Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Tjon-A-Ten en Van Dijken (beiden PvdA) over het VN-verdrag voor mensen met een handicap. Deze vragen werden ingezonden op 16 maart met kenmerk 2040510570.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op vragen van de leden Tjon-A-Ten en Van Dijken (beiden PvdA) over het ontwerp - VN-Verdrag voor mensen met een handicap.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het persbericht van Reuters "UN panel pushes along disabled rights treaty"? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat "The European Union is leading the fight against placing new financial and legal obligations on governments"? Zo ja, kunt u aangeven waarom de EU, onder leiding van Nederland als toenmalige Voorzitter, belemmeringen heeft opgeworpen om te komen tot een allesomvattend en integraal internationaal Verdrag ter bevordering en bescherming van de rechten, de vrijheden en de waardigheid van personen met een handicap?

Antwoord

Nee, dit is onjuist. Voor een juiste weergave van de EU positie, zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 3

Is de enige reden van deze belemmerende en selectieve houding een financiële? Zo neen, is de diepere oorzaak hiervan gelegen in het gebrek aan (internationale) maatschappelijke druk en verontwaardiging, waarvan een van de meest kwetsbare groepen, namelijk mensen met een handicap, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, kind van de rekening dreigt te worden?

Antwoord

Er is geen sprake van een belemmerende en selectieve houding van de EU, noch van enige onderschatting van de problemen die gehandicapten ondervinden in de uitoefening van hun mensenrechten. De EU is voorstander van totstandkoming van een verdrag over de "full and equal enjoyment of all human rights and fundamental freedoms by persons with disabilities". Met die titel, maar vooral met haar inzet in de onderhandelingen, beoogt de EU uitdrukking te geven aan enerzijds de overtuiging dat bestaande, algemene mensenrechtenverdragen op een ieder van toepassing zijn, dus ook op mensen met een handicap, en anderzijds het besef dat de in die verdragen gegarandeerde rechten juist voor mensen met een handicap vaak moeilijk uit te oefenen zijn als gevolg van hun specifieke situatie. Het doel van dit verdrag dient derhalve, in de visie van de EU, geen andere te zijn dan te bevorderen dat het genot van de bestaande mensenrechten ook voor mensen met een handicap geëffectueerd wordt. Deze rationele benadering van de problematiek stuit, zoals ook uit het persbericht moge blijken, soms op onbegrip, omdat ten onrechte de conclusie wordt getrokken dat de EU onvoldoende is doordrongen van de problemen die mensen met een handicap ondervinden in de uitoefening van hun rechten. De EU is van oordeel dat juist een meeromvattende benadering van het verdrag, zoals met name wordt voorgestaan door ontwikkelingslanden, de indruk kan doen ontstaan dat rechten van gehandicapten primair in dit verdrag te vinden zijn. De EU is van mening dat gehandicapten niet meer of minder mensenrechten genieten dan ieder ander. De EU beschouwt beleidsmatige verplichtingen ten opzichte van gehandicapten als primair een nationale aangelegenheid en is daarom geen voorstander van het opnemen van deze verplichtingen in de tekst van het verdrag. Het EU-standpunt ondervindt in de onderhandelingen over het verdrag ruime steun van andere delegaties.

Vraag 4

Hoe verhoudt deze opstelling zich tot het feit dat de Europese Commissie (EC) in maart 2003 met een 'Guidance Note on Disability and Development' een belangrijke stap heeft gezet om 'disability' te integreren in het beleid van ontwikkelingssamenwerking? Met het feit dat de EC 'disability' ziet als een belangrijk horizontaal ontwikkelingsthema? En met het feit dat in het Verdrag van Amsterdam - in het bijzonder in het non-discriminatie artikel (clausule 13) 2) - handicap / functie-beperking expliciet wordt genoemd?

Antwoord

Het antwoord op vraag 3 geeft aan dat er geen sprake is van een tegengestelde opstelling. De opstelling van de EU inzake de functie van het Verdrag biedt juist perspectieven om het artikel in het Verdrag van Amsterdam waarnaar u verwijst, ook in het VN-Verdrag op te nemen.

