Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer Intercom/2005/26370

Onderwerp Datum Contactpersoon Verzamelbrief april 2005 20 april 2005 Gemeenteloket

Door middel van deze brief informeer ik u over enkele relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen.


1. Tegemoetkoming AOW- gerechtigden en gevolgen voor de uitkeringen ingevolge de WWB, de IOAW, de IOAZ en de WWIK van de gewijzigde definitie van het netto minimumloon met ingang van april 2005. (bijlage: pagina1 t/m 8)
Onlangs is het wetsvoorstel houdende aanvulling van het inkomen van ouderen met een bescheiden inkomen en aanpassing berekening vakantie-uitkering voor uitkeringsgerechtigden (Wet inkomensaanvulling 2005; Kamerstukken II, 2004/2005, 30 005) door het parlement aangenomen. Met dit wetsvoorstel wordt invulling gegeven aan de motie Verburg (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 800 XV, nr. 52). Dit wetsvoorstel voorziet mede in een wijziging van enkele sociale zekerheidswetten. De wijziging bestaat uit een aanpassing van de definitie van het begrip netto minimumloon waaraan de bijstandsnormen en andere uitkeringen zijn gekoppeld. Door de voorgestelde berekeningswijze van het nettominimumloon te volgen kunnen beoogde netto effecten van voorgenomen beleid op het terrein van belasting en premies beter tot uitdrukking worden gebracht in de uitkeringen. Hierbij doe ik mededeling van de gevolgen voor de aan het nettominimumloon gekoppelde normbedragen en grondslagen.

De in de oude definitie opgenomen bepaling dat de in aanmerking te nemen vakantie- uitkering moet worden berekend met toepassing van de tabel bijzondere beloningen is geschrapt. De in het nettominimumloon begrepen vakantie-uitkering wordt na aanvaarding van het wetsvoorstel gedefinieerd als het verschil tussen het bruto-netto traject van het WML inclusief 8% vakantie-uitkering en het bruto-netto traject van het WML exclusief vakantie-uitkering. Wat dit concreet betekent, kunt u nalezen in de bijlage bij deze verzamelbrief of op gemeenteloket.szw.nl.


2. Kinderalimentatie en verhaal
In de WWB en de bijbehorende invoeringswet is rekening gehouden met de komst van een nieuw kinderalimentatiestelsel. Invoering op korte termijn is op dit moment niet aan de orde. Het feitelijke invoeringsmoment is afhankelijk van de verdere afhandeling van dit wetsontwerp, waarover naar verwachting later dit jaar meer duidelijkheid komt. In dit verband wordt, mede op verzoek vanuit de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Tweede Kamer, nogmaals benadrukt dat tot de invoering van een nieuw kinderalimentatiestelsel de Abw-verhaalswetgeving onverkort van kracht blijft als gemeentelijke bevoegdheid. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de bijlage bij deze verzamelbrief. (bijlage: 9)


3. Innovatieprogramma Werk en Bijstand (IPW) 2005 (bijlage: pagina 10 t/m 11) Subsidieaanvragen voor innovatie projecten in het kader van het IPW kunnen voor het jaar 2005 worden ingediend in de periode van 1 april tot en met 31 mei 2005. Hiervoor is het subsidiekader 2005 vastgesteld, dat op hoofdlijnen overeenkomt met het subsidiekader van 2004. Wat in het subsidiekader van 2005 nieuw is, is dat het aanvragen van de IPW subsidie nu digitaal verloopt via het gemeenteloket (gemeenteloket.szw.nl) Daar vindt u ook de volledige tekst van het subsidiekader 2005. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de bijlagen bij deze verzamelbrief.


4. Toelichting op onderdeel Beleid uit Verslag over de uitvoering WWB 2004 (bijlage: pagina 12)
Het Verslag over de uitvoering WWB 2004 (pag. 4) bevat een onderdeel `Beleidsinformatie overgangssituatie 2004'. Het Verslag over de uitvoering WWB 2004 kunt u vinden op gemeenteloket.szw.nl. Uit een vraag van een gemeente is gebleken dat er onduidelijkheid kan bestaan over de aan te leveren informatie. In de bijlage bij deze verzamelbrief vindt u een aanvullende toelichting op het onderdeel `Beleidsinformatie overgangssituatie 2004'.


5. Uitkeringsgerechtigden aan de slag in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw (bijlagen: 13 t/m 16)
Op 15 maart 2005 heb ik de Tweede Kamer een notitie gestuurd over de deelname van uitkeringsgerechtigden aan de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw1. Uit het voorstel 'Van het land' dat ik op 16 december 2004 ontving van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) bleek dat deze deelname minimaal is. Hiertegenover staan iets meer dan 20.000 tewerkstellingsvergunningen die verleend zijn voor seizoenarbeid in deze sector, met name voor inschakeling van Polen. De RWI heeft diverse voorstellen gedaan om deze problematiek aan te pakken, waaronder het voorstel dat uitkeringsgerechtigden in dienst treden bij een detacheringsbedrijf dat functioneert als `tussenwerkgever'.


1 Notitie Uitkeringsgerechtigden aan de slag in de land- en tuinbouw. (Kamerstukken II, vergaderjaar 2004 ­ 2005, 29544, nr. 17).

Deze detacheringconstructie, waarmee de RWI drie pilots gaat starten, neemt belemmeringen weg die het inzetbaar maken van uitkeringsgerechtigden in de weg staan. Gemeenten uit de betreffende regio's die willen deelnemen aan de pilotprojecten kunnen zich aanmelden bij de RWI.
Ook los van de RWI-pilots kunnen gemeenten initiatieven ontplooien om uitkerings- gerechtigden aan de slag te krijgen in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw. Ik roep u hierbij op uw bijdrage te leveren aan deze doelstelling. Meer hierover treft u aan in de bijlagen bij deze verzamelbrief.


