Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
19 april 2005
Ons kenmerk
DGTL/05.003869
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

1 (apart verzonden PDF)
Uw kenmerk
Griffienr. 127752.151
Onderwerp
Uitvoering motie-Baarda

Geachte voorzitter,

In uw brief van 29 maart 2005 gaat u in op het Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat tot wijziging van het Instellingsbesluit Commissie Deskundigen Vliegtuiggeluid 2003 (hierna te noemen: het wijzigingsbesluit). U schrijft dat uw Commissie van mening is dat de formulering van de toelichting bij het wijzigingsbesluit onzorgvuldig is en tot verwarring kan leiden.

Het wijzigingsbesluit, dat op verzoek van de Tweede Kamer is genomen, is bedoeld als een extra waarborg voor een juiste en zorgvuldige uitvoering van de motie-Baarda en de beantwoording van de aanvullende vragen daarbij. Dat juist die extra waarborg bij u reden tot zorg heeft gegeven, verbaast mij dan ook, niet in de laatste plaats omdat naar mijn mening de tekst van de toelichting op het wijzigingsbesluit juist naadloos aansluit bij op de motie-Baarda. In deze motie staat immers:
'(..) indien en voor zover (..) mocht blijken dat niet is voldaan aan de in de overgangsartikelen XI t/m XIII van het onderhavige wetsvoorstel neergelegde randvoorwaarden voor een gelijkwaardige overgang en dus gelijkwaardigheid met het stelsel van de PKB Schiphol en omgeving niet bestaat, (..)'
Met andere woorden: als wordt voldaan aan de overgangsartikelen, dan is er sprake van gelijkwaardigheid, dus het toetsen van de gelijkwaardige overgang dient te geschieden door te toetsen of wordt voldaan aan de overgangsartikelen in de wet.

Uit uw brief maak ik op dat u desondanks zorgen hebt dat door deze tussenstap van de overgangsartikelen de PKB zelf uit beeld dreigt te verdwijnen. Een rechtstreekse toets op gelijkwaardigheid met de PKB is echter onmogelijk. 'Gelijkwaardig' is immers niet 'hetzelfde'. Zonder nader te definiëren wat 'gelijkwaardigheid' precies inhoudt zou dan slechts een opsomming van de verschillen en overeenkomsten tussen het huidige stelsel en de PKB mogelijk zijn, hetgeen reeds is gedaan in de eindevaluatie van de PKB, die in 2003 is aangeboden aan de Tweede Kamer (zie bijlage). Met de randvoorwaarden in de overgangsartikelen wordt beoogd het begrip 'gelijkwaardig met de PKB' zodanig te concretiseren, dat hierop wél een toets in het kader van de motie-Baarda kan worden uitgevoerd. Als u desondanks van mening bent dat de overgangsartikelen niet toereikend zijn, verzoek ik u concreet aan te geven op welke wijze de overgangsartikelen aanvulling behoeven. Ik hoop echter dat ik u met deze brief ervan heb kunnen overtuigen dat zowel ik als de Commissie-Eversdijk zullen handelen conform het gestelde in de motie-Baarda.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

mw drs M.H. Schultz van Haegen