European Union

| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
7933/05 (Presse 84)

(OR. fr)

PERSMEDEDELING

Betreft:

PERSMEDEDELING

2654e zitting van de Raad

Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Luxemburg, 21 april 2005

Voorzitter De heer Lucien LUX

Minister van Milieubeheer, minister van Vervoer van Luxemburg

|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een politiek akkoord aangenomen over de herziening van de    |
|zgn. eurovignet-richtlijn betreffende het in rekening brengen van het      |
|gebruik van wegeninfrastructuur aan zware vrachtvoertuigen.                |
|Voorts is een algemene oriëntatie bereikt over het "Marco                  |
|Polo II"-programma - in afwachting van een besluit over de financiële      |
|vooruitzichten (2007-2013) - en over het voorstel voor een verordening ter |
|verbetering van de informatieverstrekking aan luchtreizigers.              |
|Wat Galileo betreft heeft de Raad een besluit aangenomen waarbij de        |
|Commissie gemachtigd wordt onderhandelingen te openen met Marokko met het  |
|oog op een samenwerkingsovereenkomst en heeft hij, in afwachting van een   |
|besluit over de financiële vooruitzichten (2007-2013), een akkoord bereikt |
|over een partiële algemene oriëntatie betreffende de uitvoering van de     |
|stationerings- en de exploitatiefase van het Europees programma voor       |
|radionavigatie per satelliet.                                              |
INHOUD1

DEELNEMERS 5

BESPROKEN PUNTEN

LANDVERVOER 7


- Eurovignet * 7


- Rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer 8


- Verbetering van de diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor 9

INTERMODALE VRAAGSTUKKEN 10


- Marco Polo II 10

LUCHTVAART 12


- Externe betrekkingen in de luchtvaartsector 12


- Informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij 13


- Rechten van luchtreizigers met beperkte mobiliteit 14

DIVERSEN 15


- Veiligheid in het spoorwegvervoer 15


- Veiligheid van passagiers in nachtbussen 15


- Zeevervoer 16

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

VERVOER

Galileo-Marokko 17

Galileo - stationerings- en exploitatiefase 17

INTERNATIONAAL RECHT

Verdrag betreffende de normen voor maritieme werkzaamheden 17

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Samenwerking op specifieke gebieden 17

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
de heer Renaat LANDUYT minister van Mobiliteit

Tsjechische Republiek
mevrouw Daniela KOVAL?ÍKOVÁ vice-minister van Verkeer, departement Wetgeving, Strategie en EU-zaken

Denemarken:
de heer Flemming HANSEN minister van Verkeer en Energie

Duitsland:
de heer Manfred STOLPE minister van Verkeer en Bouw- en Woonbeleid

Estland:
de heer Tiit NABER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Griekenland:
de heer Mihail-Georgios LIAPIS minister van Verkeer

Spanje:
de heer Fernando PALAO secretaris-generaal

Frankrijk:
de heer Gilles de ROBIEN minister van Infrastructuur, Verkeer, Ruimtelijke Ordening, Toerisme en Zeezaken

Ierland:
de heer Peter GUNNING plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Italië:
de heer Paolo UGGÉ staatssecretaris van Infrastructuurvoorzieningen en van Vervoer

Cyprus:
de heer Harris THRASSOU minister van Communicatie en Openbare Werken

Letland:
de heer Vigo LEGZDI?? staatssecretaris, ministerie van Verkeer

Litouwen:
de heer Zigmantas BAL?YTIS minister van Verkeer

Luxemburg:
de heer Lucien LUX minister van Milieubeheer, minister van Vervoer
de heer Paul SCHMIT regeringscommissaris

Hongarije:
de heer Zsolt Csaba HORVÁTH plaatsvervangend staatssecretaris

Malta:
de heer Jesmond MUGLIETT minister van Stadsontwikkeling en Wegen

Nederland:
mevrouw Karla PEIJS minister van Verkeer en Waterstaat mevrouw Melanie SCHULTZ van HAEGEN-MAAS GEESTERANUS

staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat

Oostenrijk:
de heer Hubert GORBACH vice- kanselier en minister van Verkeer, Innovatie en Technologie

Polen:
de heer Krzysztof OPAWSKI minister van Infrastructuur

Portugal:
de heer Mário LINO minister van Openbare Werken, Vervoer en Communicatie

Slovenië:
de heer Janez BO?I? minister van Vervoer

Slowakije:
de heer Pavol PROKOPOVI? minister van Vervoer, Post en Telecommunicatie

Finland:
de heer Perttu PURO staatssecretaris van Verkeer

Zweden:
de heer Jonas BJELFVENSTAM staatssecretaris, ministerie van Industrie, Werkgelegenheid en Verkeer

Verenigd Koninkrijk:
de heer Tony McNULTY onderminister van Verkeer

Commissie:
de heer Jacques BARROT vice- voorzitter BESPROKEN PUNTEN

LANDVERVOER

Eurovignet *

De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid een politiek akkoord aangenomen over de herziening van de eurovignet-richtlijn (Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van wegeninfrastructuur aan zware voertuigen); de Belgische, de Estse, de Maltese en de Portugese delegatie hadden aangekondigd tegen te zullen stemmen, de Finse en de Griekse delegatie zouden zich onthouden. Zodra de bespreking van de overwegingen is afgerond en de tekst door de juristen/vertalers is bijgewerkt, zal de Raad tijdens een van de komende zittingen zijn gemeenschappelijk standpunt formeel vaststellen en in het kader van de medebeslissingsprocedure toezenden aan het Europees Parlement.

Dit regelgevingsvoorstel, dat de eurovignet-richtlijn (1999/62/EG) wijzigt, strekt ertoe de vervoersondernemingen op de betrokken wegennetwerken gelijke behandeling te waarborgen en heffingenstelsels te bevorderen waarbij de kosten die verband houden met de infrastructuur aan de gebruikers doorberekend worden.

De door de Raad overeengekomen richtlijntekst, die aanwijsbare en aanzienlijke verbeteringen aanbrengt in het huidige kader, biedt een antwoord op de uitdagingen van een modern vervoerbeleid:

bestrijding van congestie en milieuschade: met de bepalingen betreffende het aantal variaties in de toltarieven kunnen de lidstaten bijvoorbeeld het toltarief verdubbelen om tot minder vervuilende vrachtwagens aan te zetten, of op bepaalde tijdstippen van de dag een nulheffing invoeren om congestie tegen te gaan;

financiering voor alternatieve infrastructuur: met de bepalingen betreffende extra tolgelden kan een verhoging van 15% (en 25% voor grensoverschrijdende projecten als de Brennertunnel) worden ingevoerd voor infrastructuurvoorzieningen in bergachtige gebieden. De opbrengsten uit de verhoging moeten geïnvesteerd worden in prioritaire projecten van Europees belang die deel uitmaken van de trans-Europese vervoersnetten;

transparante en objectieve tolheffingen, gecontroleerd door de Commissie: er zijn nieuwe details toegevoegd over het soort kosten dat kan worden terugverdiend, onder meer door middel van een nieuwe definitie van "aanlegkosten". De bijlage bij de richtlijn bevat een uiteenzetting van de belangrijkste beginselen voor de berekening, die een gemeenschappelijke referentie vormen voor alle nieuwe tolheffingssystemen. Voorts wordt duidelijkheid geschapen over de hoogte van de kortingen voor frequente gebruikers. Tot slot wordt een nieuw "controlesysteem" ingesteld dat de toepassing van de belangrijkste berekening waarborgt, en wordt de Commissie gemachtigd deze via de comitéprocedure nader te preciseren;

verenigbaarheid met publiek-private samenwerking: de tekst voorziet in de mogelijkheid dat tolheffingen een winstmarge omvatten. In het "controle- systeem" voor de belangrijkste berekeningsbeginselen wordt nu het specifieke geval van concessieovereenkomsten in aanmerking genomen.

Rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer

De Raad heeft aan de hand van een vragenlijst van het voorzitterschap een oriënterend debat gewijd aan het voorstel voor een verordening betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer (derde spoorwegpakket). De Raad heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers verzocht de bespreking van het voorstel voort te zetten en daarbij rekening te houden met de beleidslijnen die de Raad aan het eind van het debat heeft geformuleerd.

De regeling die de Commissie wenst in te stellen, is geïnspireerd op de bepalingen van het COTIF (Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer) en de CIV-bijlage daarbij (Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers en bagage) enerzijds, en op de communautaire voorschriften voor luchtvaartpassagiers anderzijds; daarnaast stelt de Commissie nieuwe maatregelen voor.

Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer heeft tot doel, de rechten en verplichtingen van die reizigers vast te stellen om de efficiëntie en de aantrekkelijkheid van het internationale reizigersvervoer per spoor te verbeteren. Het voorstel bevat met name bepalingen betreffende:


- de invoering van een internationaal geïntegreerd informatie- en boekingssysteem;


- een grotere aansprakelijkheid van spoorwegmaatschappijen in geval van overlijden of letsel van reizigers dan in het stelsel van het COTIF/CIV het geval is;


- een ruimere schadeloosstelling bij vertraging, gemiste aansluiting of annulering van diensten dan in het COTIF/CIV;


- bijstand voor personen met verminderde mobiliteit.

Verbetering van de diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor

De Raad heeft nota genomen van het voortgangsverslag van het voorzitterschap over het voorstel voor een verordening betreffende compensatie bij niet-naleving van contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor (Derde spoorwegpakket).

Krachtens dit voorstel worden spoorwegondernemingen en klanten van het goederenvervoer per spoor ertoe verplicht, kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor op te stellen en compensaties bij niet-naleving van de in het vervoerscontract opgenomen kwaliteitseisen vast te stellen. Het voorstel zou van toepassing zijn op alle nationale en internationale diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor in de Gemeenschap.

Het voorgestelde regelgevingskader - dat voortbouwt op de grondbeginselen van het COTIF (Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer) en de CIV-bijlage daarbij (Uniforme regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen, in het kader van het Protocol van Vilnius van 1999 bij het COTIF) - biedt derhalve een gemeenschappelijke basis. Dit kader geeft de marktdeelnemers de nodige contractuele vrijheid, maar voorziet tegelijkertijd in regels waarop kan worden teruggevallen bij het vaststellen van de verantwoordelijkheden van vervoersondernemingen en klanten en bij het bepalen van compensatieniveaus.

INTERMODALE VRAAGSTUKKEN

Marco Polo II

In afwachting van de eerste lezing door het Europees Parlement, heeft de Raad met eenparigheid van stemmen een partiële algemene oriëntatie aangenomen over het voorstel voor een verordening tot instelling van het tweede Marco Polo-programma (2007-2013) voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren. Het gaat om een partiële algemene oriëntatie omdat de Raad geen besluit zal nemen over het begrotingsbedrag voor dit programma zolang er geen besluit is over de financiële vooruitzichten voor het tijdvak 2007-2013.

Het nieuwe Marco Polo II-programma dat hier wordt voorgesteld en dat van 2007 tot en met 2013 gaat lopen, is een uitgebreide versie van het huidige programma . De door de Commissie voorgestelde totale begroting bedraagt 740 miljoen euro voor de gehele periode, dus zo'n 106 miljoen euro per jaar. In vergelijking met het huidige programma is de geografische reikwijdte breder en worden er twee nieuwe soorten acties voorgesteld: snelwegen op zee en verkeersvermijding.

De vijf acties die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het "Marco Polo II"-programma zijn: a) katalysatoracties, b) snelwegen op zee-acties, c) modal shift-acties, d) verkeersvermijdingsacties en e) gemeenschappelijke leeracties.

