Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
25 april 2005
Ons kenmerk
DGP/WV/U.05.00981
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

-
Uw kenmerk
2040511300
Onderwerp
Kamervragen RDW

Geachte voorzitter,

Hieronder treft u mijn antwoorden aan op de vragen van de Kamerleden Depla en Verdaas over reizen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer.

Kunt u bevestigen dat de leden van de directie en van de Raad van Toezicht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) en hun partners verschillende reizen naar het buitenland hebben gemaakt (onder andere naar Griekenland en Boedapest) sinds de RDW getransformeerd is tot zelfstandig bestuursorgaan?

Ja. Uit de informatie die ik naar aanleiding van uw vragen van de RDW heb ontvangen blijkt dat door de leden van de Raad van Toezicht, de leden van de directie en de partners, sinds de verzelfstandiging van de RDW per 1 juli 1996, op initiatief van de Raad van Toezicht twee buitenlandse reizen zijn gemaakt, te weten een lang weekend naar Griekenland in oktober 1999 en een lang weekend naar Boedapest in juni 2004.

Wat was het motief voor deze reizen?

Tot de reis naar Griekenland is door de toenmalige Raad van Toezicht besloten op grond van de afweging dat het wenselijk was in een andere setting bijeen te komen, om zich te bezinnen op de toekomstige strategische koers van de RDW na de eerste drie jaren van verzelfstandiging, waarbij veel ingrijpende veranderingen in hoog tempo hadden plaatsgevonden. Ook diende deze bijeenkomst om de onderlinge samenwerking een beter fundament te geven.
De reis naar Boedapest is georganiseerd vanwege het vertrek na 8 jaar van drie leden van de raad waaronder de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter, die met veel inzet het publiek belang hebben gediend. De vertrekkende leden gaven de voorkeur aan een afscheid van de RDW in kleine kring in plaats van een afscheid voor een ruime kring van interne en externe genodigden.

Was het uw inziens noodzakelijk dat leden van zowel de directie als de Raad van Toezicht met hun partners deelnamen aan deze reizen?

Binnen de verzelfstandigde RDW is deze afweging onder eigen verantwoordelijkheid van de Raad van Toezicht en de directie gemaakt. Volgens mededeling van de RDW heeft bij het betrekken van de partners een rol gespeeld dat beide reizen in het weekend plaatsvonden, alsmede dat het gebruikelijk is om bij afscheid de partners te betrekken.

Klopt het dat de kosten van de reizen geheel of gedeeltelijk door de RDW (en dus met overheidsgeld) zijn gedekt? Zo ja, hoeveel geld was ermee gemoeid? Indien de kosten geheel of gedeeltelijk zijn betaald door de RDW, is dit te rechtvaardigen gezien het karakter van deze reizen?

De door de RDW betaalde kosten voor beide reizen bedragen in totaal volgens opgave van de interne accountant van de RDW E 34.054,-. Dit betekent dat per deelnemer E 2300,- is besteed aan buitenlandse reizen over een periode van 8 jaar.

Alhoewel de desbetreffende afweging tot de verantwoordelijkheid van de Raad van Toezicht en de directie behoort, is deze handelwijze in mijn ogen hoogst ongelukkig geweest. Ik heb de directie en de voorzitter van de Raad van Toezicht schriftelijk van mijn standpunt op de hoogte gebracht. In aanvulling daarop kan ik u mededelen dat de directie en de huidige Raad van Toezicht, die sinds 1 juli vorig jaar in functie is, inmiddels naar aanleiding van een code goed bestuur de eigen reglementen hebben aangepast. In dit verband zijn ook een auditcommissie en een renumeratiecommissie ingesteld en zijn procedures vastgesteld inzake de beoordeling van de noodzaak voor buitenlandse reizen. Ik heb kennis genomen van deze aanvullende maatregelen. In mijn optiek zijn daarmee de kaders voor toekomstig handelen duidelijk en is een verantwoorde afweging gewaarborgd.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs