Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk VO/S&O/2005/15559

Onderwerp Bijlage(n) Maatschappelijke stage Pilots maatschappelijke stage, tien portretten van het betere werk

De maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs heeft ten doel leerlingen ten behoeve van hun ontwikkeling een vorm van buitenschools leren te bieden, als onderdeel van het onderwijsprogramma. Door het doen van vrijwilligersactiviteiten maken de leerlingen actief kennis met allerlei aspecten van de samenleving. Hierdoor wordt positief bijgedragen aan het vergroten van hun maatschappelijke betrokkenheid, van hun besef voor waarden en normen en wordt actief burgerschap gestimuleerd.

In het Hoofdlijnenakkoord is vastgelegd dat de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs wordt bevorderd. Om te realiseren dat het in 2007 op een kwart van de scholen mogelijk is om een maatschappelijke stage te volgen, zijn de afgelopen jaren verschillende, ondersteunende activiteiten uitgevoerd. Op 5 november 2003 (kenmerk VO/S&O/2003/47838) hebben wij u over deze activiteiten geïnformeerd. Wij hebben Uw Kamer in die brief toegezegd u te informeren over de uitkomsten van deze activiteiten en over de nieuw te starten activiteiten voor 2005 en verder. Met deze brief komen wij deze toezegging na. Bij de begroting 2007 zullen wij u vervolgens informeren over het behalen van onze doelstelling.

De maatschappelijke stage kent vele verschijningsvormen. Hockeytraining geven aan de pupillen, koffie schenken in het ziekenhuis, een uitje voor verstandelijk gehandicapten organiseren, internetles geven aan ouderen, een paar wedstrijden fluiten op de voetbalvereniging, of voorlezen in het verzorgingshuis. Ook kan de maatschappelijke stage verschillend worden ingevuld wat betreft duur (bijvoorbeeld een aantal weken een paar uur per week of één hele week fulltime) en kan gekozen worden voor een vrijwillig dan wel verplicht karakter voor de leerlingen. Voor het welslagen van de maatschappelijke stage zijn de inzet en betrokkenheid van drie partijen essentieel: scholen, leerlingen en maatschappelijke organisaties. De hieronder beschreven activiteiten richten zich daarom steeds op één of meerdere van deze partijen. Met dit totale pakket aan activiteiten, bieden wij de betrokken partijen ondersteuning om de maatschappelijke stage op lokaal niveau te kunnen in- en uitvoeren.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl Contactpersoon: E.A. Cobussen, T +31-70-4122641, E

blad 2/4

Rapportage pilots maatschappelijke stage
In het schooljaar 2003/2004 zijn tien pilots maatschappelijke stage uitgevoerd. Deze pilots zijn uitgevoerd op scholen voor vmbo, havo en vwo, verspreid over het land. De pilots zijn gevolgd en bestudeerd door CPS, Onderwijsontwikkeling en advies (CPS) en CIVIQ, Instituut vrijwillige inzet (CIVIQ). Doel van de pilots was om te achterhalen wat de kansen en valkuilen zijn bij de ontwikkeling, invoering en uitvoering van de maatschappelijke stage. De beschrijving en de resultaten van de pilots zijn beschreven in het rapport Pilots maatschappelijke stage, tien portretten van het betere werk. Het rapport biedt scholen en maatschappelijke organisaties een praktische handreiking doordat het enerzijds de tien pilots beschrijft en anderzijds daaruit een aantal algemene leerpunten destilleert. Het rapport is als bijlage bij deze brief gevoegd. Hieronder volgt kort een overzicht van de belangrijkste bevindingen:

- Voor het welslagen van de maatschappelijke stage is draagvlak bij en betrokkenheid van meerdere partijen essentieel: de school zelf, leerlingen, hun ouders, maatschappelijke organisaties en zo nodig een vrijwilligerssteunpunt voor de ondersteuning. Vooral een actieve betrokkenheid van leerlingen vergroot de kans op succes.
- De maatschappelijke stage is niet van de ene op de andere dag ingevoerd, maar vraagt een goede voorbereiding. Zo moeten veel scholen een nieuw netwerk opbouwen om tot samenwerking te komen met maatschappelijke organisaties en vrijwilligerscentrales. Bovendien is het van belang om vooraf de doelstellingen te bepalen.
- De ontwikkeling en implementatie van de maatschappelijke stage kost tijd en dus geld. De financiering van de meeste pilots is nu nog ad-hoc geregeld, bijvoorbeeld door subsidie van de provincie of de gemeente.

- Het werven van voldoende stageplaatsen is soms een probleem. In de pilots lukt het om hier oplossingen voor te vinden, bijvoorbeeld door leerlingen zelf hun stageplaats te laten zoeken of door samen te werken met enkele grote organisaties die veel stageplekken kunnen bieden.
- De leeropbrengst van de maatschappelijke stage wordt aanmerkelijk vergroot door de ervaringen die leerlingen opdoen een plek te geven in het onderwijs. Dit kan bijvoorbeeld door leerlingen tijdens mentorlessen hun ervaringen te laten delen met elkaar en te reflecteren op hun eigen stage.

- Leerlingen vinden het belangrijk gewaardeerd te worden voor het werk dat ze doen: een compliment op de stageplek, een aantekening op het rapport of diploma, studiepunten. Het rapport is tegen kostprijs te bestellen, zodat ook andere scholen en maatschappelijke organisaties kunnen leren van de ervaringen uit de tien pilots.