6. Beschikbaarstelling aanvraagformulier aanvullende uitkering inkomensdeel WWB In de verzamelbrief van maart 2005 ( kenmerk Intercom/2005/13869 ) is de procedure bekend gemaakt die een gemeente moet volgen om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering inkomensdeel WWB. Onderdeel van deze procedure is dat de gemeente gebruik maakt van een aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld door de Toetsingscommissie WWB.
Vanaf 25 april kan dit formulier worden gedownload op gemeenteloket.szw.nl (dossier WWB-budget). Vanzelfsprekend kan een gemeente ook vragen om toezending van het formulier bij de secretaris van de Toetsingscommissie WWB, Fluwelen Burgwal 56, 2511 CJ Den Haag; telefoon 070-4267284.

Het ministerie van SZW vindt het van wezenlijk belang dat haar beleidsambtenaren weten hoe de gemeentelijke praktijk werkt. Daarom is SZW op zoek naar gemeenten, die een stageplek voor 1 à 2 dagen beschikbaar willen stellen voor een SZW-beleidsmedewerker. Als tegenprestatie krijgt een gemeenteambtenaar de gelegenheid om de Haagse praktijk in werking te zien. De eerste van deze zogenoemde `terugkomdagen' zal gaan plaatsvinden op 18 mei 2005. De officiële uitnodigingen met het programma zullen eind april/begin mei worden verzonden naar gemeenten die al een stageplaats ter beschikking hebben gesteld aan een SZW-beleidsmedewerker. Wanneer u zich als `stagegemeente' aan wilt melden, kunt u een e-mail sturen naar gemeenteloket@minszw.nl met de naam en telefoonnummer van de contactpersoon, de gemeente en het eventuele onderwerp in de beleidspraktijk dat wat u betreft tijdens de stage centraal zal staan.

Wilt u de verzamelbrief in het vervolg digitaal ontvangen, dan kan dat. Stuur een e-mail met uw naam, gemeente, functie en e-mail adres naar verzamelbrief@minszw.nl. De eerste tijd zult u tevens de papierenversie blijven ontvangen. E-mail berichten die meer informatie bevatten dan bovenstaande onderwerpen, zullen niet worden beantwoord. Voor vragen met betrekking tot de verzamelbrief kunt u een e-mail sturen naar gemeenteloket@minszw.nl.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Bijlagen bij verzamelbrief april 2005


1. Gevolgen voor de uitkeringen ingevolge de WWB, de IOAW, de IOAZ en de WWIK van de gewijzigde definitie van het netto minimumloon met ingang van april 2005.

Berekening nettominimumloon en vakantie-uitkering conform wetsvoorstel 30005, ziet er concreet als volgt uit:

WML incl. WML excl. Netto vakantie- vak.uitk. vak.uitk. uitkering (A) (B) Netto(A)-netto (B) bruto per maand 1365,98 1264,80
premie Zfw 19,80 18,33
premie Awf 6,39 0,47
totaal heffing *) 185,83 147,16
Netto 1153,96 1098,84 55,12
*) conform groene maandtabel, rekening houdend met 2 x AHK

Het effect van de nieuwe definitie bedraagt thans 1153,96 - 1149,83 = 4,13 per maand. Dit verschil werkt door in:

- de normbedragen op grond van de WWB

- een aantal IOAW- en IOAZ-grondslagen

- de uitkeringsbedragen ex artikel 15 van de WWIK.
Aan de nieuwe bepalingen die volgens het wetsvoorstel in april 2005 in werking zullen treden wordt geen terugwerkende kracht gegeven. Via een in het wetsvoorstel opgenomen overgangsbepaling wordt bereikt dat het in de maanden januari tot en met maart opgelopen verschil wordt hersteld.

Concreet betekent dit dat in de maand april 2005 de inhaalslag plaats vindt en dat vanaf 1 mei 2005 de structurele situatie van toepassing is. Bij de uitbetaling van de verhoogde uitkering in april 2005 wordt geen onderscheid gemaakt naar personen die in de maanden voorafgaande aan 1 april al dan niet een uitkering ontvingen.
In het bij deze mededeling horende overzicht zijn naast de thans geldende bedragen de bedragen van april 2005 en per 1 mei 2005 opgenomen. De bedragen die niet in het overzicht zijn opgenomen blijven ongewijzigd ten opzichte van 1 januari 2005.

Normbedragen genoemd in de Wet werk en bijstand (WWB)
Het effect van de gewijzigde definitie vindt bij de bijstandsnormen in hoofdzaak zijn weerslag in de vakantie-uitkering die in de bijstandsnorm is begrepen. Voor de vaststelling van de normbedragen van de WWB van april 2005 worden de volgens de nieuwe definitie berekende bijstandsnormen verhoogd met driemaal het verschil tussen deze nieuwe bedragen en de normbedragen zoals die per 1 januari 2005 zijn vastgesteld en bekendgemaakt. Door het verhoudingsgetal als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WWB aan te passen kan het inhaaleffect in de maand april volledig worden toegerekend aan de in de maand juni uit te betalen vakantie-uitkering. De in de bedragen van april begrepen vakantie-uitkering bedraagt als gevolg daarvan 5,8%. Vanaf 1 mei bedraagt de vakantie-uitkering 4,8 % van de uitkering.


