---

Kamervragen en antwoorden
---

Antwoorden op Kamervragen over verkoop Nederlandse Onderzeeboten

9-5-2005 9:55:00

Hierbij bied ik u mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretarissen van Financiën en van Economische Zaken, de antwoorden aan op de vragen van het lid Van Baalen (VVD) over de verkoop van Nederlandse onderzeeboten (uw kenmerk 2040512940).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Antwoorden op vragen van het lid Van Baalen (VVD) over de verkoop van Nederlandse onderzeeboten (uw kenmerk 2040512940).

1. Bent u op de hoogte van de Tv-uitzending over de door het ministerie van Defensie aan de ondernemer J. van den Nieuwenhuyzen verkochte Nederlandse onderzeeboten? Kunt u ter zake aangeven van welke juridische constructies de heer Van den Nieuwenhuyzen zich in de relatie tot de Nederlandse overheid en andere relevante betrokken contractpartijen heeft bediend?

In 1995 heeft de Staat der Nederlanden (Dienst Domeinen) een contract gesloten met RDM Technology Holding BV voor de verkoop van ex-Hr.Ms. Tijgerhaai en ex-Hr.Ms. Zwaardvis. Daarin is bepaald dat doorverkoop uitsluitend kon plaatshebben aan regeringen van bepaalde landen en dat er voor verkoop een reguliere Nederlandse wapenexportvergunning vereist was. Een andere belangrijke voorwaarde uit het contract betreft de verplichting tot sloop indien de boten niet binnen een bepaalde termijn zijn doorverkocht. De Kamer is hier per brief over ingelicht op 12 december 1995 en op 28 oktober 2004 (29 741 nr. 4).

2. Heeft de heer Van den Nieuwenhuyzen een exportvergunning voor de verkoop van de genoemde boten aan Maleisië verkregen? Zo neen, op welke titel kon hij deze boten naar Maleisië transporteren?

Ja, op 17 oktober 2000 is een exportvergunning verstrekt om de twee onderzeeboten naar Maleisië te verschepen. Aan deze exportvergunning is een wederinvoerverplichting gekoppeld, waarmee de vergunning het karakter van een vergunning voor tijdelijke uitvoer kreeg. Het is mogelijk om een ontheffing van een wederinvoerverplichting te krijgen, hetgeen zowel nodig zou zijn geweest in het geval de voorgenomen transactie met de Maleisische regering doorgang zou hebben gevonden, als in het geval dat een andere voor het Nederlandse wapenexportbeleid aanvaardbare afnemer zou zijn gevonden, of indien tot sloop zou worden besloten. De aanvraag voor een ontheffing van een wederinvoerverplichting wordt behandeld en getoetst als ware het een (nieuwe) aanvraag voor een vergunning voor definitieve uitvoer.

3. Wat zijn de juridische verplichtingen die Nederland nog ten aanzien van de in Maleisië afgemeerde onderzeeboten heeft, indien de heer Van den Nieuwenhuyzen deze boten niet voor diens kosten laat verschroten, dan wel kan verkopen aan een land dat binnen het Nederlandse wapenexportbeleid valt? Betekent dit dat de Nederlandse regering in rechte door Maleisië kan worden aangesproken op het verschroten van de genoemde onderzeeboten?

De Staat der Nederlanden heeft in deze zaak geen juridische verplichtingen ten aanzien van de staat Maleisië of de werf te Lumut, waar de twee onderzeeboten liggen afgemeerd. Op dit moment is niet voorzienbaar dat de Staat in rechte kan worden aangesproken op het verschroten van genoemde onderzeeboten.

4. Welke acties hebben de ministeries van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken en van Defensie ondernomen en zullen de ministeries ondernemen ten einde ervoor te zorgen dat de heer Van den Nieuwenhuyzen de op hem gelegde verplichting ten aanzien van de onderzeeboten nakomt?

Eind 2004 is RDM Technology Holding BV meerdere malen gewezen op de verplichtingen die voortvloeien uit het contract. Aan RDM Technology Holding BV is tot 1 januari 2005 de gelegenheid geboden om alsnog met een aanvaardbare koper voor de twee onderzeeboten te komen. Aangezien RDM Technology Holding BV ondanks een rappel niet met een koper is gekomen, is zij in maart van dit jaar gesommeerd om uiterlijk 24 april 2005 een plan van aanpak voor te leggen voor de manier waarop en de termijn waarbinnen de onderzeeboten zullen worden ontmanteld en gesloopt.

Via Hr.Ms. Ambassade in Kuala Lumpur is voorts contact gezocht met de werf. Begin 2005 is de technische staat van de onderzeeboten door Nederlands marinepersoneel onderzocht. Ook is contact gezocht met de werf over het mogelijke vervolgtraject.

Op 22 april 2005 heeft de advocaat van RDM Technology Holding BV een procedurevoorstel voor sloop aangeboden. Thans wordt nader onderzocht of dit voorstel aanvaardbaar is.