Vraag 5

Deelt u de opvatting dat de houding van de EU onder Voorzitterschap van Nederland in augustus 2004 in flagrante tegenstelling staat met de in vraag 4 genoemde uitgangspunten? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Nee, deze opvatting deel ik niet. In het antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven wat de juiste standpunten zijn. Tijdens het Nederlands voorzitterschap heb ik mij voor deze standpunten ingespannen en geprobeerd de dialoog met de NGO's over de inhoud van het verdrag te versterken.

Vraag 6

Is de potentiële impact van de in noot 2 genoemde opstelling van de EU inzake het bevorderen en beschermen van de rechten en vrijheden van mensen met een handicap in overweging genomen bij het bepalen van de positie van de EU inzake het genoemde ontwerp-Verdrag? Zo ja, welke afweging heeft Nederland hierbij gemaakt?

Antwoord

Hier wil ik graag verwijzen naar eerdere antwoorden, met name het antwoord op vraag 3.

Vraag 7

Bent u bereid om u alsnog, óók in EU-verband, krachtig en zonder een belemmerende houding in te zetten voor de totstandkoming van een internationaal Verdrag ter bevordering en bescherming van de rechten, de vrijheden en de waardigheid van mensen met een handicap? Zo ja, wilt u toelichten hoe u dit gaat doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Tijdens het Nederlands voorzitterschap is een actieve bijdrage geleverd aan de onderhandelingen voor de totstandkoming van dit verdrag in lijn met de EU - standpuntbepaling. Zowel het huidige als het komende voorzitterschap werken op dezelfde manier verder.

Vraag 8

Kunt u de Kamer periodiek informeren over acties en posities die de Nederlandse regering bij de totstandkoming van dit Verdrag onderneemt c.q. inneemt, en al dan niet steunt?

Antwoord

Ja, ik ben bereid de Kamer periodiek te informeren.

Vraag 9

Deelt u de mening dat de uitdaging van genoemd in voorbereiding zijnde Verdrag is om er voor te zorgen dat de rechten en vrijheden van personen met een handicap volledig worden herkend, worden erkend en kunnen worden verwezenlijkt? Zo ja, bent u ook bereid zich in te zetten opdat dit instrument bepalingen bevat die erop toezien dat de rechten van personen met een handicap daadwerkelijk kunnen worden verwezenlijkt? Wilt u toelichten hoe u dit wilt gaan doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

In mijn antwoord op vraag 3 heb ik uiteengezet dat een effectief mensenrechteninstrument de inzet is van de EU bij dit Verdrag. Nederland ondersteunt deze inzet. Daarnaast voert Nederland intensief overleg met Nederlandse en Europese belangenorganisaties en heeft het in het internationale verkeer ook oog voor de verschillen in mogelijkheden van implementatie door westerse en ontwikkelingslanden. De EU staat voor dat statenpartijen in het verdrag de verplichting krijgen opgelegd om er op toe te zien dat de bepalingen worden geïmplementeerd in overeenstemming met hun eigen juridische en bestuurlijke systeem, opdat ook beter kan worden ingespeeld op de specifieke noden in verschillende landen.

Vraag 10

Bent u op basis van de in maart 2003 door de EC uitgebrachte 'Guidance Note on Disability and Development' en anticiperend op het Verdrag ter bevordering en bescherming van de rechten, de vrijheden en de waardigheid van personen met een handicap, bereid om 'disability' expliciet te benoemen in het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking en de daarvoor benodigde (financiële) middelen beschikbaar te stellen? Zo ja, vanaf welk begrotingsjaar denkt u dat dit mogelijk is? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Zoals aangegeven en toegelicht in mijn brief van 20 oktober 2004 en de beantwoording van kamervragen van 9 december 2004, liggen de aanknopingspunten voor specifieke aandacht voor gehandicapten in de bilaterale en multilaterale samenwerking vooral in de mainstreaming binnen met name de onderwijssector en de gezondheidssector, en binnen het mensenrechtenbeleid. Er bestaan geen voornemens hierin verandering aan te brengen.


1) Zie www.reuters.com, 22 August 2004
2) Without prejudice to the other provisions of the Treaty and within the limits of the powers conferred by it upon the community, the Council, acting unanimously on a proposal from the Commission and after consulting the European Parliament, may take appropriate action to combat discrimination based on sex, racial or ethnic origin, religion or belief, disability, age or sexual orientation.


---- --