1

De berekening van het percentage van de in de april-uitkering begrepen vakantie-uitkering is als volgt.

volgens Volgens Verschil op oude definitie nieuwe definitie maandbasis Netto minimumloon (NML) 1-1-2005 1-4-2005 Maand 1098,84 1098,84 0,00 vakantieaanspraak 50,99 55,12 4,13 nettominimumloon 1149,83 1153,96 4,13

in de norm begrepen vakantieuitkering 4,40% 4,80%

Het in te halen verschil ( 3 maanden) bedraagt 3 x 4,13 = 12,39

Dit verschil wordt aan de vakantieaanspraak van april
toegevoegd 55,12 + 12,39 = 67,51 De maanduitkering blijft 1098,84 Het aangepaste nettominimumloon voor april 2005 bedraagt dan 1166,35

De in het aldus berekende nettominimumloon van april 2005 begrepen vakantieaanspraak bedraagt 5,80%

Vanaf de maand mei 2005 geldt de structurele situatie: NML 1153,96 daarin is begrepen een vakantieaanspraak van 55,12 = 4,80%

Grondslagen IOAW en IOAZ
Voor de berekening van de grondslagen van april 2005 is uitgegaan van de nettobedragen zoals deze zijn berekend aan de hand van de nieuwe definitie, verhoogd met 3 x het effect van het verschil tussen de met de oude en de nieuwe definitie berekende bedragen. Enkele grondslagen (personen jonger dan 21 jaar) zijn niet gekoppeld aan het nettominimumloon. Er vindt voor deze grondslagen geen wijziging plaats. De in de gewijzigde grondslagen begrepen vakantie-uitkering bedraagt 8/108. Deze systematiek wijkt dus af van de WWB waar de ophoging in zijn geheel is toegerekend aan de vakantie-uitkering. Vanaf de maand mei 2005 geldt de structurele situatie.
In het overzicht zijn de netto IOAW- en IOAZ bedragen, respectievelijk de daaraan gekoppelde grondslagen opgenomen, zoals die in april 2005 en per 1 mei 2005 van toepassing zullen zijn. Ten aanzien van de systematiek van het bruto-netto traject van de IOAW- en IOAZ- uitkeringen verandert niets. Dus ook niet ten aanzien van de inhouding van loonheffing over de uit te betalen vakantie-uitkering. Hier blijft de tabel bijzondere beloningen gewoon van toepassing.


2

Bruto uitkeringsbedragen WWIK
Bij de berekening van de WWIK-uitkeringen is dezelfde systematiek gehanteerd als bij de IOAW en IOAZ. Met dien verstande dat de inhaalslag over de periode januari tot en met maart 2005 alleen is toegepast bij de uitkeringen ex artikel 15 van de WWIK.

Tegemoetkoming AOW-gerechtigden
Aan eerdergenoemde motie Verburg wordt uitwerking gegeven door de tegemoetkoming voor AOW-gerechtigden eenmalig met bruto 40 te verhogen. De extra tegemoetkoming aan AOW-gerechtigden zal naar verwachting worden uitbetaald gelijk met de in mei 2005 uit te betalen vakantie-uitkering. Het netto effect bedraagt 33,40 voor een alleenstaande. Voor een ongehuwde met kind tot 18 jaar is het netto effect eveneens 33,40. Voor gehuwden is de tegemoetkoming netto 40,- per gerechtigde, voor beide partners samen dus 80,-. Om te voorkomen dat door de verhoging van de AOW-tegemoetkoming personen het recht op de ouderenkorting zouden verliezen wordt de grens van de ouderenkorting met 50 verhoogd. Voor de toepassing van de WWB geldt dat deze tegemoetkoming - evenals de huidige tegemoetkoming - naar zijn aard niet tot de middelen wordt gerekend. Dit is geregeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel p, van de WWB. Voor de IOAW en IOAZ geldt dat de Tegemoetkoming AOW niet is aan te merken als inkomen uit of in verband met arbeid. De tegemoetkoming is bovendien geen uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet. In verband hiermee dient bij de vaststelling van de hoogte van de IOAW-uitkering voor een IOAW-gerechtigde met een partner die AOW-gerechtigd is de tegemoetkoming ook hier buiten beschouwing te worden gelaten.


3

Overzicht bedragen
Wet werk en bijstand thans
geldende 1-5-2005 bedragen april 2005 (structureel) vanaf

1-1-2005 Belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste
komende kinderen (art. 20, eerste lid)

- alleenstaanden 198,67 201,55 199,39
- gehuwden; beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar 397,34 403,10 398,78
- gehuwden; één echtgenoot 21 jaar of ouder 773,59 784,71 776,37 Belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten
laste komende kinderen (art. 20, tweede lid)

- alleenstaande ouder 428,64 434,80 430,18
- gehuwden; beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar 627,31 636,35 629,57
- gehuwden; één echtgenoot 21 jaar of ouder 1.003,56 1.017,96 1.007,16 Belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar (art. 21)
- alleenstaande 574,92 583,16 576,98
- alleenstaande ouder 804,88 816,44 807,77
- gehuwden, beide echtgenoten jonger dan 65 jaar 1.149,83 1.166,35 1.153,96 Belanghebbenden van 65 jaar of ouder (art. 22)

- alleenstaande 866,63 878,19 869,52
- alleenstaande ouder 1.091,51 1.106,81 1.095,23
- gehuwden, beide echtgenoten 65 jaar of ouder 1.216,06 1.237,26 1.221,02
- gehuwden, een echtgenoot jonger dan 65 jaar 1.216,06 1.237,26 1.221,02

Maximale toeslag (art. 25, tweede lid) 229,97 233,25 230,79

Verblijf in een inrichting (art. 23, eerste lid)

- alleenstaande of alleenstaande ouder 256,02 259,74 256,95
- gehuwden 398,25 404,01 399,69 NB. De hierbovengenoemde bedragen zijn inclusief vakantietoeslag
Deze bedraagt van de betreffende bijstandsnorm c.q.
toeslag (art. 19, derde lid): 4,4% 5,80% 4,80%

Netto uitgangspunten IOAW en IOAZ
thans
geldende 1-5-2005 IOAW bedragen april 2005 (structureel) vanaf

1-1-2005 werkloze werknemer en de echtgenoot, beiden 21 jaar of
ouder 574,92 583,16 576,98 alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder met een
of meer kinderen 1.034,85 1049,73 1.038,57


4

alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder zonder kinderen

- van 23 jaar of ouder 804,88 816,44 807,77
- van 22 jaar 656,91 658,59 657,33
- van 21 jaar 578,31 580,07 578,75

alleenstaande werkl. werkn. jonger dan 21 jaar met een of meer kinderen
- alleenstaand 1.005,66 ongewijzigd ongewijzigd
- thuisinwonend 753,47 ongewijzigd ongewijzigd alleenstaande jonger dan 21 jaar zonder kinderen,
alleenwonend 558,70 ongewijzigd ongewijzigd alleenstaande jonger dan 21 jaar, thuisinwonend 306,51 ongewijzigd ongewijzigd

Netto uitgangspunten IOAZ
netto bedragen genoemd in artikel 5, vijfde lid, van de IOAZ voor:
gewezen zelfstandige en de echtgenoot 574,92 583,16 576,98 alleenstaande gewezen zelfstandige met een of meer
kinderen 1.034,85 1049,73 1.038,57 alleenstaande gewezen zelfstandige zonder kinderen 804,88 816,44 807,77

thans na gewijzigde definitie geldende NML Grondslagen IOAW bedragen
vanaf april 2005 1-5-2005
1-1-2005 (structureel) werkloze werknemer en de echtgenoot met of
zonder kinderen 1.345,24 1375,30 1352,86 alleenst. werkl. werkn. van 21 jaar of ouder met een
of meer kind. 1.227,78 1251,40 1234,97 alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder zonder kinderen

- van 23 jaar of ouder 1.045,03 1063,61 1049,68
- van 22 jaar 805,04 808,36 805,48
- van 21 jaar 679,37 681,21 679,84 alleenstaande werkl. werkn. jonger dan 21 jaar met een of meer kinderen
- alleenstaand 1.181,22 ongewijzigd ongewijzigd
- thuisinwonend 772,67 ongewijzigd ongewijzigd alleenstaande jonger dan 21 jaar zonder kinderen,
alleenwonend 647,60 ongewijzigd ongewijzigd alleenstaande jonger dan 21 jaar, thuisinwonend 311,01 ongewijzigd ongewijzigd


5

thans na gewijzigde definitie geldende NML
Grondslagen IOAZ bedragen
vanaf

1-1-2005 april 2005 1-5-2005 gewezen zelfstandige en de echtgenoot 1345,24 1375,30 1352,86 alleenstaande gewezen zelfstandige met een of
meer kinderen 1227,78 1251,40 1234,97 alleenstaande gewezen zelfstandige zonder
kinderen 1045,03 1063,61 1049,68

Bruto-netto trajecten IOAW/Z
april 2005 Gehuwde alleenstaande alleenstaande werkloze partner ouder bruto grondslag 687,65 687,65 1.251,40 1.063,61 Bruto uitkering (*100/108) 636,71 636,71 1.158,70 984,82 premie Awf 5,85% 0,00 0,00 0,00 0,00 premie Zfw (wg-deel) 6,75% 42,97 42,97 78,21 66,47 tabelloon 679,50 679,50 1.233,00 1.048,50 totaal heffing *) 75,83 75,83 149,50 202,83 premie Zfw 1,45% 9,23 9,23 16,80 14,27 netto 551,65 551,65 992,40 767,72

vakantieuitkering
bruto per maand 50,94 50,94 92,70 78,79 premie Zfw (wg-deel) 5,85% 3,43 3,43 6,25 5,31 premie Awf 6,75% 0,00 0,00 0,00 0,00 grondslag loonheffing 54,37 54,37 98,95 84,10 loonheffing vakantieuitkering *) 18,70 18,70 34,03 28,93 premie Zfw (wn-deel) 1,45% 0,73 0,73 1,34 1,14 netto 31,51 31,51 57,33 48,72

TOTAAL 583,16 583,16 1.049,73 816,44


*) Toelichting inhouding loonheffing op maanduitkering alleenstaande ouder inhouding volgens tabel op jaarbasis 266,25 door Belastingdienst uit te betalen alleenstaande-ouderkorting 116,75 fictieve inhouding 149,50


6

Bruto-netto trajecten IOAW/Z per 1 mei 2005
Gehuwde alleenstaande alleen- werkloze partner ouder staande bruto grondslag 676,43 676,43 1.234,97 1.049,68 Bruto uitkering (*100/108) 626,32 626,32 1.143,49 971,93

premie Awf 5,85% 0,00 0,00 0,00 0,00 premie Zfw (wg-deel) 6,75% 42,27 42,27 77,18 65,60 tabelloon 666,00 666,00 1.219,50 1.035,00 totaal heffing *) 71,25 71,25 144,91 198,16 premie Zfw 1,45% 9,08 9,08 16,58 14,09 netto 545,99 545,99 982,00 759,68

vakantieuitkering
bruto per maand 50,11 50,11 91,48 77,75 premie Zfw (wg-deel) 6,75% 3,38 3,38 6,17 5,24 premie Awf 5,85% 0,00 0,00 0,00 0,00 grondslag loonheffing 53,49 53,49 97,65 82,99 loonheffing vakantieuitkering *) 18,40 18,40 33,59 28,54 premie Zfw (wn-deel) 1,45% 0,72 0,72 1,32 1,12 netto 30,99 30,99 56,57 48,09 TOTAAL 576,98 576,98 1.038,57 807,77
*) Toelichting inhouding loonheffing op maanduitkering alleenstaande ouder inhouding volgens tabel op jaarbasis 261,66 door Belastingdienst uit te betalen alleenstaande-ouderkorting 116,75 fictieve inhouding
144,92 thans na gewijzigde definitie geldende NML bedragen
vanaf
WWIK 1-1-2005 april 2005 1-5-2005 Toetredingsgrens (artikel 8)