Promotie- en implementatiecampagne
Eind 2003 is een promotie- en implementatiecampagne voor de maatschappelijke stage gestart. Deze wordt eveneens uitgevoerd door CPS en CIVIQ, in afstemming met de Nationale Jeugdraad. De campagne heeft inmiddels tot de volgende resultaten geleid:
- In oktober 2004 is de website www.maatschappelijkestages.nl gelanceerd. De website vormt de toegang tot een breed aanbod aan informatie voor scholen, leerlingen en voor maatschappelijke organisaties en steunpunten vrijwilligerswerk. Op de websites zijn onder

blad 3/4

andere voorlichtingsmateriaal, artikelen, adressen, videofilmpjes en een helpdesk voor maatschappelijke stage te vinden.

- De helpdesk maatschappelijke stage is actief. Zowel bij CPS als bij CIVIQ zijn medewerkers beschikbaar om vragen van scholen of maatschappelijke organisaties te beantwoorden.
- Er zijn twee video/dvd-producties gemaakt, één voor scholen en één voor maatschappelijke organisaties. Met beelden en voorbeelden uit de praktijk worden betrokkenen geïnformeerd over en geïnteresseerd voor de maatschappelijke stage. Zo staan er voorbeelden op van leerlingen, die op verschillende locaties maatschappelijke stage uitvoeren en hun stage becommentariëren. De video/DVD is verspreid onder geïnteresseerde scholen en organisaties.
- Door middel van artikelen in tijdschriften, een debat over de maatschappelijke stage en bijdragen aan diverse conferenties en studiedagen is een breed publiek geïnformeerd over de maatschappelijke stage.
Deze activiteiten worden dit jaar voortgezet.

Ondersteuning op maat voor veertig scholen
Het ministerie van OCW heeft CPS 800.000 toegekend om in het schooljaar 2004-2005 veertig scholen ondersteuning te bieden bij de invoering en de uitvoering van de maatschappelijke stage. De ondersteuning wordt afgestemd op de vragen en de behoefte van de school zelf. De selectie van de scholen is gedaan op volgorde van binnenkomst. Er hebben zich tot nu toe iets meer dan 40 scholen aangemeld. Enkelen daarvan staan nu op een wachtlijst.

Vliegende brigade
Binnen de Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk voor en door jeugd financiert het ministerie van VWS voor de periode oktober 2004 t/m december 2006 het project Vliegende Brigade. Dit is een samenwerkingsproject van CIVIQ, NUSO, Scouting, NOC*NSF, Nationale Jeugdraad en het Verwey- Jonker Instituut. Doel van het project is het creëren van goede, veilige en uitdagende maatschappelijke stageplaatsen voor scholieren. Streven is dat per schooljaar in 30 gemeenten jongeren maatschappelijke stage gaan lopen en daardoor kennismaken met vrijwilligerswerk. Gemiddeld zijn daarbij per gemeente 100 jongeren betrokken. Het project beoogt verspreid over Nederland deskundige lokale coördinatoren maatschappelijke stage beschikbaar te hebben, die door scholen en organisaties kunnen worden ingeschakeld voor het ontwikkelen van duurzame samenwerkingsverbanden maatschappelijke stage. De lokale coördinatoren worden gecoacht door een `vliegende brigade' van experts die worden geworven uit de achterban van CIVIQ en de andere landelijk betrokken organisaties. Het Verwey-Jonker Instituut zal het gehele proces monitoren en de resultaten meten.

Aanvullende bekostiging voor scholen
In 2005 kunnen scholen voor het eerst rechtstreeks extra bekostiging ontvangen voor de ontwikkeling, invoering en implementatie van de maatschappelijke stage. Dit jaar (voor het schooljaar 2005/2006) is hiervoor een bedrag van bijna 2 miljoen beschikbaar, in 2006 (voor het schooljaar 2006/2007) een bedrag van bijna 4 miljoen. Vanaf 2007 is structureel een bedrag van ruim 8 miljoen beschikbaar. In 2005 en 2006 worden de middelen nog niet aan de reguliere bekostiging toegevoegd, omdat de

blad 4/4

middelen dan erg verdunnen. In plaats daarvan hebben we ervoor gekozen de middelen de eerste twee jaar op basis van een regeling toe te kennen, zodat de middelen alleen bij die scholen terecht komen die daadwerkelijk met de maatschappelijke stage aan de slag zijn of gaan. De regeling heeft als doel om scholen een tegemoetkoming van 15.000,-- te geven in de personele kosten die gemoeid zijn met het coördineren en organiseren van de maatschappelijke stage, het opbouwen van een netwerk ten behoeve van de ontwikkeling en uitvoering van de maatschappelijke stage, de inbedding in de school en de eventuele inhuur van derden. Op deze manieren krijgen de scholen de financiële mogelijkheid om òf een personeelslid gedeeltelijk vrij te stellen voor deze activiteiten òf om een externe in te huren voor de uitvoering van deze activiteiten, bijvoorbeeld een medewerker van een vrijwilligerscentrale. De aanvraag- en verantwoordingsprocedure zijn zo eenvoudig mogelijk gehouden, zodat de uitvoering weinig administratieve lasten voor de scholen oplevert. De Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs 2005 en 2006 wordt begin mei gepubliceerd, zodat de toekenning van de middelen rond de zomer kan plaatsvinden, waarna de scholen komend schooljaar hun activiteiten kunnen starten. Komend schooljaar kunnen 131 scholen aanvullende bekostiging ontvangen, het schooljaar erna het dubbele aantal. Vanaf 2007 is er ruimte om aan alle scholen voor voortgezet onderwijs extra middelen toe te kennen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(Maria J.A. van der Hoeven)

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

(drs. Clémence Ross-van Dorp)