De Raad heeft besloten het algemene niveau van de contractwaardedrempels en verleggingsdrempels als volgt te wijzigen:

|Type actie   |p.m.       |voorstel van de |algemene oriëntatie van |
|             |Verordening|Commissie       |de Raad                 |
|             |nr. 1382/20|                |                        |
|             |03         |                |                        |
|             |Marco Polo |                |                        |
|             |I          |                |                        |
|             |   E 1,5   |   E 3 mln      |   E 2 mln              |
|Katalysatorac|mln        |                |                        |
|tie          |           |                |                        |
|  Snelwegen  |   n.v.t.. |   E 4 mln      |   E 2,5 mln            |
|op zee       |           |2 miljard       |1,25 miljard            |
|             |           |ton-kilometer   |ton-kilometer           |
|  Modal      |   E 0,5   |   E 1 mln      |   E 0,5 mln            |
|shift        |mln        |500.000         |250.000 ton-kilometer   |
|             |250.000    |ton-kilometer   |                        |
|             |ton-kilomet|                |                        |
|             |er         |                |                        |
|             |   n.v.t.  |   E 1 mln      |   E 1 mln              |
|Verkeersvermi|           |500.000         |500.000 ton-kilometer   |
|jding        |           |ton-kilometer   |                        |
|             |   E       |   E 250.000    |   E 250.000            |
|Gemeenschappe|250.000    |                |                        |
|lijke        |           |                |                        |
|leeracties   |           |                |                        |
LUCHTVAART

Externe betrekkingen in de luchtvaartsector

a) Onderhandelingen EU-VS inzake een overeenkomst betreffende het luchtvervoer

De Raad heeft geluisterd naar de toelichting van de heer Jacques Barrot, vice-voorzitter, over zijn contacten met de Amerikaanse autoriteiten.

Het verheugt de Raad dat de Commissie de onderhandelingen met de Verenigde Staten zo spoedig mogelijk wil voortzetten met het oog op een globale overeenkomst over de luchtvaartsector.

De ontwerp-overeenkomst van juni 2004 wordt het uitgangspunt voor verdere onderhandelingen. Er zal vooruitgang moeten worden geboekt op een aantal door de Commissie genoemde essentiële punten, nl. samenwerking op het gebied van regelgeving met betrekking tot, onder meer, beveiliging, concurrentie en staatssteun, vervoersrechten en de verbanden tussen de verschillende stadia van de overeenkomst. Wat het vraagstuk van de markttoegang betreft, heeft de Raad er nota van genomen dat het sleutelvraagstuk van de regeling voor de eigendom van en de zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen door de Amerikaanse regeringsdiensten wordt bestudeerd.

b) Mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap

De Raad luisterde naar de presentatie van de heer Jacques Barrot, vice- voorzitter en Commissielid voor vervoer, over de Mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap. Met deze mededeling wordt tegemoetgekomen aan het verzoek van een grote groep lidstaten om een stabieler algemeen kader vast te stellen voor de ontwikkeling van dit onderdeel van het externe beleid.

c) Mededeling van de Commissie over de betrekkingen tussen de Europese Unie en China

De Raad luisterde naar de presentatie van de heer Jacques Barrot, vice- voorzitter en Commissielid voor vervoer, over de Mededeling van de Commissie over het aanknopen van betrekkingen tussen de Europese Unie en China op het gebied van de burgerluchtvaart.

d) Mededeling van de Commissie over de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland

De Raad luisterde naar de presentatie van de heer Jacques Barrot, vice- voorzitter en Commissielid voor vervoer, over de Mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland op het gebied van de burgerluchtvaart.

Informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij

In afwachting van de eerste lezing door het Europees Parlement, heeft de Raad met eenparigheid van stemmen een algemene oriëntatie vastgesteld over het voorstel voor een verordening betreffende het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij en het mededelen van veiligheidsinformatie door de lidstaten.

In de nasleep van het tragische vliegtuigongeluk in Sjarm-el-Sjeik op 3 januari 2004, heeft de Commissie op 16 februari 2005 dit voorstel ingediend dat onder meer tot doel heeft luchtreizigers betere informatie te verstrekken over luchtvaartmaatschappijen waarvoor in een of meer lidstaten om veiligheidsredenen een verbod geldt om vluchten uit te voeren, en over de identiteit van de luchtvaartmaatschappijen die de facto de vluchten uitvoeren waarmee deze passagiers vliegen.

