Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verslag van de informele RAZEB ("Gymnich") in Chateau de Senningen in Luxemburg op 15 en 16 april 2005.

China

Het Voorzitterschap kreeg veel waardering voor agendering van de relatie met China. Er was sprake van consensus over het belang van versterkte economische samenwerking, alsook van de dialoog over kwesties als mensenrechten en regionale stabiliteit. De voorziene ontwikkeling van China tot economische supermacht diende gepaard te gaan met politieke hervormingen. De groeiende Chinese invloed moest niet als bedreiging worden gezien, maar aangegrepen worden om voortgang te boeken op dossiers als Noord-Korea en Burma, alsook milieubescherming.

Op basis van de bevindingen tijdens mijn recente reis naar China heb ik gesteld dat China zich momenteel intern oriënteerde op zijn regionale en mondiale aspiraties. Inzake de mensenrechten was van Chinese zijde gesteld dat met honderden miljoenen armen de eerste prioriteit lag bij economische en sociale zekerheden in de vorm van voedselvoorziening en huisvesting. Ik heb tevens gewezen op het belang van herstructurering van het rechtssysteem voor bijvoorbeeld het aantrekken van investeerders. De bestuurbaarheid van een land als China bleef de autoriteiten voor grote problemen stellen.

Voorts was mij nog eens duidelijk geworden hoe gevoelig de relatie tussen China en Japan op alle niveaus is. Terwijl de economische betrekkingen zeer nauw zijn, zijn de politieke verhoudingen tot het vriespunt gedaald. China meende dat Japan onvoldoende afstand had genomen van zijn militaire verleden en de wreedheden die tijdens de bezetting van China waren begaan. Onder de huidige omstandigheden zou het niet bereid zijn in te stemmen met een Japans permanent lidmaatschap van de VNVR. Met de aanvaarding van de anti-afscheidingswet - die volgens Chinese gesprekspartners slechts bestaand beleid had bevestigd - had Peking zich naar mijn inschatting misrekend, vanuit de veronderstelling dat opheffing van het wapenembargo een gelopen race was. Ik had de autoriteiten in Peking ook gewezen op de nadelige gevolgen van de wet. Een verbeterde relatie met Taiwan was ook in China's belang, bijvoorbeeld in het licht van Taiwanese investeringen op het Chinese vasteland. China besefte ongetwijfeld dat een oorlog met Taiwan niet in zijn belang zou zijn. Ten slotte heb ik versterking en verbreding van de EU-relatie met China bepleit (o.a. via een nieuwe samenwerkingsovereenkomst), alsook nadere bespreking van China's rol en relatie met landen als de VS, Japan en Australië.

Het Voorzitterschap constateerde dat de discussie over het wapenembargo als gevolg van de anti-afscheidingswet in een ander daglicht was komen te staan. Conform de Conclusies van de Europese Raad van 17 december 2004 zou verder gewerkt worden aan de afronding van de EU-Gedragscode betreffende wapenuitvoer en de 'Toolbox'. Tegelijkertijd zou Peking worden aangemoedigd voortgang te boeken op het vlak van de mensenrechten en de regionale stabiliteit. HV Solana zal worden gevraagd op korte termijn de relatie met China nader te bespreken in Washington.

Strategisch Partnerschap met Middellandse Zee en Midden-Oosten regio's

Er was sprake van overeenstemming over de noodzaak van effectiever en zichtbaarder gebruik van het EU-instrumentarium bij de bevordering van hervormingen in onderhavige regio's, zonder daarbij het belang van 'ownership' bij de betrokken landen uit oog te verliezen. Het was zaak om in bestaande fora en met bestaande instrumenten nieuwe terreinen van samenwerking te ontginnen. Veel sprekers stelden dat het tienjarig bestaan van het Barcelona-proces moest worden aangegrepen om dit proces nadere richting te geven. De Commissie heeft in dat verband drie prioriteiten gesteld: onderwijs (streven naar 50% stijging financiële steun voor onderwijs, inclusief vergroting aanbod beurzen voor vrouwen), economische groei (vrijhandelszone vóór 2010, meer zuid-zuid handel in kader Agadir-proces) en democratisering/ mensenrechten. Voor wat betreft dit laatste werd gewezen op recente positieve ontwikkelingen in de Arabische wereld (incl. verkiezingen in Irak). Van verschillende zijden werd gesteld dat ook de EU hieraan had bijgedragen, maar dat dit onvoldoende over het voetlicht werd gebracht. Nog te vaak werd de EU in de beeldvorming gezien als geldschieter zonder een duidelijke koers. Als concrete mogelijkheden voor een EU-ondersteunende rol werden genoemd steun bij het opzetten van lokale waarnemingsmechanismen (verkiezingen, mensenrechten) en versterking van het maatschappelijk middenveld in betrokken landen. Veel sprekers legden de nadruk op de dialoog met en tussen civil societies; er waren veel steunbetuigingen voor de Anna Lindh Stichting, die volgende week van start gaat.

In mijn interventie heb ik gesteld dat terugkijkend op tien jaar Barcelona-proces het resultaat over de hele linie enigszins teleurstellend was. De grote financiële investeringen hadden zich niet op bevredigende wijze vertaald in tastbare resultaten. De Unie moest dit proces dan ook meer focus geven en er moest meer resultaatgericht te werk worden gegaan. Voorts heb ik aangegeven dat de vertegenwoordiging van een aantal EU-lidstaten op politiek niveau, waaronder Nederland, bij het ministeriele EU-GCC overleg in Bahrein door de Arabische partners was gewaardeerd. Gebleken was dat samenwerking op het gebied van politieke hervormingen - anders dan bijvoorbeeld over veiligheidskwesties als terrorisme en non-proliferatie - zeer gevoelig lag omdat dit wordt gezien als inmenging in binnenlands-politieke processen. Dit vraagt om een voorzichtige aanpak. Tijdens bilaterale ontmoetingen en marge van dit overleg klonk bij betrokken landen tegelijkertijd ook het besef door dat veranderingen nodig en ook gaande zijn. Meer en beter onderling contact was dan ook aangewezen en daartoe kon ook een versterkte Commissie-presentie in de regio nuttig zijn.

Zuidelijke Kaukasus

De ministers constateerden dat oplossingen voor de 'bevroren conflicten' in de Zuidelijke Kaukasus en stabiliteit in regio (inclusief adequate controle van de grenzen) ook van belang was voor onze veiligheid in de Unie. De verwachting was dat de toegenomen EU-betrokkenheid en -zichtbaarheid - met name door openstelling van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENP) voor Georgië, Armenië en Azerbeidzjan - zal leiden tot meer invloed van de EU in de regio. Het Voorzitterschap gaf aan bij de RAZEB van 25 april een besluit te willen nemen over begin van onderhandelingen met de genoemde landen over de Actieplannen. Tegelijkertijd moesten geen valse verwachtingen worden gewekt, want een toetredingsperspectief was niet aan orde.

De discussie spitste zich toe op de spanningen tussen Georgië en Rusland over onder meer de kwestie Zuid-Ossetië. Het was cruciaal dat partijen zich constructief zouden opstellen en zich niet tot geweld zouden laten verleiden om een einde te maken aan deze slepende kwestie. Na de beëindiging van de OVSE Border Monitoring Operation (BMO) in Georgië hebben de aan de OVSE deelnemende landen onlangs besloten tot het opzetten van een Border Guard Training Operation, die zal bestaan uit ongeveer 20 tot 30 man. Een mogelijke EU-rol ter ondersteuning hiervan, alsook bij het monitoren van de grens, wordt momenteel nader onderzocht. De EU ondersteunt de OVSE-trainingsmissie, die tot doel heeft de Georgiërs klaar te stomen om zelf hun grenzen te monitoren.

