---

Brieven aan de Kamer
---

Opbrengst Orions

25-4-2005 10:03:00

Inleiding Op 14 april 2005 heeft de Stichting Vrienden Marinevliegkamp Valkenburg de Minister van Defensie een brief gestuurd met aanvullende vragen over de verkoop van de Orions. Een afschrift van de brief is ook naar de leden van de vaste commissie voor Defensie van de Tweede Kamer gestuurd. Mede naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van de Tweede Kamer (05-DEF-B-034) ga ik in deze brief in op de aanvullende vragen van de stichting en op haar aanhoudende suggestie dat Defensie de vliegtuigen te goedkoop heeft verkocht.

Boekwaarde Anders dan de stichting blijkens de brief veronderstelt, heeft materieel bij Defensie in strikte zin geen boekwaarde. Bij de bepaling van de vraagprijs van een overtollig goed wordt wel een vergelijkbare restwaarde berekend op basis van de resterende technische levensduur en de geïndexeerde aanschafprijs. Deze methode wordt al vele jaren met instemming van het ministerie van Financiën gebruikt. Deze berekeningswijze wordt overigens gebruikt als richtlijn voor een vraagprijs; de werkelijke prijs komt tot stand op basis van vraag en aanbod.

In het geval van de Orions is de technische levensduur van de vliegtuigen op 40 jaar gesteld. Bij levering zullen de toestellen gemiddeld 23 jaar oud zijn en hebben ze dus nog een resterende levensduur van zeventien jaar. Op grond van de hierboven genoemde berekeningsmethode is een vraagprijs, exclusief CUP, van 12 miljoen vastgesteld.

Prijs per toestel Alleen Duitsland en Portugal hebben serieus belangstelling getoond voor de Orions. Na intensieve onderhandelingen tot op het hoogste niveau is met Duitsland uiteindelijk een prijs van 9 miljoen per vliegtuig (exclusief CUP) overeengekomen. Ook de drie toestellen die al vier jaar in Portugal stonden opgeslagen en waarvoor aanvankelijk in het geheel geen belangstelling bestond, konden uiteindelijk worden verkocht voor hetzelfde bedrag per vliegtuig.

Toebehoren en luchtwaardigheid Voor de vliegsimulator betaalt Duitsland 7 miljoen, exclusief 2 miljoen verplaatsingskosten. Voor de reservedelen betaalt Duitsland in totaal 49 miljoen, voor de gronduitrusting 7 miljoen.

Nederland levert de toestellen in een luchtwaardige staat. De drie in Portugal gestalde toestellen hebben vier jaar lang stilgestaan en golden niet meer als luchtwaardig. De kosten om de drie toestellen in Portugal weer luchtwaardig en geschikt voor CUP te maken zijn geraamd op 2 miljoen per vliegtuig. Het alternatief was de toestellen voor 7 miljoen per stuk te verkopen, maar dat had niet de voorkeur van Portugal.

Investeringen In de afgelopen tien jaar is in totaal ruim 5 miljoen geïnvesteerd in modificaties ter verbetering van de Orions. In de vliegsimulator is in het verleden 12 miljoen geïnvesteerd in het kader van instandhouding.

Opleidingen Voor de afname van diensten is het uitgangspunt dat deze integraal op no profit, no lossbasis aan Duitsland worden doorberekend. Dit werkt dus kostenneutraal. Hiervoor wordt Duitsland 24 miljoen in rekening gebracht en zal nog een aanvullend contract worden gesloten van maximaal 5 miljoen (personeelskosten in 2006).

Kassabon De gedetailleerde bijlage bij de brief van de stichting, waarin Defensie tot dusver geen inzicht had, bevat enige bedragen die volgens de stichting de waarde vertegenwoordigen van de goederen en diensten die aan Duitsland en Portugal worden geleverd. In deze zogenoemde kassabon voert de stichting een verschil op van ruim 200 miljoen tussen de door stichting veronderstelde waarde en de werkelijk gerealiseerde opbrengsten uit de verkoop van de Orions. De bedragen die samen dat verschil opleveren, zijn echter niet onderbouwd. Zo is het verschil tussen de vraagprijs die Defensie heeft gehanteerd en die waarmee de stichting rekent al 39 miljoen (13 maal 3 miljoen). Evenmin is in de brief aangegeven of een potentiële koper bereid zou zijn de genoemde vraagprijs te betalen. De stichting gaat er kennelijk vanuit dat de (rest)waarde die zij aan de goederen toekent gelijk is aan de verkoopwaarde. Op de markt van tweedehands strategisch materieel is dat evenwel niet zonder meer het geval, mede als gevolg van een stringent wapenexportbeleid en de afspraak met de Tweede Kamer geen overtollig materieel aan te bieden aan bepaalde categorieën landen. Dit komt tot uitdrukking in de uiteindelijke marktprijs die is overeengekomen en die nog eens 39 miljoen lager is dan de virtuele prijs die de stichting in haar berekening hanteert.

Een ander groot verschil wordt gevormd door de raming van de exploitatiekosten en de personeelskosten voor een totaalbedrag van 40,9 miljoen. Het is onjuist deze ramingen te betrekken bij de waarderaming van de vliegtuigen. De exploitatie-uitgaven zijn immers onderdeel van de maatregel om Marinevliegkamp Valkenburg af te stoten en hangen samen met een stapsgewijze vermindering van de personele sterkte. Deze uitgaven, met andere woorden, staan los van de verkoop van de vliegtuigen. Wél zullen de kosten van de activiteiten die verband houden met de training van de Duitsers, inclusief de benodigde vlieguren, worden doorberekend aan Duitsland (thans 24 miljoen en maximaal 5 miljoen).

Het derde grote verschil betreft een bedrag van in totaal 50 miljoen voor modificaties. Modificaties kunnen betrekking hebben op instandhouding of verbetering. Naast het feit dat de opgenomen raming niet klopt, zijn de modificaties die als verbetering zijn uitgevoerd betrokken in de bepaling van de vraagprijs.

Het laatste grote verschil heeft betrekking op de reservedelen. Naast een onjuiste waardering van de reservedelen is voorts geen rekening gehouden met extra opbrengsten voor reservedelen van 29 miljoen.

Conclusie Het is uiteraard mogelijk om zonder nadere onderbouwing te stellen dat voor de vliegtuigen en de toebehoren een hogere prijs had moet worden berekend. Echter nergens is aangetoond dat Duitsland of Portugal, of welk ander land dan ook, bereid was om een hogere prijs voor onze Orions te betalen. Het is uiteindelijk de markt die de prijs bepaalt.

Naar de stellige overtuiging van Defensie, alsook van de bij de onderhandelingen betrokken dienst Domeinen van het ministerie van Financiën, is, gelet op de beperkte belangstelling en de beperking dat de toestellen niet aan ieder willekeurig land mochten worden verkocht, met de contracten met Duitsland en Portugal het uiterste bereikt. Het is ook mijn stellige overtuiging dat vasthouden aan een hogere prijs in de onderhandelingen had betekend dat de verkoop van de baan zou zijn geweest. Dit had, bij gebrek aan andere gegadigden, geleid tot extra kosten voor conservering en tot een waardedaling door verdere veroudering. Ook zou latere gegadigden geen operationele ondersteuning meer kunnen worden geleverd. Deze ondersteuning is voor de verkoop aan Duitsland essentieel geweest.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE