CDA Rotterdam


Persberichten

Rotterdam, 9 mei 2005
CDA: evenementen mogen niet ten onder gaan aan kosten politie inzet

Naar aanleiding van de berichten in het RD en de NRC van 4 mei 2005 over het voornemen van minister Remkes van Binnenlandse Zaken om de inzet van politie bij grote evenementen voor de helft in rekening te brengen bij de organisatoren, stelde fractielid Frans Jozef van der Heijden het College vandaag de volgende schriftelijke vragen:


1.Welke grootschalige evenementen en manifestaties kunnen in Rotterdam onder het voornemen van de minister (c.q. het wetsvoorstel dat hij thans heeft voorgelegd aan diverse koepelorganisaties) worden begrepen?

2.Welke grootschalige evenementen en manifestaties (anders dan zogenaamde risico wedstrijden in het betaald voetbal) hebben tot nu toe extra politie-inzet meegebracht, die niet tot de meer normale ordehandhaving gerekend kunnen worden wanneer zich veel mensen in de binnenstad bevinden?

3.Welke eisen worden thans aan organisatoren bij de vergunningverlening voor grootschalige evenementen gesteld voor wat het bewaren van de openbare orde betreft en zijn daar bij de uitvoering klachten over?

4.Kan het college aangeven wanneer zich bij grootschalige evenementen in de stad incidenten hebben voorgedaan, die extra inzet van politie nodig hebben gemaakt en kan daarvan dan een kostenindicatie worden gegeven?

5.Bestaat er naar de ervaring van het regiokorps Rotterdam-Rijnmond verschil in ordeproblematiek bij de organisatie van wat als gratis toegankelijke stadsevenementen moet worden beschouwd (Zomercarnaval, Dunya, Metropolis, Rotterdam-September t.b.v. de Culturele Instellingen in Rotterdam) en wat als meer commerciële evenementen moet worden beschouwd (Dance Parade, Muziekevenementen ).
6.Hoe verhouden zich in dit opzicht gratis stadsevenementen in de culturele sfeer zich ten opzichte van sportieve evenementen zoals de Rotterdam-Marathon en Wielerevenementen?

7.Kan het college rechtvaardigen waarom in het voorstel van de minister bijvoorbeeld betogingen en protestmanifestaties niet in aanmerking vindt komen voor doorberekening van de politie-inzet.
8.Is het verstandig om bij doorberekening van kosten niet alleen uit te gaan van zogenaamde door de overheid georganiseerde evenementen (die niet onder doorberekening worden begrepen) maar ook van evenementen die een belangrijke maatschappelijke en/of culturele functie voor de stad hebben?

9.Is het verstandig om ook in deze onderscheid te maken tussen commerciële evenementen en typische stadsevenementen, die in het gemeentelijke beleid zijn opgenomen en als zodanig worden gesubsidieerd?

10.Is het verstandig om juist bij de invoering van deze laatste categorie van evenementen deze feitelijk te scharen onder de categorie door de overheid georganiseerde evenementen?

11.Zo dat niet mogelijk is heeft het college enig idee wat de maatregelen van de minister betekenen voor de subsidieverlening aan deze laatste categorie van evenementen of indien geen ruimte gevonden kan worden voor extra subsidiëring welke evenementen uiteindelijk in Rotterdam niet meer gehouden zullen kunnen worden.
12.Is het college bereid mogelijk mede onder invloed van de uitkomsten van deze schriftelijke vragen een genuanceerde reactie (eventueel via het kanaal van de korpsbeheerders) te geven op het voorstel van de minister, dat thans toch te rigide overkomt en mogelijk teveel is gericht op de bestrijding van kosten, die vooral het beroepsvoetbal aantoonbaar met zich heeft meegebracht?