Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat en de

Minister van Defensie, de reactie aan op uw verzoek van 24 februari 2005 met kenmerk 05-BuZa-14 inzake Piraterij in de Straat van Malakka.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
Reactie op Commissieverzoek inzake piraterij in de Straat van Malakka

De Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) verzoekt in de brief om begeleiding in de Straat van Malakka door schepen van de Koninklijke marine, dan wel om bescherming door marineschepen in internationaal verband.

In het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de ministers van Defensie en van Verkeer en Waterstaat op kamervragen van de leden Dezentjé Hamming en Van Baalen (Aanhangsel-Handelingen nr. 733, vergaderjaar 2004-2005), is reeds aangegeven dat belangrijke delen van de Straat van Malakka behoren tot de territoriale wateren van Indonesië, Maleisië en Singapore en dat zonder toestemming van de desbetreffende kuststaat optreden of ingrijpen in territoriale wateren niet is toegestaan.

Tijdens een Asean Regional Forum bijeenkomst (ARF) in Singapore begin maart jl. is uitgebreid gesproken over security en piraterij. Hieraan namen deel, naast de Zuidoostaziatische landen, belangrijke 'user states', zoals de EU (vertegenwoordigd door Nederland, als waarnemend voorzitter, en de Europese Commissie), de VS, Japan en Rusland, alsmede de SG van IMO. Door de kuststaten werd enige inmenging in territoriale aangelegenheden als volstrekt onacceptabel aangemerkt. Deze landen zouden van de 'user states' wel assistentie ten behoeve van capaciteitsopbouw verwelkomen. Mede onder druk van IMO en de 'user states' werd in Singapore erkend dat de kuststaten een verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van het recht op vrije en veilige doorvaart door de Straat van Malakka en dat passerende schepen beschermd dienen te worden tegen gewapende overvallen en piraterij. De noodzaak van regionale en multilaterale samenwerking werd onderstreept. Zowel Singapore als Maleisië hebben inmiddels een begin gemaakt met gecoördineerde patrouilles. Daarnaast wordt met actieve medewerking van IMO invulling gegeven aan een Regional Co-operation Agreement on Anti-piracy in Asia, met een bijbehorend Information Sharing Centre. Deze overeenkomst dient te zijner tijd uit te monden in gezamenlijke handhavings- en informatie-activiteiten en capaciteitsopbouw.

Volgens het International Maritime Bureau zijn in 2004 325 schepen wereldwijd het doelwit geweest van gewapende overval/ piraterij. 49 schepen daarvan voeren onder de vlag van een EU-lidstaat, waarvan 14 onder Cypriotische vlag, 13 onder Maltezer vlag, 7 onder Britse, en 5 onder Griekse vlag. Onder de 49 schepen bevonden zich 4 schepen die geregistreerd staan op de Nederlandse Antillen en 1 Nederlands schip. Uiteraard wordt de ernst van de aanvallen op de Nederlandse en Nederlands-Antilliaanse schepen niet onderschat. Gezien echter de opstelling van de vertegenwoordigers van de kuststaten in de ARF bijeenkomst en het relatief beperkte aantal Nederlandse/ Nederlands Antilliaanse schepen dat doelwit was in 2004, wordt inzet van de Koninklijke marine in de Straat van Malakka niet opportuun geacht.

De rol van Nederland op dit gebied is met name gericht op het blijven monitoren (via IMO en de EU voor wat betreft de multilaterale kaders, zoals ARF) van de plaatselijke ontwikkelingen. Voorts geldt dat het vraagstuk van piraterij al jaren een vast agendapunt is van de IMO-bijeenkomsten.


---- --