- alleenstaande 1172,59 1177,57 1177,57
- alleenstaande ouder 1387,21 1395,33 1395,33
- gehuwden 1549,47 1558,90 1558,90

Hoogte van de uitkering (artikel 15)

- alleenstaande 735,00 749,27 737,26
- alleenstaande ouder 939,33 960,74 944,29
- gehuwden 1073,86 1097,01 1080,95

Maximale hoogte uitkering bij definitieve
vaststelling (artikel 16)

- alleenstaande 1582,08 1588,69 1588,69
- alleenstaande ouder 1968,95 1979,09 1979,09
- gehuwden 2202,24 2213,00 2213,00
7

Berekening van de netto WWIK-uitkering ex. artikel 15, eerste lid, van de WWIK onderdeel a onderdeel b onderdeel c alleenstaande alleenstaande gehuwden ouder
- in de maand april 2005
bruto uitkering 749,27 960,74 1097,01 premie Awf (franchise 1256,67
p/mnd) 5,85% 0,00 0,00 0,00 premie Zfw 10,50% 78,67 100,87 115,18 tabelloon 747,00 958,50 1093,50 totaal heffing *) 99,08 55,08 60,41 netto uitkering 571,52 804,79 921,42


*) toelichting loonheffing alleenstaande ouder en gehuwden
inhouding volgens tabel 99,08 171,83 218,25 alleenstaande ouderkorting 0,00 116,75 0,00 minstverdienende partnerkorting 0,00 0,00 157,84 in de berekening in aanmerking genomen
loonheffing 99,08 55,08 60,41

Berekening van de netto uitkering ex. artikel 15, eerste lid, van de WWIK
- vanaf 1 mei 2005 alleen- alleen- gehuwden staande staande ouder bruto uitkering 737,26 944,29 1080,95 premie Awf (franchise 1256,67
p/mnd) 5,85% 0,00 0,00 0,00 premie Zfw 10,50% 77,41 99,15 113,49 tabelloon 733,50 940,50 1080,00 totaal heffing *) 94,41 48,91 55,83 netto uitkering 565,44 796,23 911,63


*) toelichting loonheffing
inhouding volgens tabel 94,41 165,66 213,66 alleenstaande ouderkorting 0,00 0,00 157,84 minstverdienende partnerkorting 0,00 116,75 0,00 in de berekening in aanmerking genomen
loonheffing 94,41 48,91 55,83


8


2. Kinderalimentatie en verhaal

De inwerkingtreding van het nieuwe kinderalimentatiestelsel, waarvoor momenteel een wetsvoorstel2 bij de Tweede Kamer in behandeling is, was oorspronkelijk per 1 juli 2004 gepland. Het feitelijke invoeringsmoment is afhankelijk van de verdere afhandeling van dit wetsontwerp, waarover naar verwachting later dit jaar meer duidelijkheid komt. Vanuit de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Tweede Kamer is in een Algemeen Overleg van 23 maart jl. verzocht om de gemeenten te wijzen op de bevoegdheid tot bijstandsverhaal, waarvan tot bedoeld invoeringsmoment onverkort gebruik kan worden gemaakt.

Zoals in paragraaf 6.2 van de toelichting bij de WWB wordt aangeven, treden de artikelen 56, 61 en 62 van de WWB (verhaal) in werking zodra de nieuwe kinderalimentatiewetgeving in werking treedt. Dit brengt met zich mee dat de mogelijkheid van verhaal op de ex-partner komt te vervallen zodra genoemde artikelen zijn ingevoerd. Eveneens is in de wetstoelichting aangegeven dat als de WWB eerder in werking zou treden dan de nieuwe
kinderalimentatiewetgeving, de kosten van bijstand door het college kunnen worden verhaald in de gevallen en overeenkomstig de regels aangegeven in de artikelen 92, tweede en derde lid, tot en met 105 en 141 van de Algemene bijstandswet, zij het als bevoegdheid van de gemeenten in plaats van een verplichting. In artikel 13 Invoeringswet Wet werk en bijstand is hiervoor bij wijze van overgangsregiem een wettelijke basis gelegd.


2 Kamerstukken II, 2003-2004, 29840.

---


3. Innovatieprogramma Werk en Bijstand (IPW) 2005

Gemeenten worden uitgenodigd om binnen de thema's van het IPW het accent te leggen op:
1. Preventieve aanpak door een optimale samenwerking in de keten

2. Inzetten op onvervulbaar geachte vacatures

3. Markt van persoonlijke dienstverlening

4. Jeugdwerkloosheid

5. Oudkomers

6. Zelfstandig ondernemerschap

Ad 1.
Er liggen kansen om via een optimale samenwerking in de keten de instroom in de WWB te beperken en daarmee de schadelast voor de gemeente te reduceren. Op landelijk niveau hebben de ketenpartners de afspraak gemaakt om bemiddelingsactiviteiten (taak CWI) en reïntegratieactiviteiten (taak gemeenten en UWV) beter op elkaar af te stemmen. Het streven is dat werkzoekenden vanuit de keten het aanbod krijgen dat hen het beste ondersteunt bij het vinden van werk.

Ketenpartners zien de mogelijkheid van het verstrekken van zogenoemde opstapjes en de inzet van flankerend beleid (zoals schuldhulpverlening) aan het begin van de keten als een veelbelovende ontwikkeling. Daarnaast moet een daadkrachtige work first aanpak van een gemeente niet hoeven wachten op de afloop van de bemiddelingsperiode van CWI. Het ligt vaak veel meer voor de hand beide instrumenten gelijktijdig in te zetten.

