Ministerie van Justitie

Persbericht

Wet kosten bestuurlijke voorprocedure voldoet
22 april 2005

Een evaluatie-onderzoek

De doelstelling van de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures, die sinds maart 2002 van kracht is, is gerealiseerd. De wet maakt het mogelijk kosten die belanghebbenden maken in een bezwaar- of beroepsprocedure (gedeeltelijk) te vergoeden in die gevallen waarin het bestreden besluit wordt herroepen vanwege een onrechtmatigheid die te wijten is aan het bestuursorgaan.

Met de nieuwe regeling werd ook beoogd een eind te maken aan de door de civiele en de bestuursrechter verschillend toegekende vergoedingen. Dit blijkt uit een evaluatieonderzoek dat is uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen en Pro Facto B.V. De ministers Donner en Remkes hebben het rapport vandaag aan de Tweede Kamer gestuurd.

Tijdens de parlementaire behandeling van de wet werd de vrees geuit dat de vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar- dan wel beroepsprocedures zou leiden tot een verstarring van standpunten en tot een juridisering van de bestuurlijke voorprocedure. De onderzoekers constateren na onderzoek bij een aantal bestuursorganen, rechters en rechtshulpverleners dat de regeling conform de bedoeling van de wetgever wordt uitgevoerd en dat er in slechts enkele onderzochte gevallen moeite bleek met het toepassen van de juiste wegingsfactor bij het toekennen van een geldelijke vergoeding.

In vijf tot tien procent van de bezwaarschriften wordt om een onkostenvergoeding gevraagd, doorgaans door de rechtshulpverlener. Belanghebbenden die zonder rechtshulpverlener bezwaar maken doen zelden een beroep op een vergoeding. Dat kan te maken hebben met onbekendheid met de regeling, maar ook met het feit dat burgers bij het voeren van een bezwaarprocedure bijna geen andere kosten maken dan die van rechtsbijstand.

In een tot twee procent van de bezwaarprocedures wordt een vergoeding van de kosten van de procedure toegekend. De gemiddelde vergoeding bedraagt 403 euro. Dit bedrag wordt door rechtshulpverleners als niet kostendekkend bestempeld en is lager dan de voorheen door de civiele rechter toegekende vergoeding. Wel vinden zij dat de regeling duidelijkheid verschaft en minder werk oplevert dan vroeger.

Van een verdergaande juridisering van de voorprocedure is volgens de onderzoekers geen sprake, laat staan dat er een aanzuigende werking van uit gaat.

Aanbevelingen
Op grond van hun bevindingen adviseren de onderzoekers wel te komen tot een meer actieve voorlichting over deze regeling van de kant van de bestuursorganen. Gelet op het streven van de minister van Justitie om burgers beter te beschermen tegen een te trage besluitvorming bij bestuursorganen, bevelen zij aan om de regeling van onkostenvergoeding uit te strekken tot die situaties waarin een bezwaarschrift wordt ingediend tegen het niet tijdig nemen van een primair overheidsbesluit.

Het rapport is te vinden op de website van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en DocumentatiecentrumWODC.