Tweede Kamer der Staten Generaal

Hierbij stuur ik onder EMBARGO de toespraak van de Voorzitter van de Tweede Kamer die hij vanmiddag zal uitspreken bij de opening van de tentoonstelling over het leven van Aletta Jacobs (Statenpassage Tweede Kamer om 17.00 uur).

EMBARGO TOT MOMENT VAN UITSPREKEN (17.00 UUR)

Nogmaals van harte welkom. Van harte welkom bij het laatste onderdeel van deze middag. Nu staan wij in een ander, nieuw deel van het gebouw van de Tweede Kamer: de Statenpassage. Hier in dit deel van het gebouw had Aletta Jacobs nooit kunnen staan, omdat dit deel pas is gebouwd vele jaren na het overlijden van mevrouw Jacobs.

Het is voor ons zo vanzelfsprekend dat vrouwen kunnen studeren, dat vrouwen kiesrecht hebben, dat vrouwen werken en dat vrouwen voorbehoedsmiddelen gebruiken. En dit zijn dan nog voor de hand liggende voorbeelden. Er zijn nog veel en veel meer onderwerpen te bedenken. Maar wij weten ook dat deze ?rechten? met veel moeite en energie zijn verworven.

Eén van de personen die heel veel moeite en energie in onze huidige vanzelfsprekendheden heeft gestoken, is Aletta Jacobs. Het begon al in haar jeugd. Ze wilde niet naar een jonge damesschool. Haar vader gaf haar lessen in Grieks en Latijn, zodat de 15-jarige Aletta het examen van leerling-apotheker kon halen. Het diploma behaalde ze in 1870 en in 1871 ging ze naar de Groningse universiteit. Met als resultaat dat Nederland op 3 april 1878 de eerste vrouwelijke arts had. En in 1879 promoveerde zij tot doctor in de medicijnen.

Het leven van Aletta Jacobs stond in het teken van vele idealen. Als huisarts hielp ze gratis arme vrouwen in de Jordaan in Amsterdam, schreef ze een voorlichtingsboek voor vrouwen over hun lichaam en adviseerde ze vrouwen over het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Als vrouw voerde zij strijd om het vrouwenkiesrecht.

In 1883 had zij om stemrecht gevraagd, want zij voldeed aan de wettelijke voorwaarden: ingezetene van Nederland en belasting betalend. Vrouwen waren in formele zin dus niet uitgesloten. Maar haar aanvraag werd afgewezen. Bij een Grondwetswijziging in 1887 werden vrouwen expliciet uitgesloten van het stemrecht. De wet sprak nu over mannelijke ingezetenen van Nederland.

In 1894 richt een aantal vrouwen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht op. Aletta Jacobs is voorzitter van deze vereniging van 1903 tot 1919. Als voorzitter reist ze samen met de president van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, Carrie Chapman Catt, de wereld over om de strijd om het vrouwenkiesrecht te stimuleren.

In 1917 was de eerste overwinning: vrouwen kregen het passief kiesrecht. Maar het echte doel werd bereikt op 18 september 1919. Dat is de dag dat Koningin Wilhelmina de wet ondertekende het volledige kiesrecht aan vrouwen toekende. Pas in 1922 kregen vrouwen automatisch een stembriefje toegezonden, zoals de mannen in Nederland. Vrouwen gingen dat jaar voor het eerst naar de stembus.

Zo is het een aantal generaties geleden allemaal begonnen. Het begon met één vrouwelijk Kamerlid in 1918: Suze Groeneweg. Eind jaren 70 waren dat er ongeveer 20. Op dit moment telt de Tweede Kamer 60 vrouwelijke Kamerleden. Met dank aan Aletta Jacobs. Het gaat dus de goede kant op. Maar mijn streven is om tijdens mijn laatste periode als Voorzitter van de Tweede Kamer in het jaar 2011 149 vrouwelijke Kamerleden te hebben.

Dames en heren!

Als laatste wil ik een aantal mensen bedanken. Allereerst de projectleider Dineke Stam. Zij heeft in korte tijd deze tentoonstelling tot stand gebracht. Leen Merckx, Ingrid Verver, Lizzy Jongma en Sharon Swart. De bruikleengevers: museum Boerhaave, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging, het Groninger Museum en het universiteitsmuseum Groningen. De leerlingen en docenten van het Aletta Jacobscollege uit Hoogezand. En vanuit de Kamer: de Dienst Automatisering, de Technische Dienst en het Bureau Evenementen. En een speciale dank aan onze tentoonstellingsmedewerker Jacqueline van der Mark. De tentoonstelling is tot stand gebracht met steun van Prins Bernhard Cultuurfonds, De Mondriaanstichting en Fonds 1813.