Ad 2.
Er zijn diverse sectoren die kampen met moeilijk vervulbare vacatures (met name in de landbouw, de transportsector en de ICT-sector; van de 32.000 vacatures in deze sectoren is 22% moeilijk vervulbaar). Hierbij gaat het om vacatures op alle niveaus.
1. Landbouw: ondanks een groot overschot aan laagopgeleiden, moeten voor deze sector veel personen uit andere Europese landen (vooral Polen) worden aangetrokken.
2. Transportsector: het tekort aan arbeidskrachten concentreert zich in deze sector bij internationaal transport. Voor het overige deel van deze sector zijn er nauwelijks moeilijk vervulbare vacatures.

3. ICT-sector: in deze sector gaat het vooral om een tekort aan beter geschoolden. Het lijkt er echter op dat hier vooral sprake is van een mismatch. Enerzijds zijn de afgelopen 3 jaar veel ICT-ers ontslagen, anderzijds had deze sector gedurende genoemde periode ook moeilijk vervulbare vacatures voor ICT-ers.
4. Handel: ook in de handel (vooral laaggeschoolde arbeid) zijn er nog relatief veel vacatures (bijna 19.000) waarvan een deel moeilijk vervulbaar is.


10

Ad 3.
De markt voor persoonlijke dienstverlening (MPD) wordt gedefinieerd als: activiteiten in en om het huis die iemand in principe zelf kan uitvoeren maar die ook door anderen uitgevoerd kunnen worden. Hierbij gaat het om huishoudelijke hulp, kinderopvang en klusjes in en rond het huis. De MPD geniet veel aandacht. De reden hiervoor is dat deze markt in potentie veel werkgelegenheid aan vooral laagopgeleiden kan bieden. Medio 2005 zal er een beleidsnotitie over dit onderwerp naar de Tweede Kamer worden gestuurd waarin wordt ingegaan op de mogelijkheden van de MPD en de daarvoor benodigde randvoorwaarden.

Ad 4, Ad 5 en Ad 6.
De onderwerpen jeugdwerkloosheid, oudkomers en zelfstandig ondernemerschap spreken voor zich en zijn om die reden niet nader toegelicht.

Het subsidiekader 2005 bevat de inhoudelijke eisen aan een projectaanvraag. Er is ook een handleiding bij de aanvraagmodule op het gemeenteloket geplaatst die de aanvrager door alle stappen in de module leidt. Omdat het technisch nog niet mogelijk is de aanvraag digitaal te ondertekenen, is het noodzakelijk dat er een namens het College van B&W getekende verklaring wordt nagezonden. Hiervoor kunt u de modelverklaring gebruiken die te downloaden is van het gemeenteloket (zie aanvraagmodule).

Voor 2005 is een bedrag van 3 miljoen euro beschikbaar gesteld. Inmiddels is hiervan 0,4 mln gereserveerd voor een gezamenlijk project op het gebied van seizoensgebonden arbeid. Medio september krijgen gemeenten die een aanvraag hebben ingediend uitsluitsel over de toe- of afwijzing van die aanvraag.


11


4. Toelichting op onderdeel Beleid uit Verslag over de uitvoering WWB 2004

Hieronder vindt u de toelichting met betrekking tot het onderdeel `Beleidsinformatie overgangssituatie 2004'. Dit onderdeel is te vinden op pag. 4 van het Verslag over de uitvoering WWB 2004.

Onderdeel `Beleidsinformatie Aanvullende toelichting overgangssituatie 2004'
Aantal cliënten onder verplicht budgetbeheer het aantal cliënten, waarbij ultimo 2004 (artikel 57a, WWB) sprake was van verplicht budgetbeheer Aantal intrekkingen besluit uitkering: cliënt het aantal intrekkingsbesluiten in verband verzuim niet tijdig hersteld met niet tijdig herstellen verzuim door cliënt (artikel 54, vierde lid, WWB) in het jaar 2004
Aantal verlagingsbesluiten het aantal verlagingsbesluiten in het jaar (artikel 18, tweede lid, WWB) 2004
Aantal ontheffingen arbeidsverplichting het aantal cliënten, waarbij ultimo 2004 (artikel 9, tweede lid, WWB) sprake was van een ontheffing van de arbeidsverplichting. Aantal ontheffingen verplichting Dit item vervalt. Hierover behoeft dus geen reïntegratievoorziening informatie te worden aangeleverd.


12


5. Uitkeringsgerechtigden aan de slag in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw

Een hogere deelname van uitkeringsgerechtigden aan de seizoenarbeid in de agrarische sector biedt diverse voordelen. Voor uitkeringsgerechtigden kan dit werk een mogelijkheid zijn om werkervaring op te doen, al dan niet in het kader van een reïntegratietraject, en kansen bieden om duurzaam aan de slag te komen. Bovendien is in veel gevallen de beloning op CAO- loonniveau een financiële verbetering vergeleken met het uitkeringsniveau. Daarbovenop komt eventueel het effect van een eenmalige premie. Voor uitkeringsinstanties en reïntegratie- bedrijven kan de seizoenarbeid een extra uitstroommogelijkheid betekenen voor uitkerings- gerechtigden. Bij een succesvolle matching kan een werkgever eventueel later opnieuw een beroep doen op de werknemer of deze zelfs aannemen op een vaste arbeidsplaats.

In het verleden zijn er vaker pogingen gedaan uitkeringsgerechtigden aan de slag te krijgen in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw. Nu zijn er nieuwe kansen daartoe. Daarbij gaat het allereerst om de RWI-pilots. Maar los daarvan zou een hogere inschakeling van uitkeringsgerechtigden mogelijk moeten zijn. De invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) vanaf 1 januari 2004 biedt daartoe nieuwe mogelijkheden. Dit betreft onder meer de introductie van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid, het vervallen van categoriale ontheffingen van de arbeidsverplichtingen en de beleidsmatige vrijheid en de daarbij behorende financiële verantwoordelijkheid van gemeenten.

De notitie "Uitkeringsgerechtigden in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw" bevat een aanpak om te bevorderen dat meer uitkeringsgerechtigden aan de slag gaan in de agrarische sector. Daarbij gaat het om een inzet vanuit onder meer de RWI, pilot-gemeenten, werkgevers, CWI, UWV en het rijk. Voor wat gemeenten betreft heb ik in deze notitie aangekondigd u te attenderen op de mogelijkheden om mee te werken aan de RWI-pilots en meer in het algemeen op de andere mogelijkheden om bijstandsgerechtigden aan de slag te krijgen in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw. De gemeenten in de regio's waar de RWI-pilots van start gaan, zal ik tevens afzonderlijk benaderen.

Deelname aan RWI-pilots
De RWI werkt momenteel, samen met enkele gemeenten en de sector, pilotprojecten in drie regio's uit om detacheringconstructies op te zetten. Uitkeringsgerechtigden komen in deze projecten in dienst van een detacheringsbedrijf dat in feite fungeert als een `tussenwerkgever'. Het detacheringsbedrijf is verantwoordelijk voor de organisatie van de (seizoen)arbeid en voorziet de werkgever snel en flexibel van gekwalificeerde arbeid. Een van de uitwerkings- punten betreft de financiering van de zogenaamde leegloop en het toekennen van een loonkostensubsidie. Bij leegloop gaat het om de periode dat er geen betalende opdrachtgever is. De detacheringsbaan kan als reïntegratievoorziening worden aangeboden aan de uitkeringsgerechtigde. In dat geval kan de gemeente een vergoeding bieden aan de werkgever (het detacheringsbedrijf) en daarbij afspraken maken over de wijze waarop leegloop onderdeel uitmaakt van deze vergoeding3.

3 Het is wel van belang goed te kijken naar de inrichting van de afspraken, in verband met de Europese regelgeving op het terrein van aanbesteding en van staatssteun.

13

Vooruitlopend op de kabinetsreactie is de RWI in december 2004 gestart met het voeren van verkennende gesprekken met detacheringorganisaties, gemeenten, CWI en het project Seizoenarbeid4. In drie regio's zijn centrumgemeenten bereid gevonden een haalbaarheids- onderzoek te verrichten om de projecten te organiseren. Dat zijn de gemeenten Den Haag, Alkmaar, Eindhoven en Venlo. In Den Haag zijn de gesprekken het verst gevorderd. Hier is op vrijdag 15 april 2005 een convenant gesloten tussen de detacheringorganisatie AB Rijnstreek, de gemeente Den Haag, CWI en de RWI. De gemeenten in de andere regio's volgen naar verwachting in de loop van april.

Doel van de pilots is om via detacheringconstructies zoveel mogelijk werkzoekenden te plaatsen op de beschikbare en via het CWI gemelde vacatures in de agrarische sector, alsmede om inzicht te krijgen in de factoren die substantiële plaatsing op deze vacatures belemmeren of juist bevorderen. Voordelen van de detacheringconstructie zijn onder meer dat arbeid bij verschillende werkgevers elkaar opvolgend in de tijd aaneen kan worden `geschakeld', waardoor de cliënt voor langere tijd een baan heeft tegen CAO-loon, dat de administratieve lasten voor de sociale dienst lager zijn en dat het detacheringbureau de selectie en begeleiding van kandidaten verzorgt voor agrarische ondernemers (minder administratieve belasting). Onlangs is voor dit project door het ministerie van SZW een subsidie van maximaal 400.000 euro toegekend aan de RWI vanuit het Innovatieprogramma van de Wet werk en bijstand (IPW).

Gemeenten uit de genoemde regio's, voorzover niet reeds benaderd, die willen deelnemen aan de pilotprojecten kunnen zich melden bij mevr. Bakker van de RWI5. Met u worden dan de mogelijkheden tot deelname verkend.

Andere mogelijkheden om bijstandsgerechtigden aan de slag te krijgen in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw
Ook los van de RWI-pilots kunnen gemeenten initiatieven ontplooien om uitkerings- gerechtigden aan de slag te krijgen in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw. Een aantal mogelijkheden daartoe zijn benoemd in de notitie "Uitkeringsgerechtigden in de seizoen- arbeid in de land- en tuinbouw". Ik roep u hierbij op uw bijdrage te leveren aan deze doelstelling. Waar nodig kan daarbij gebruik worden gemaakt van het navolgende instrumentarium.

Op het terrein van financiële prikkels zijn de belangrijkste instrumenten van gemeenten:

De verstrekking en vrijlating van de eenmalige premie
In het kader van de WWB kunnen gemeenten een eenmalige premie van maximaal 1.976 per jaar toekennen. Deze premie kan zowel door de gemeente als door derden worden verstrekt. Door het eenmalige karakter is de premie onbelast en werkt deze niet door in inkomensafhankelijke voorzieningen.

4 Zie ook op de volgende pagina, onder bemiddeling.
5 Tel. nr. 070 ­ 7890728. E-mail: h.bakker@rwi.nl

14

Een uitkeringsgerechtigde zou meerdere keren aan de slag kunnen gaan in de seizoenarbeid. De gemeente kan dit momenteel echter slechts één keer stimuleren door een premie toe te kennen. Daarom is nader gekeken naar het premie-instrumentarium. Dit heeft geleid tot de volgende interpretatie. Als er meerdere premietoezeggingen in het jaar worden gedaan, blijft er sprake van onbelastheid mits die toezeggingen samen in één bedrag worden uitbetaald (van maximaal 1.976). Hiermee kunnen uitkeringsgerechtigden beter worden gestimuleerd om binnen één jaar meerdere keren seizoenarbeid te aanvaarden.

Inkomensvrijlatingen bij parttimewerk
Bij parttimewerk hebben de gemeenten de mogelijkheid om inkomsten uit arbeid vrij te laten bij de verstrekking van een uitkering, gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden tot 25% van de inkomsten, met een maximum van 165 per maand. De gemeente kan deze vrijlating toekennen als dit naar haar oordeel bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Verder kent de WWB voor alleenstaande ouders met een kind jonger dan vijf jaar die inkomsten uit parttimearbeid hebben, een vrijlating van de zorggerelateerde heffingskortingen (aanvullende alleenstaande ouderkorting, combinatiekorting en aanvullende combinatie- korting). De vrijlating bedraagt maximaal circa 110 per maand.

Omdat door deze vrijlatingen de inkomsten uit arbeid niet volledig worden verrekend met de uitkering, kunnen ook uitkeringsgerechtigden die parttime aan de slag gaan in de seizoenarbeid er financieel op vooruitgaan.

Verlaging van de bijstand bij onvoldoende medewerking
Werkgevers geven aan te twijfelen aan de motivatie van uitkeringsgerechtigden. Ze willen soms niet aan de slag in de sector, komen niet opdagen of geven er snel de brui aan. In dat geval kan de gemeente bij wijze van sanctie de bijstand van de betrokkene (tijdelijk) verlagen. Omdat de gemeente onder meer de individuele rechten en plichten vastlegt in de beschikking, kan zij direct ingrijpen als de betrokkene zich niet houdt aan de vastgestelde verplichtingen.

Op het terrein van bemiddeling en reïntegratie zijn de belangrijkste instrumenten van gemeenten:

Bemiddeling
Sinds 2002 wordt de personeelsvoorziening in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw onder meer verzorgd door het project Seizoenarbeid van het CWI en LTO-Nederland. Indien gemeenten of reïntegratiebedrijven uitkeringsgerechtigden willen plaatsen op vacatures in de seizoenarbeid in de agrarische sector kunnen ze contact opnemen met de CWI-vestiging in de regio of met de steunpunten Seizoenarbeid in Wageningen en Tilburg6. Het is natuurlijk ook mogelijk rechtstreekse afspraken te maken met bedrijven in de eigen regio over het plaatsen op vacatures van uitkeringsgerechtigden.


6 Steunpunt Seizoenarbeid regio Zuid (voor Limburg, Noord-Brabant en Zeeland), tel. nr. 0900 1001280. Steunpunt regio Noord (voor de overige provincies) tel. nr. 0900 ­ 1001260. Vragen naar de CWI-medewerker. E-mail: project.seizoenarbeid@cwinet.nl. Zie ook www.seizoenarbeid.nl.
15

Reïntegratie
Een van de redenen waarom uitkeringsgerechtigden weinig werken in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw is dat ze deelnemen aan een reïntegratietraject en daardoor in de praktijk niet beschikbaar zijn. Het volgen van een reïntegratietraject hoeft echter niet in de weg te staan van het aanvaarden van seizoenwerkzaamheden in de land- en tuinbouw. Immers, een traject is een middel om werkaanvaarding te bereiken en geen doel op zich. Deelname aan seizoenwerkzaamheden zou kunnen bijdragen aan het bereiken van het doel van werkaanvaarding.

Mogelijkheden op het terrein van reïntegratie zijn onder meer: inzet van work first, inzet van loonkostensubsidies7, proefplaatsingen met behoud van uitkering of werkzaamheden in de seizoenarbeid als onderdeel (werkstage) van een reïntegratietraject.

In contracten met reïntegratiebedrijven is vaak vastgelegd dat het beoogde resultaat een duurzame plaatsing is. Gemeenten zouden kunnen overwegen in hun afspraken met reïntegratiebedrijven meer ruimte in te bouwen voor uitstroom naar seizoenarbeid en daartoe eventueel de financiële incentive anders kunnen inrichten. Zo is het denkbaar dat een duurzame plaatsing, dus een plaatsing van minimaal 6 maanden, is opgebouwd uit meerdere dienstverbanden.

Tot slot
Ook andere organisaties zoals CWI en UVW nemen extra initiatieven om uitkerings- gerechtigden aan de slag te krijgen in de seizoenarbeid in de agrarische sector. Waar mogelijk kan dus worden samengewerkt. De RWI zorgt voor een monitor van de pilotprojecten, zodat na afloop bekend is in hoeverre deze projecten een bijdrage hebben geleverd aan de personeelsvoorziening in de land- en tuinbouw en hebben bijgedragen aan de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden. Verder wordt in het najaar een bijeenkomst gehouden met alle betrokken partijen. Dan moet duidelijk worden of het doel zal worden gehaald van meer uitkeringsgerechtigden aan de slag in de seizoenarbeid in land- en tuinbouw.


7 De Europese Commissie zou loonkostensubsidies door gemeenten aan lokale bedrijven onder bepaalde omstandigheden kunnen aanmerken als een regionale steunmaatregel. In de verzamelbrief van april 2004 is een beleidsaanbeveling van SZW voor gemeenten opgenomen hoe de betreffende bepalingen op correcte wijze kunnen worden uitgevoerd. Deze beleidsaanbeveling is tevens opgenomen in de handreiking `Uit- en aanbesteding van reïntegratieactiviteiten' (te vinden op het gemeenteloket).
16
AAN Postbus 90801 2509 LV Den Haag colleges van Burgemeester en Wethouders Anna van Hannoverstraat 4 i.a.a. Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Directeuren Sociale Dienst
Hoofden Sociale Zaken
Hoofden Financiën
Directeuren/hoofden I&A
Gemeenteraadsleden p/a griffier

Hoofdkantoor en vestigingen CWI
Hoofdkantoor UWV
Hoofdkantoor en regiokantoren IWI