Ik heb gesteld dat de Actieplannen in het kader van het ENP ook gebruikt zouden moeten worden in het kader van conflictpreventie en -oplossing in de regio, bijvoorbeeld via juridische advisering (inzake autonomie) en vertrouwenwekkende maatregelen (inclusief grensmonitoring). De EU moest een sterkere politieke rol spelen in deze regio, door als zodanig deel te nemen in bestaande onderhandelingsfora onder leiding van VN en OVSE. Zonodig diende het mandaat van de EU Speciale Vertegenwoordiger voor de Zuidelijke Kaukasus te worden versterkt. Het gehele beschikbare instrumentarium (incl. de nieuwe mogelijkheden onder het ENP) dienen meer resultaat-gericht te worden ingezet. Tegelijkertijd moest de EU hierover ook nader spreken met Moskou; minister Lavrov had recent tegenover mij aangegeven dat stabiliteit in deze regio eveneens van groot belang was voor Moskou.

Wit-Rusland

Er was sprake van een breed gedragen zorg over de situatie in Wit-Rusland, waar president Loekasjenko zijn greep op de samenleving verder versterkte (onder andere via reisrestricties) en de oppositie/civil society zwakker waren dan in bijvoorbeeld Georgië en Oekraïne. Overeenstemming bestond over de noodzaak het EU-instrumentarium effectiever te gebruiken, waarbij de nadruk moest liggen op studentenuitwisselingen, meer samenwerking met en tussen NGO's, en steun voor onafhankelijke media. De voordelen van een eventuele deelname in het ENP (wanneer eenmaal sprake zou zijn van een meer democratische regering) moesten beter worden uitgelegd. Landen als Oekraïne konden daarbij een positieve rol spelen. Vrijwel alle sprekers bepleitten opening van een Commissie-kantoor in Minsk. Commissaris Ferrero-Waldner stelde dat dit in overweging werd genomen. Ze erkende het belang van een aanwezigheid ter plaatse en suggereerde de mogelijkheid om als eerste stap een vertegenwoordiger vanuit de EU-delegatie in Kiev in Minsk te plaatsen. De Commissie had voor dit jaar 12 miljoen Euro beschikbaar voor Wit-Rusland via verschillende instrumenten, deels via de overheid, doch grotendeels rechtstreeks ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld.

OVSE

Tijdens de afsluitende lunch met de vier kandidaat-lidstaten werd gesproken over de OVSE. Deze organisatie verkeerde momenteel - 30 jaar na de Helsinki-akkoorden - in een crisis, als gevolg van de Russische opstelling. Veel waarde werd dan ook gehecht aan het ingestelde Panel of Eminent Persons, dat zich momenteel buigt over de hervorming van de organisatie. De EU zou zich - als grootste financiële contribuant - actief opstellen in deze discussie. Voor de begrotingskwestie zou volgend jaar een structurele oplossing moeten worden gevonden, waarbij Rusland wat minder en VS wat meer zouden moeten gaan betalen. Voorts zal een balans gevonden moeten worden tussen de drie dimensies (politiek-militair, economie, menselijk). Hoewel door enkele GOS-staten kritiek werd uitgeoefend op de menselijke dimensie waren in de afgelopen jaren juist hier successen geboekt.

De OVSE bleef een belangrijke organisatie voor de bevordering van veiligheid in de meest brede zin, zoals thans ook weer bleek uit de activiteiten in Kirgizië. De OVSE zou het politieke proces daar blijven faciliteren (en had daartoe meer mankracht nodig ter plekke) zonder partij te worden en naar verwachting ook de voorziene vervroegde presidentsverkiezingen op 10 juli a.s. waarnemen. De Sloveense OVSE-voorzitter had ook de Hoge Vertegenwoordiger inzake de Nationale Minderheden Ekeus uitgenodigd naar Kirgizië af te reizen, om daar onder andere de situatie van de Russische minderheid te bezien. Kroatië toonde zich bereid om OVSE-monitoring toe te laten bij rechtszaken die het ICTY zou overdragen aan Kroatische rechters.Turkije toonde zich verbaasd over kritiek op de menselijke dimensie aangezien juist op dat vlak meer werk nodig was gezien de culturele verschillen; niet alleen met betrekking tot intolerantie en antisemitisme, maar ook islamfobie.


---- --