Met de door de Raad gewijzigde tekst van de verordening, zouden de luchtreizigers beter geïnformeerd worden dan nu het geval is omdat:


1. de Commissie een "zwarte lijst" publiceert van alle luchtvaartmaatschappijen die van de lidstaten om veiligheidsredenen geen toestemming hebben gekregen om vluchten naar hun luchthavens uit te voeren of hun luchtruim te gebruiken. Deze lijst biedt een volledig overzicht van alle nationale lijsten, met opgave van de lidstaten waar toestemming is geweigerd.


2. de contractsluitende luchtvaartmaatschappij ervoor dient te zorgen dat de passagier bij de reservering wordt ingelicht over de identiteit van de uitvoerende luchtvaartmaatschappij(en). Indien deze ten tijde van de reservering nog niet bekend is, zorgt de contractsluitende luchtvaartmaatschappij ervoor dat de passagier wordt meegedeeld welke luchtvaartmaatschappij(en) op grond van een machtiging door de contractsluitende luchtvaartmaatschappij waarschijnlijk als uitvoerende luchtvaartmaatschappij op de betrokken vlucht(en) zal/zullen optreden. In dat geval zorgt de contractsluitende luchtvaartmaatschappij ervoor dat de passagier wordt ingelicht over de identiteit van de uitvoerende luchtvaartmaatschappij(en) zodra deze bekend is. Telkens wanneer de uitvoerende luchtvaartmaatschappij wordt gewijzigd, doet de contractsluitende luchtvaartmaatschappij het nodige om ervoor te zorgen dat de passagier op de hoogte wordt gesteld van deze wijziging, in elk geval uiterlijk bij het inchecken. Deze bepalingen zijn van toepassing op vluchten die:


3. vertrekken vanaf een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waar het Verdrag van kracht is, of


4. vertrekken vanaf een luchthaven in een derde land en gaan naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waar het Verdrag van kracht is, indien de contractsluitende luchtvaartmaatschappij van de vlucht een uit de Gemeenschap afkomstige maatschappij is, of


5. vertrekken vanaf een luchthaven in een derde land, indien de vlucht deel uitmaakt van een vervoerscontract dat in de Gemeenschap is gesloten en indien het vervoer in de Gemeenschap is begonnen.

Rechten van luchtreizigers met beperkte mobiliteit

De Raad luisterde naar de presentatie van de heer Jacques Barrot, vice- voorzitter en Commissielid voor vervoer, over het voorstel voor een verordening inzake de rechten van luchtreizigers met beperkte mobiliteit.

Doel van dit voorstel is, een stabiel en gedetailleerd communautair regelgevingskader op te stellen voor de opvang van reizigers met beperkte mobiliteit en de financiering van extra kosten. Ten eerste wordt het luchtvaartmaatschappijen verboden een boeking of het instappen van een persoon te weigeren wegens diens handicap of leeftijd. Ten tweede hebben personen met beperkte mobiliteit recht op gratis bijstand in luchthavens en in het vliegtuig.

De verantwoordelijkheid voor de bijstand en het organiseren ervan berust bij het beheersorgaan van de luchthaven, dat hiervoor van de luchtvaartmaatschappijen een financiering ontvangt. Bijstand in het vliegtuig is een taak voor de luchtvaartmaatschappijen zelf.

Voorts wordt bepaald dat de rechten van personen met beperkte mobiliteit beter beschermd worden wanneer zij de luchtvaartmaatschappijen en de beheersorganen van de luchthavens van tevoren over hun specifieke behoeften informeren. De lidstaten dienen sancties in te stellen en instanties op te richten voor klachtenbehandeling.

DIVERSEN

Veiligheid in het spoorwegvervoer

De Raad heeft nota genomen van het verzoek van de Belgische delegatie over de veiligheid in het spoorwegvervoer en van de opmerkingen van de heer Jacques Barrot, vice-voorzitter, over dit onderwerp.

Veiligheid van passagiers in nachtbussen

De Raad heeft nota genomen van het verzoek van de Deense delegatie over de veiligheid van passagiers in nachtbussen en van de opmerkingen van de heer Jacques Barrot, vice-voorzitter, en de Duitse delegatie over dit onderwerp.

Zeevervoer

De Commissie, zo stelde vice-voorzitter Barrot, is ervan overtuigd dat alle betrokken partijen voordeel zouden hebben bij de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en dat een besluit in die zin de uitvoering van het toekomstige verdrag betreffende de normen voor maritieme werkzaamheden in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) ten goede zou komen.

De Raad heeft nota genomen van het verzoek en het Comité van permanente vertegenwoordigers opgedragen de zaak te bespreken.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

VERVOER

Galileo-Marokko

De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij de Commissie gemachtigd wordt onderhandelingen te openen met Marokko met het oog op de totstandbrenging van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Gemeenschap en dat land betreffende de ontwikkeling van een wereldwijd civiel satellietnavigatiesysteem.

Galileo - stationerings- en exploitatiefase

Na het in december 2004 bereikte akkoord, heeft de Raad een partiële algemene oriëntatie aangenomen over het voorstel voor een verordening inzake de uitvoering van de stationeringsfase en de exploitatiefase van het Europees programma voor radionavigatie per satelliet; een definitief standpunt wordt uitgesteld totdat het debat over de financiële vooruitzichten (2007-2013) is afgesloten.

Dit verordeningsvoorstel heeft tot doel de voortzetting van de programma's in het kader van het Europese wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) te garanderen via de vaststelling van de voorwaarden voor de financiering van de stationeringsfase en de exploitatiefase van het GALILEO-programma, waaronder een bijdrage van de Gemeenschap.

INTERNATIONAAL RECHT

Verdrag betreffende de normen voor maritieme werkzaamheden

De Raad heeft een besluit aangenomen inzake het voeren van onderhandelingen over de bepalingen van het ontwerp-verdrag betreffende de normen voor maritieme werkzaamheden in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Samenwerking op specifieke gebieden

De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan de volgende ontwerp-besluiten van het Gemengd Comité van de Europese Economische Ruimte (EER) tot wijziging van de EER-Overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden:

een besluit tot verlenging (tot en met 2005) van de samenwerking op het gebied van de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt (6907/05);

een besluit tot verlenging (tot en met 2006) van de samenwerking op audiovisueel gebied waarbij de looptijd van de programma's "MEDIA Training" en "MEDIA Plus - ontwikkeling, distributie en promotie" wordt verlengd (7205/05);

een besluit waarbij de samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling wordt uitgebreid tot de voorbereidende activiteiten voor versterking van het Europese veiligheidsonderzoek (2005) (6799/05)

een besluit waarbij de samenwerking op milieugebied wordt uitgebreid tot het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (7337/05) en

een besluit tot uitbreiding van de samenwerking tot ondernemingen, ondernemerschap en het midden- en kleinbedrijf (7530/05)

Het Gemengd Comité van de EER heeft tot taak, alle relevante communautaire wetgeving in de EER-overeenkomst te integreren, zodat in de interne markt de nodige rechtszekerheid en juridische homogeniteit kan heersen.


---

De Raad heeft de volgende verklaring opgesteld voor de Raadsnotulen:
"De Raad is een partiële algemene oriëntatie overeengekomen met betrekking tot de artikelen 1 tot en met 10 en 12 tot en met 16, maar kan hier naar aanleiding van het advies van het Europees Parlement of nieuwe feiten op terugkomen; als nieuw feit kan onder meer worden beschouwd de impact van het financiële kader waarover in het licht van het algemene akkoord over de financiële vooruitzichten een besluit zal worden genomen, meer in het bijzonder met betrekking tot de kwantitatieve beleidsdoelstelling in artikel 1." "#$78@AOPXYh?'¦§¿ÀËÝñ

- H I K k ? + - « ã ö |h-Fìh¢!~5?6? h Het eerste Marco-Polo-programma betreft de periode 2003-2006 en heeft een budget van 75 miljoen euro (Verordening 1382/2003, PB L 196 van 2 augustus 2003).