwacht mag worden dat dit tot gedragseffecten zal leiden, bijvoorbeeld doordat werkgevers en werknemers tijdelijke contracten van 27 weken overeenkomen in plaats van halfjaarscontracten?

· Uitkeringsvoorwaarden WW: In het ontwerpadvies wordt voorgesteld de maximale uitkeringsduur te beperken tot 3 jaar en 2 maanden en de wekeneis aan te scherpen tot een half jaar en 1 week (27 weken). Kan worden aangeven wat de ratio is van een detaillering van 2 maanden en 1 week (bezien vanuit de logica van het uitkeringssysteem?)

· Uitkeringshoogte: In het ontwerpadvies wordt voorgesteld de uitkering gedurende de eerste 2 maanden naar 75% te verhogen. Dit zal de armoedeval aan de onderkant van de arbeidsmarkt verscherpen. De in aanvang hogere uitkering zal tot gevolg kunnen hebben dat de WW een meer aantrekkelijk alternatief wordt in sectoren waar met cyclische en seizoenswerkloosheid. Op welke wijze kunnen deze negatieve effecten voor de

2

onderkant van de arbeidsmarkt en voor sectoren met cyclische en seizoenwerkloosheid, voorkomen worden?

· Vervroegde uittreding: De WW wordt door duurverkorting minder aantrekkelijk als route voor vervroegde uittreding. Met name de in het ontwerpadvies voorgestelde ongetoetste uitkering voor werknemers van 60 jaar en ouder geeft werknemers eventueel nog steeds een mogelijkheid de arbeidsmarkt met 60 jaar te verlaten. Hoe kan voorkomen worden dat de inkomensvoorziening voor oudere werknemers alsnog als route voor vervroegde uittreding gaat fungeren? Kan in dit verband ook worden aangegeven wat met de tijdelijkheid van de IOW (evaluatie in 2010) beoogd is? Ziet de tijdelijkheid van de IOW op de huidige populatie van oudere werknemers?
· Sollicitatieplicht: In het ontwerpadvies wordt een individuele ontheffingsbevoegdheid voor UWV voorgesteld voor werknemers van 50 jaar en ouder, zowel in de WW als de IOW, op grond van individuele omstandigheden en de situatie op de arbeidsmarkt. Een apart aandachtspunt vormen de uitvoeringskosten. Hoe kan voorkomen worden dat de individuele vrijstelling van de sollicitatieplicht in de praktijk uitwerkt als een meer generieke vrijstelling? Wat wordt bedoeld met de vrijstelling in verband met de situatie op de arbeidsmarkt?

· Preventie en reïntegratie: De aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid ter bevordering van preventie van werkloosheid en reïntegratie van werkloze werknemers zijn niet belegd met geldbedragen ter zake van de instrumenten en kunnen om die reden niet gekwantificeerd worden. Kunnen de inspanningsverplichting in deze aanbeveling geconcretiseerd en gekwantificeerd worden, zodat zij beter op hun effecten geschat kunnen worden?

· Poortwachterstoets: Kan de SER dit punt verder concretiseren door aan te geven waar deze toets uit dient te bestaan?

· Financiering: In het ontwerpadvies worden voorstellen gedaan voor een nieuw financieringsregime voor de WW. Deze voorstellen leiden er toe dat een veel groter deel van de werkloosheidslasten uit de algemene middelen betaald gaat worden. Deze lastenverschuiving en het afschaffen van de Awf-franchise zal vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt en voor niet-werknemers tot substantiële inkomenseffecten leiden. In totaal zal een bedrag van circa 2 mlrd meer uit de algemene middelen betaald gaan worden, hetgeen zou leiden tot grote koopkracht- en lasteneffecten voor werkgevers en werknemers. Daarnaast zullen de arbeidskosten aan de onderkant van de arbeidsmarkt stijgen. De raad bepleit een geleidelijke invoering voor het nieuwe financieringsregime en geeft aan deze problematiek in het perspectief van structureel lastendekkende premies te zullen betrekken bij het advies over het sociaal-economische beleid op middel lange termijn. In dit verband is de vraag aan de orde of deze koopkrachteffecten acceptabel zijn, hoe ze gemitigeerd kunnen worden en of een begaanbaar scenario geschetst kan worden voor de invoering van het voorgestelde financieringsregime? In hoeverre hebben de voorstellen uit het advies wat betreft het financieringsregime ook betrekking op de collectieve sector?

· Beleidsvrijheid sectoren: In het ontwerpadvies wordt beleidsvrijheid voor sectoren voorgesteld om de wachtgeldpremie vast te stellen. Op dit moment worden de wachtgeldpremies lastendekkend en op louter fondstechnische overwegingen vastgesteld. Betekenen de voorstellen van de SER dat ook andere dan fondstechnische overwegingen een rol gaan spelen bij de vaststelling van de wachtgeldpremie en dat ook andere nader te bepalen sectorale uitgaven uit deze premies bekostigd gaan worden?

3


· CPB-analyse: Op verzoek van de SER heeft het CPB de voorstellen in het advies doorgerekend. Het CPB concludeert dat vanwege de introductie van de nieuwe regelingen voor oudere werklozen, het totale uitkeringsvolume in de SER-voorstellen daalt met 37 000.(t.o.v. de 43.000 in de kabinetsvoorstellen). De door de SER voorgestelde hervorming van het uitkeringssysteem levert naar schatting structureel van het CPB circa 180 mln euro minder besparingen op dan de kabinetsplannen. Deelt de Raad de analyse van het CPB?

Ik verzoek u de hiervoorgenoemde vragen te betrekken bij uw definitieve advisering.

Hoogachtend,
de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)